Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33858 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33858 nr. D |
Vastgesteld 10 juni 2014
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening1 hebben kennis genomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu 2 inzake de beantwoording van de vragen over het beleidskader van de Europese Commissie voor klimaat en energie in de periode 2020–20303. Deze brief is mede ondertekend door de minister van Economische Zaken.
Naar aanleiding daarvan is op 23 april 2014 een brief gestuurd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken hebben op 10 juni 2014 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, De Boer
Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Den Haag, 23 april 2014
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) hebben met belangstelling kennis genomen van uw brief4 inzake de beantwoording van de vragen over het beleidskader van de Europese Commissie voor klimaat en energie in de periode 2020–2030, mede ondertekend door de minister van Economische Zaken.5
Uw brief geeft de leden van de fracties van PvdA en GroenLinks aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij deze vragen.
Europese Unie
De leden van de PvdA-fractie constateren dat u in antwoord op hun vraag over de nadelen en risico's door het niet vaststellen van nationale doelen op gebied van duurzame energie aangeeft geen nadelen en risico's te zien op Europese schaal. Ziet u deze nadelen en risico's wel op nationale schaal? Ook vernemen zij graag of daarbij verschil valt te maken tussen verschillende landen binnen de Europese Unie.
Motie-Vos en onderzoek
De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de Tweede Kamer een motie van het lid Jan Vos6 is aangenomen met betrekking tot het onderzoek dat de regering laat uitvoeren door het Planbureau voor de Leefomgeving en het Energieonderzoek Centrum Nederland.7 Komen de resultaten van dit onderzoek inderdaad, zoals de leden van de PvdA-fractie hebben vernomen, te laat beschikbaar om een rol te spelen bij de besluitvorming van de Europese Raad in oktober 2014? Zo ja, kunt u in overleg treden met de onderzoekers om danwel het onderzoeksresultaat te vervroegen, danwel alvast kennis te nemen van de voorlopige resultaten waardoor de uitkomst van dit onderzoek nog een rol kan spelen bij de besluitvorming? Graag ontvangen deze leden ook de reactie van u op de onderzoeksresultaten ten aanzien van de voor- en nadelen en (indien mogelijk) risico's.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in de Tweede Kamer de motie van het lid Jan Vos is aanvaard,8 die de regering vraagt zich niet actief te verzetten tegen een bindende doelstelling voor duurzame energie, en zich niet actief in te zetten voor een enkelvoudige doelstelling, namelijk alleen CO2 reductiedoel. Wilt u toelichten hoe u deze uitspraak van de Tweede Kamer ziet in relatie tot de beantwoording aan de Eerste Kamer?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er, op verzoek van de Tweede Kamer, een onderzoek loopt naar het effect dat een apart doel voor hernieuwbare energie eventueel heeft voor het behalen van de CO2-doelen. De uitkomsten verschijnen met Prinsjesdag. Is het mogelijk dit onderzoek te versnellen, zodat de uitkomsten nog kunnen worden meegenomen bij de besluitvorming van de Europese Raad in oktober? De leden van de GroenLinks-fractie nemen aan dat de uitkomsten van dit onderzoek van invloed zijn op het definitieve standpunt van de regering ten aanzien van al dan niet een bindende doelstelling voor hernieuwbare energie in 2030 per lidstaat. Kunt u dit beamen?
Bindende doelstellingen voor duurzame energie en CO2-uitstoot
De leden van de PvdA-fractie constateren dat na het aannemen van de genoemde motie van het lid Jan Vos in de Tweede Kamer de regering zich niet langer verzet tegen het vaststellen van een bindend doel voor duurzame energie. De leden van de PvdA-fractie achten dat zeer belangrijk. Kunt u aangeven welke landen zich op dit moment nog hiertegen verzetten? Voorts vragen deze leden u om uiteen te zetten wat de positie van de Nederlandse regering is op dit punt.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de regering, tezamen met de Europese Commissie, voor een bindende doelstelling voor hernieuwbare energie in 2030 is voor de gehele EU, maar niet voor een vertaling daarvan naar een bindende doelstelling per land. U stelt in de beantwoording dat, in het geval de inspanningen van lidstaten niet leiden tot het beoogde doel voor hernieuwbare energie, dit er niet toe mag leiden dat er alsnog bindende doelen per lidstaat worden opgelegd. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dit antwoord opmerkelijk. De regering sluit te allen tijde bindende doelen voor hernieuwbare energie per lidstaat uit, zo begrijpen deze leden. Wilt u deze opvatting toelichten? Welke argumenten leiden tot dit standpunt?
Ook constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat de regering een statement van de Green Growth Group heeft getekend, waarin wordt gepleit voor een bindende CO2-doelstelling, en tegen bindende doelen voor lidstaten voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Waarom verzet u zich zo uitdrukkelijk tegen bindende doelstellingen per lidstaat voor hernieuwbare energie en energiebesparing? Hoe voorziet u dat lidstaten de omslag naar hernieuwbare stroom maken zonder bindend doel?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat EU Commissaris Oettinger onlangs in Der Spiegel heeft aangegeven dat er bindende doelstellingen moeten komen voor energiebesparing.9 Ondersteunt de regering dit standpunt? Zo ja, welke voorstellen zal de regering doen? Zo nee, waarom niet?
IPCC-rapport
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het nieuwe Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) rapport uit 2014 aanleiding is voor de regering om extra maatregelen in het kader van het EU Klimaat en energiebeleid te bepleiten, bovenop het voorstel van de Europese Commissie? Het IPCC geeft immers aan dat met het huidige beleid de opwarming van de aarde tussen de drie en zes graden Celsius zal bedragen. Dat is ver boven het afgesproken maximum van twee graden Celsius. Acht u het voorstel van de Europese Commissie nog steeds afdoende, of gaat u zich hard maken voor meer maatregelen en snellere actie?
Zes Nederlandse ondernemingen
De leden van de PvdA-fractie vragen u uiteen te zetten hoe u gehoor geeft aan de terechte oproep van zes grote ondernemingen (Philips, Heineken, DSM, Unilever, Akzo en Friesland Campina) om in te zetten op drie doelen, te weten broeikasgasreductie, duurzame energie en energiebesparing/efficiëntie?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat u geen antwoord geeft op de vraag van deze leden waarom het kabinet niet de inzet steunt van Nederlandse bedrijven als Unilever, DSM, Friesland Campina, Akzo Nobel en Philips voor drie bindende klimaatdoelstellingen, namelijk voor CO2-hernieuwbare energie en energiebesparing. Deze leden voorzien hiermee een belangrijke impuls voor duurzame innovatie en economie en werkgelegenheid. Waarom deelt de regering deze inzet en analyse niet?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien de beantwoording met belangstelling tegemoet. De commissie verzoekt u de vragen uiterlijk vrijdag 16 mei 2014 te beantwoorden.
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, T.P.A.M. Reynaers
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2014
Op 23 april stelde uw Kamer nadere vragen naar aanleiding van de brief van de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 31 maart 2014 over het beleidskader van de Europese Commissie voor klimaat en energie in de periode 2020–2030. Deze vragen worden thans beantwoord met uitzondering van de vraag naar aanleiding van het IPCC-rapport, aangezien de Tweede Kamer een appreciatie van de IPCC-rapporten heeft gevraagd en ter voorbereiding van een 30-ledendebat schriftelijke vragen heeft gesteld. De vraag van uw Kamer komt dusdanig overeen met de vragen van de Tweede Kamer dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een gelijkluidende beantwoording gelijktijdig aan beide Kamers zal versturen.
Europese Unie
In de brief van 31 maart is aangegeven dat op Europese schaal geen nadelen en risico's optreden van het niet vaststellen van nationale doelen op gebied van duurzame energie. De leden van de PvdA-fractie zouden graag willen weten of de regering wel nadelen en risico's op nationale schaal voorziet en of daarbij verschil valt te maken tussen verschillende landen binnen de Europese Unie.
Het Europese bindende doel van 27% is in lijn met een CO2-doel van 40%. Door het doel op EU-niveau vast te leggen ontstaat er meer flexibiliteit in de bijdragen van de lidstaten om dat doel te realiseren. Daarmee wordt het risico dat er te hoge kosten gemaakt moeten worden om een nationaal doel te realiseren ondervangen en wordt het Europese doel voor CO2-emissiereductie tegen de laagste kosten mogelijk, terwijl tevens de ontwikkeling van hernieuwbare energie verder wordt gestimuleerd. Dat geldt voor alle landen binnen de Europese Unie.
Motie-Vos en onderzoek
De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vragen naar aanleiding van de motie van het Tweede Kamerlid Jan Vos (33 858, nr. 10) of de resultaten van het onderzoek naar mogelijke inefficiënties van een bindende dubbeldoelstelling voor duurzame energie en CO2-uitstoot van PBL en ECN te laat komen om een rol te spelen bij de besluitvorming van de Europese Raad in oktober 2014. Tevens vragen deze fracties een reactie op de uitkomsten ten aanzien van de voor- en nadelen en (indien mogelijk) risico's.
Het onderzoek door ECN en PBL waar de leden op doelen, zal volgens planning begin september worden afgerond, op tijd voor de Europese Raad in oktober. De studie wordt inclusief de reactie van het kabinet daarop voor Prinsjesdag aan de Kamer gestuurd.
Voornoemde motie Vos vraagt de regering tevens zich niet actief te verzetten tegen een bindende doelstelling voor duurzame energie en zich niet actief in te zetten voor uitsluitend een CO2-reductiedoel.
Bij het realiseren van een CO2-doel van 40% zal volgens de impact assessment van de Commissie 27% duurzame energie worden ingezet. Deze 27% duurzame energie wordt naast het CO2-doel van 40% als bindend doel op Europees niveau vastgelegd. De Nederlandse inzet – zie ook de kabinetsreactie op het Witboek – stemt hiermee overeen.
Bindende doelstellingen voor duurzame energie en CO2-uitstoot
De leden van de PvdA-fractie vragen welke landen zich op dit moment nog verzetten tegen een bindend Europees doel voor duurzame energie en wat de positie van de Nederlandse regering is.
Nederland verzet zich niet tegen een dergelijk op Europees niveau geformuleerd doel. Bulgarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië verzetten zich hier wel tegen.
De regering en de Europese Commissie zijn voorstander van een bindende doelstelling voor hernieuwbare energie in 2030 voor de gehele EU, maar niet voor een vertaling daarvan naar een bindende doelstelling per land. De leden van de GroenLinks-fractie willen weten of de regering te allen tijde bindende doelen voor hernieuwbare energie per lidstaat uitsluit, en welke argumenten hieraan ten grondslag liggen. Tevens vragen deze leden naar een reactie op het pleidooi van EU Commissaris Oettinger voor bindende doelen op het terrein van energiebesparing. Ook willen zij weten hoe lidstaten de omslag naar hernieuwbare stroom kunnen maken zonder bindend doel.
Het Europese bindende doel van 27% is in lijn met een CO2-doel van 40%. Door het doel op EU-niveau vast te leggen ontstaat er meer flexibiliteit in de bijdragen van de lidstaten om dat doel te realiseren. Daarmee wordt het risico dat er te hoge kosten gemaakt moeten worden om een nationaal doel te realiseren ondervangen. Door het uitvoeren van het Energieakkoord levert Nederland op dit vlak in 2023 reeds een extra bijdrage aan dat Europese doel. In het Energieakkoord is daarbij ook aangegeven dat met het oog op de investeringszekerheid tijdig en passend in de Europese context een uitrolscenario (met tussentijdse evaluatiemomenten) voor de periode 2023–2030 moet worden opgesteld. Voor de regering zijn de afspraken in het Energieakkoord leidend. De omslag naar hernieuwbare stroom zonder bindend Europees doel op lidstaatniveau is dus goed mogelijk.
Nederland heeft zich nog niet uitgesproken tegen een apart doel voor energiebesparing. De discussie over eventuele maatregelen en/of doelen is uitgesteld tot na de evaluatie van de richtlijn energie-efficiëntie (EED), die dit najaar wordt verwacht. Wel is de regering van mening dat verdere stappen op het terrein van energiebesparing niet zozeer bindende doelen als wel nationaal beleid vergen. In het Energieakkoord is daarom veel aandacht voor extra energiebesparing.
Zes Nederlandse ondernemingen
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe zij omgaat met de oproep van Philips, Heineken, DSM, Unilever, Akzo en Friesland Campina om zich in te zetten voor drie doelen, te weten broeikasgasreductie, duurzame energie en energiebesparing/efficiëntie. De leden van de GroenLinks-fractie willen weten of de regering de analyse deelt dat drie bindende klimaatdoelstellingen een belangrijke impuls voor duurzame innovatie en economie en werkgelegenheid zou betekenen.
De regering steunt op dit moment al twee van de drie doelen, het CO2-doel en een Europees doel voor duurzame energie. De discussie over eventuele maatregelen en/of doelen op het terrein van energiebesparing is uitgesteld tot na de evaluatie van de richtlijn energie-efficiëntie (EED), die dit najaar wordt verwacht. Zoals aangegeven is voor de regering het Energieakkoord leidend, zowel wat de verdere uitrol van hernieuwbare energie betreft als de ontwikkeling van energiebesparing.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
De Minister van Economische Zaken H.G.J. Kamp
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA), Kox (SP), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Vliegenthart (SP), Flierman (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV), Reynaers (PVV) (voorzitter), Ester (CU), Schouwenaar (VVD) Van Beek (PVV), Duivesteijn (PvdA), Koning (PvdA)
Dit onderzoek gaat over de vraag of een bindende doelstelling voor zowel duurzame energie, alsmede CO2-uitstoot tot inefficiënties leidt.
Spiegel online, 29 maart 2014, http://www.spiegel.de/wirtschaft/soziales/energieeffizienz-eu-kommissar-oettinger-fordert-festes-ziel-a-961126.html
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33858-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.