33 858 EU-voorstellen: Kader klimaat en energie 2030 COM (2014) 15, 20 en 21

Nr. 31 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2014

Op 16 oktober 2014 zijn de motie van het lid Ouwehand over de klimaat- en energiedoelen van de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501–20, nr. 918) en de motie van het lid Van Veldhoven over een hogere Europese doelstelling voor energiebesparing (Kamerstuk 21 501–08, nr. 533) aangenomen. Met deze brief reageer ik mede namens de Minister van Economische Zaken op het verzoek van de leden om toelichting op de uitvoering van deze moties.

In de onderhandelingen over het EU 2030 klimaat- en energieraamwerk stemt Nederland in met het Commissievoorstel voor een indicatief energiebesparingsdoel van 30% op EU niveau. Nederland kan hiermee instemmen omdat het doel op EU niveau wordt vastgesteld en lidstaten ruimte houden voor hun eigen doorvertaling. Nederland hecht aan een goed werkend EU emissie-handelssysteem (EU ETS) waarbij een apart doel voor energiebesparing de werking van ETS niet in de weg mag staan. Daarom steunt Nederland het voorstel van de Commissie voor de market stability reserve. Nederland staat open voor mogelijkheden om de market stability reserve effectiever te maken, in de context van de bredere versterking van het ETS gericht op het halen van de klimaat- en energiedoelen.

Zoals aangegeven in de Kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie betreffende het raamwerk voor klimaat- en energiebeleid 2020–2030 (Kamerstuk 33 858, nr.2) steunt de regering het Commissievoorstel voor een bindend EU doel voor hernieuwbare energie (27%). Het Commissievoorstel voor een overkoepelend CO2-doel van 40% is acceptabel als minimale uitkomst van de onderhandelingen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven