33 849 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) en ter implementatie van verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176) (Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 3 juni 2014

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten. Deze leden hebben hierover nog de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij hebben daarover een aantal vragen.

Algemeen

De leden van de SP-fractie hebben allereerst vragen naar aanleiding van de titel van het wetsvoorstel voor zover deze de implementatie van een verordening betreft (de Capital Requirements Regulation). (1) Zijn er onderdelen uit de verordening (CRR) die geïmplementeerd zijn in het onderhavige wetsvoorstel? (2) Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend is, en indien het daarbij gaat om artikel 3:66 Wft én indien het voorts uitsluitend gaat om onderdelen uit de huidige Nederlandse wet die strijdig zijn met genoemde verordening, dan vergt de volgende vraag geen beantwoording. (3) Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend is en indien implementatie zich uitstrekt buiten het onder 2 genoemde: welke onderdelen zijn dit en wat is het criterium om onderdelen uit de verordening al dan niet in het wetsvoorstel op te nemen?

Kapitaalvereisten

De regering is voornemens de ongewogen kapitaaldekkingsratio hoger te stellen dan de minimumvereisten van de richtlijn, namelijk 4% versus 3%, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Kan zij aangeven op basis van welke berekeningen zij tot deze 4% komt? Hoe waardeert de regering de oproep van diverse economen dat het wenselijk is de minimale ongewogen kapitaaldekkingsratio aanzienlijk hoger te stellen, bijvoorbeeld 10%?

In het kader van de totstandkoming van een Europese Bankenunie wordt gestreefd naar de realisatie van een zogeheten single rule book. Hoe beoordeelt de regering het feit dat zij uit wenst te gaan van een hogere minimale ongewogen kapitaalratio in het kader van dit streven? In hoeverre zal alsdan sprake zijn van daadwerkelijke maximale harmonisatie c.q. een daadwerkelijk single rule book? Is de regering voornemens zich in te spannen de minimumnorm voor de ongewogen kapitaaldekkingsratio op Europees niveau hoger te stellen dan de thans gestelde 3%?

Acht de regering het raadzaam op voorhand af te wijken van hetgeen voor de overgrote meerderheid van landen het minimumpercentage voor de ongewogen kapitaalratio – en daarmee hoogstwaarschijnlijk van het single rule book – zal zijn? Is hier sprake van een tijdelijke afwijking of voorziet de regering harmonisatie op termijn?

Ook de leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over kapitaalvereisten uit de richtlijn. Acht de regering de kapitaalvereisten zoals die staan samengevat in Tabel 1 uit de memorie van toelichting thans (en hangende regels over een hefboomratio) voor de EU voldoende? Zo ja, is de regering dan van oordeel dat indien deze vereisten in 2008 van kracht zouden zijn geweest, dat staatsteun aan banken achterwege had kunnen blijven? Waarom zijn er hangende regels over een hefboomratio geen tijdelijk hogere kapitaalvereisten uit Tabel 1 gesteld (dat wil zeggen totdat een hefboomratio mogelijk per 1 januari 2018 ingevoerd wordt)? Is de regering van oordeel dat de risico’s op een hernieuwd bankfalen tot 2018 voldoende afgedekt zijn met de onderhavige richtlijn? Zo ja, wat maakt de situatie na 2018 anders?

Banken en beleggingsondernemingen

De leden van de SP-fractie hebben verder vragen over de maximering van de variabele beloning van medewerkers van banken en beleggingsondernemingen uit het wetsvoorstel (art 3:17a Wft). Deze beloning is gemaximeerd op 100% dan wel 200% van het vaste loon. Zijn deze percentages (anders dan dat mogelijk gestreefd is naar ronde getallen) ergens op gebaseerd? Zo ja, welke is de argumentatie voor deze percentages? Houdt de regering er rekening mee dat variabele beloning risico’s met zich kan meebrengen (waaronder die van het financieel belang bij beslissingen van leden van de organisatie die mogelijk niet in het algemeen belang zijn)?

De leden van de SP-fractie hebben voorts vragen over de in het wetsvoorstel geïntroduceerde «opvorderbare gelden van het publiek» (artikelen 1:1, 1:75, 1:76, 3:2, 3:5 en 4:3 Wft). Is er enige relatie met de aanduiding van de geldhoeveelheid als zijnde geld in handen van het publiek? Is onder de bedoelde «opvorderbare gelden van het publiek» mede begrepen de rijksoverheid, lagere overheid en overheidsinstellingen? Zo ja, waar is dit in de wet of het wetsvoorstel aangegeven? Worden onder «het publiek» tevens buitenlandse overheden verstaan?

Inwerkingtreding

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De richtlijn en de verordening zijn op 26 juni 2013 door het Europese Parlement en de Europese Raad vastgesteld. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt aangegeven dat deze per 1 januari 2014 is voorzien in werking te treden. Inwerkingtreding van de Implementatiewet is thans voorzien per 1 januari 2015 en zal gefaseerd geschieden. Kan de regering aangeven waarom het doorvertalen van de richtlijn en de verordening in nationale wetgeving een zo lange doorlooptijd heeft, in de wetenschap dat de inhoud van de richtlijn en de verordening feitelijk reeds in 2010, met het derde Bazelse akkoord, goeddeels bekend was? Acht de regering, gegeven het zorgwekkende

buffervermogen van vele Nederlandse en Europese banken, een dergelijke doorlooptijd passend?

De leden van de SP-fractie hebben eveneens een vraag over de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. ARTIKEL X bepaalt: «Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.» Heeft de regering thans voornemens om artikelen of onderdelen daarvan op verschillende tijdstippen in werking te laten treden?

Overig

De leden van de SP-fractie hebben vragen over de interne verwijzingen in de wet c.q. het wetsvoorstel. In het te wijzigen artikel 1:1, lid 1, lid 5 en lid 8 wordt verwezen naar «de verordening kapitaalvereisten» en in lid 4 naar «de richtlijn kapitaalvereisten» De leden van de SP-fractie geven de regering in overweging om hier steeds toe te voegen «(zie lid 9)» omdat pas daar duidelijk wordt om welke verordening en richtlijn het gaat. Vanuit de burger gezien (en de leden van de SP-fractie nemen aan dat de regering daar empathie mee heeft) is het dan logisch om te bezien hoe deze – na kennisneming van genoemd lid 9, en vervolgens het gigantisch aantal verwijzingen in het wetsvoorstel naar genoemde verordening – zijn weg in de wet (in casu de verordening) kan vinden. Op de webpagina www.overheid.nl staat onder «Wet- en regelgeving»: «Overheid.nl bevat nog geen Europese regelgeving. Hiervoor kunt u terecht op EUR-Lex. Het is overigens de bedoeling dat op termijn alle verwijzingen naar Europese richtlijnen en verordeningen in het onderdeel Wet- en regelgeving aanklikbaar worden.» De leden van de SP-fractie vragen de regering om «op termijn» te specificeren, en om te beginnen voor verordeningen. De zaak is belangrijk genoeg omdat met name EU-verordeningen kracht van wet hebben. De persoon die vervolgens – wellicht al licht teleurgesteld – dan toch maar die Eur-Lex aanklikt, krijgt te zien: «Page not found» en «The page you are looking for was moved or doesn't exist anymore. To find your way again, go to our homepage.» (Deze kreeg dit althans op 27 mei 2014 te zien.) Doorklikken naar die homepage levert voor de doorsnee persoon een vrijwel onbetreedbaar oerwoud op. Graag vernemen de leden van de SP-fractie het commentaar van de regering op de zoektocht van de burger die geacht wordt de wet te kennen.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de memorie van antwoord bij voorkeur binnen vier weken aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Bröcker (VVD), Kok (PVV), Bruijn (VVD).

Naar boven