Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2014
Tijdens het wetgevingsoverleg op 14 april jl. over de Implementatiewet richtlijn en
verordening kapitaalvereisten1 is mij gevraagd om voor de stemming over het bovengenoemde wetsvoorstel uw Kamer
te informeren over mijn oordeel over het gewijzigd amendement van het lid Aukje de
Vries (VVD), dat het voorstel schrapt om een mogelijkheid te bieden aan De Nederlandsche
Bank (DNB) om voor één of meerdere banken een systeemrisicobuffer vast te stellen.2 Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
De VVD-fractie geeft aan dat zij het door mij toegezegde onderzoek naar het cumulatieve
effect van de maatregelen ten aanzien van banken op de kredietverlening wil afwachten
alvorens een besluit te nemen over de implementatie van de grondslag voor mogelijke
oplegging van een systeemrisicobuffer.
De systeemrisicobuffer is naast de systeemrelevantiebuffer een belangrijk onderdeel
van de totale systeembuffer die DNB kan opleggen aan één of meerdere banken. Zoals
DNB in het recente Overzicht Financiële Stabiliteit (OFS)3 aangeeft, is de Nederlandse bankensector ondanks een recente krimp relatief gezien
nog altijd aanzienlijk groter dan het Europese gemiddelde. Ook neemt de concentratie
op de Nederlandse markt toe en blijft de afhankelijkheid van banken van marktfinanciering
groot. Met het oog op de daaruit voortvloeiende risico’s, acht ik het van groot belang
dat DNB voldoende instrumenten tot haar beschikking heeft om de schokbestendigheid
van (onderdelen van) het bancaire stelsel te versterken teneinde eventuele schokken
die voortvloeien uit structurele systeemrisico’s te kunnen opvangen. Een dergelijke
buffer verhoogt de schokbestendigheid van banken en het financiële stelsel als geheel
door een toename van de verliesabsorptiecapaciteit en verschuift meer neerwaartse
risico’s naar aandeelhouders.
Het tijdig opnemen van de systeemrisicobuffer in wetgeving draagt er aan bij dat DNB
spoedig duidelijkheid kan bieden aan de banken welke systeembuffer zal worden opgelegd,
de argumentatie waarom deze buffer gerechtvaardigd is, hoe hoog de buffer zal zijn
en per wanneer hier aan voldaan moet worden. Zoals aangegeven in mijn eerdere brief is de verwachting dat DNB kort nadat de implementatiewet door de Kamer is aangenomen
de betreffende banken op de hoogte zal brengen van haar voornemens over de exacte
buffer die wordt opgelegd (systeemrelevantiebuffer en/of systeemrisicobuffer) en de
hoogte van deze buffer.
De systeemrisicobuffer is, samen met andere instrumenten in de richtlijn en verordening
kapitaalvereisten, een belangrijk instrument om nationale (macroprudentiële) risico’s
te adresseren. Het niet opnemen van de systeemrisicobuffer laat een leemte in de macroprudentiële
gereedschapskist. Hoewel de richtlijn de lidstaten de keuze biedt om de systeemrisicobuffer
te implementeren, hebben bijna alle lidstaten aangegeven dit inderdaad te gaan doen.4 Het gaat derhalve niet om een Alleingang: Nederland zou juist een uitzondering zijn als ervoor zou worden gekozen om deze
grondslag niet op te nemen.
Gezien het bovenstaande ontraad ik het voorgestelde amendement.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem