33 846 Vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 14 februari 2014

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

 
       

1

Inleiding

1

2

Uitgangspunten

2

3

De kern van het wetsvoorstel

6

4

De rolverdeling tussen de overheden

7

5

Een netwerk van bibliotheekorganisaties

10

 

5.1

Activiteiten in het netwerk

10

 

5.2

De Koninklijke Bibliotheek als nationale bibliotheek in het netwerk

11

 

5.3

Toegang en lidmaatschap

13

6

De digitale bibliotheek

16

7

Ontvangen adviezen

17

 

7.1

Advies van de Raad voor cultuur

17

 

7.2

Resultaten van de internetconsultatie

18

8

Financiële gevolgen

18

9

Administratieve lasten

18

10

Artikelsgewijs: Artikel 6

19

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van deze fractie zien aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Deze leden zijn blij met de toekomstbestendigheid die we ons bibliotheekstelsel door deze wet meegeven. Zij kijken daarom uit naar de verdere behandeling. Zij hebben nog een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel dat ten doel heeft het bibliotheekstelsel te moderniseren. Deze leden kunnen zich vinden in de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, maar hebben nog wel een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben het wetsvoorstel met interesse gelezen. Deze leden onderkennen dat het huidige wettelijke kader voor het openbare bibliotheekwerk is verouderd, en dat het geen adequate basis meer biedt voor de huidige praktijk van het bibliotheekwerk en voor de digitale ontwikkelingen in de bibliotheeksector. Deze leden zijn van mening dat de bibliotheek een belangrijke maatschappelijke voorziening is, die ook in de 21e eeuw toegankelijk moet blijven. Deze leden zijn daarom blij dat de wet daarin beoogt te voorzien, maar hebben nog wel een aantal kritische vragen over het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Middels dit wetsvoorstel wordt het stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen geactualiseerd. Er wordt één netwerkwerk van bibliotheekorganisaties ingesteld, de Koninklijke Bibliotheek (KB) wordt aangewezen als nationale bibliotheek, er worden zaken vastgelegd rondom de fysieke bibliotheek en de landelijke digitale bibliotheek wordt verankerd. Deze leden hebben enkele vragen over deze wet.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij ondersteunen het voornemen om tot een modernisering van de regelgeving te komen teneinde de bibliotheek beter in positie te brengen. Zij hebben vragen of de voorgestelde regeling het meest doeltreffend is en of voldoende ruimte voor maatwerk wordt geboden.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Tevens hebben de leden kennisgenomen van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de regering. Deze leden willen graag enkele opmerkingen plaatsen bij het wetsvoorstel.

2. Uitgangspunten

De leden van de VVD-fractie lezen in de toelichting dat dit wetsvoorstel de maatschappelijke functie van de openbare bibliotheek opnieuw doordenkt en definieert. Dat is volgens deze leden in een eerdere fase van het besluitvormingsproces al gebeurd.1 Als uitgangspunt is toen gekozen voor de drieslag «lezen, leren en informeren». Deze functie is in het wetsvoorstel uitgebreid met kunst en cultuur en debat. De genoemde leden vragen een uitgebreide toelichting op deze uitbreiding met twee functies. In hoofdstuk 8 (Ontvangen adviezen) worden meerdere voorstanders aangehaald van functieuitbreiding en wordt vermeld dat het wetsvoorstel is aangevuld. Waarom zijn hier alleen voorstanders uit de consultatie meegenomen? Welke argumenten heeft de regering om niet bij het oude voorstel te blijven, met als kern de genoemde drie functies? De leden van deze fractie vragen of hier ook aandacht kan worden geschonken aan de brief en de argumentatie van de VNG2 op dit onderdeel. Ook de VNG was immers verbaasd dat de twee ondersteunende functies in het wetsvoorstel zijn teruggekomen.

De genoemde leden merken op dat binnen veel gemeenten organisaties (publiek en privaat) aan programma’s werken voor debat en kunst en cultuur. Worden deze organisaties niet oneigenlijk beconcurreerd? Waarom moet deze programmering plaatsvinden op een overheidslocatie? Worden hiermee private locaties oneigenlijk beconcurreerd? En wat wordt in dit kader bedoeld met de term «ontmoeting», zo vragen deze leden.

De leden van deze fractie vragen verder waarom bij de verbreding van de maatschappelijke functie van de bibliotheek is gekozen voor het culturele veld (cultuur en debat) en niet voor het sociaal-maatschappelijke veld.

De genoemde leden lezen dat volgens de regering een beperking tot de drie klassieke functies «lezen, leren en informeren» de openbare bibliotheek te veel zou inkaderen in haar huidige vorm. Zij vragen de regering waar die verwachting op gebaseerd is. Hoe meer functies toebedeeld worden, hoe meer inkadering, aldus deze leden. Het lezen, leren en informeren biedt veel ruimte voor samenwerking en verschijningsvormen. Daar hoeven de twee extra functies niet aan toegevoegd te worden. De regering geeft voorts aan dat niet elke vestiging alle vijf functies moet vervullen, maar geeft niet aan hoe dit vervolgens getoetst moet worden. Hoe voorkomt de regering dat in sommige gemeenten alle vestigingen deze vijf functies vervullen en in andere gemeenten slechts de centrale vestiging? Hoe voorkomt de regering dat door de verplichte optuiging van het bibliotheekwerk met de functies «cultuur en debat» de bibliotheek als voorziening voor sommige gemeenten te duur wordt en daardoor de bibliotheek lokaal verdwijnt, zo willen deze leden weten.

De leden van deze fractie vragen in hoeverre commerciële uitleeninstanties dezelfde functies vervullen. Hoeveel commerciële bibliotheekinitiatieven zijn er? Wat vindt de regering van deze commerciële ontwikkelingen naast of in plaats van de publieke voorzieningen, zo vragen zij.

De leden van deze fractie vragen wat het resultaat is van de eenmalige opstartsubsidies aan de eilandbesturen ten behoeve van het bibliotheekwerk.

De leden van de PvdA-fractie hechten groot belang aan een blijvend krachtige invulling van de functies van bibliotheken. Daarvoor is het belangrijk dat bibliotheken zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden, om daarbinnen kansen te benutten om de maatschappelijke functie van een bibliotheek in te vullen.

In dat kader hechten deze leden veel belang aan de fysieke, laagdrempelige bibliotheek. Zij zijn van mening dat deze bereikbare voorziening onmisbaar is voor veel van de functies die de bibliotheek vervult en dat de digitale bibliotheek daar uitsluitend een (belangrijke) aanvulling op is. Graag zouden deze leden aan de regering vragen hoe zij aankijkt tegen de waarde en de onmisbaarheid van fysieke bibliotheken.

De genoemde leden merken op dat lees- en schrijfvaardigheden essentieel zijn in onze taalgerichte maatschappij. Daarom hebben de bibliotheken naar de mening van deze leden een uitgelezen taak en positie om bij te dragen aan de geletterdheid van Nederland. Zij willen dat de regering ingaat op de wijze waarop bibliotheken bij kunnen dragen aan het terugdringen van laaggeletterdheid en het vergroten van leesvaardigheden. Ook de rol die bibliotheken spelen in het onderwijs door het aanbieden van leesprogramma’s aan scholen heeft de aandacht van genoemde leden. Zij willen graag weten hoe groot de rol van bibliotheken is in het leesonderwijs. Het gratis lidmaatschap van de bibliotheek voor lezers onder de 18 jaar vinden de leden van deze fractie een belangrijk middel om het lezen te bevorderen en bij te dragen aan het leesonderwijs en een leescultuur. Allereerst zouden deze leden graag zien dat het gratis lidmaatschap geen uitzonderingsgronden kent. Wat verzet zich daartegen, zo willen zij weten. Daarnaast zijn deze leden de principiële mening toegedaan dat ook het lenen van e-boeken voor lezers onder de 18 gratis moet zijn, om geen financiële drempel op te werpen. Deze leden horen graag van de regering wat hiervoor de mogelijkheden zouden zijn en wat de obstakels. Wat de leden van deze fractie in ieder geval graag zouden zien is de uitbreiding van het leenrecht naar digitale boeken. Welke stappen onderneemt de regering hiertoe en wat zijn de vorderingen, zo informeren genoemde leden.

De leden van de SP-fractie stellen dat bibliotheken een zeer belangrijke maatschappelijke functie vervullen. Zij benadrukken het belang om te voorzien in een goed functionerend landelijk dekkend netwerk van bibliotheken. Door bezuinigingen staat dit netwerk steeds meer onder druk. Deze leden vragen de regering op welke wijze zij gaat voorkomen dat er gaten in dit netwerk ontstaan. Welke garanties zijn er om te voorzien in voldoende volwaardig functionerende bibliotheken die voor iedereen toegankelijk zijn? Hoe en door wie wordt hierop toegezien, zo vragen zij.

De genoemde leden vragen op welke wijze gegarandeerd wordt dat iedereen op eenvoudige wijze toegang heeft tot alle vijf functies van de bibliotheek. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat ook in de regio de bibliotheek alle functies kan vervullen en dat die voor iedereen eenvoudig toegankelijk zijn, zo vragen zij.

De genoemde leden benadrukken het belang van een het bieden van een ontmoetingsplek. Hoe wordt een fysieke ontmoetingsplek in stand gehouden wanneer steeds meer van de maatschappelijke functies van de bibliotheek zich naar de digitale bibliotheek verplaatsen? Acht de regering dit een wenselijke ontwikkeling, zo willen zij weten.

De leden van deze fractie vragen in hoeverre de verdeling van taken over de digitale bibliotheek en de verschillende fysieke locaties de bibliotheekorganisaties en gemeenten de mogelijkheid geeft en/of het excuus verschaft om het aantal bestaande vestigingen verder te verminderen. Zij vragen of de regering dit een wenselijke ontwikkeling vindt.

De genoemde leden vragen verder hoe de verschillende bibliotheekfuncties bereikbaar blijven voor diegenen die digitaal niet goed zijn onderlegd. Heeft de fysieke bibliotheek niet juist voor die groep grote betekenis als «vangnet», zo informeren zij.

Deze leden zijn benieuwd op welke wijze zicht wordt gehouden op het aanbod van de verschillende bibliotheekfuncties. Zijn er minimumeisen waar bibliotheken en/of gemeenten aan moeten voldoen? Zijn er consequenties voor gemeenten en/of bibliotheken wanneer zij in gebreke blijven, zo vragen zij.

De leden van deze fractie vragen op welke wijze voor een duidelijke scheiding tussen publiek en privaat domein wordt gezorgd. Kan de regering voorbeelden geven van onevenredige marktverstoring, zo willen zij weten.

De genoemde leden vragen om een verdere toelichting op de veronderstelling dat de fysieke en digitale bibliotheek elkaar zullen gaan versterken.

De leden van de CDA-fractie vragen of dit wetsvoorstel voldoende rekening houdt met de trend dat de hoofdtaak van de bibliotheken, het uitlenen van papieren boeken, steeds meer op de achtergrond raakt. Geeft dit wetsvoorstel voldoende ruimte voor de veranderende functie van bibliotheken, niet alleen voor het uitlenen van e-boeken, dvd’s, games et cetera, maar ook voor het bieden van huiswerkplekken, het tegengaan van laaggeletterdheid, de buurtfunctie in de wijk? Gaarne ontvangen deze leden een toelichting hoe de regering de veranderende taak ziet van de bibliotheken.

Wat is de reden, zo vragen deze leden voorts, dat niet is gekozen voor een proces van onderop om te kunnen aansluiten bij deze veranderende functie, maar voor een verandering van de wet? Gaarne ontvangen zij hierop een toelichting.

De leden van de D66-fractie merken op dat de bibliotheek een belangrijke rol kan spelen in een samenleving die behoefte heeft aan goed geïnformeerde, kritische, taalvaardige en participerende burgers. Deze leden constateren dat in het wetsvoorstel vijf functies van de bibliotheek worden genoemd, en dat hierover volgens het wetsvoorstel consensus bestaat in de bibliotheekwereld. De vijf functies zijn in 2005 vastgesteld door de bibliotheekbranche en de VNG en gelden, aldus het wetsvoorstel, nog steeds als actueel. Deze leden merken echter op dat in een reactie op het wetsvoorstel de VNG schrijft dat er gewaakt moet worden voor overregulering. «Ontmoeting en debat» en «kunst en cultuur» zouden niet de kerntaken van de bibliotheek vormen, maar ondersteunend zijn. Kan de regering reageren op de huidige zienswijze van de VNG, ook in relatie tot de constatering dat de vastgestelde functies nog steeds als actueel worden gezien, zo vragen deze leden.

De genoemde leden vragen of de regering alle vijf functies als even belangrijk beschouwt. Kan de regering nader toelichten, ook met het gebruik van voorbeelden, hoe invulling gegeven moet worden aan de functies «ontmoeting en debat» en «kunst en cultuur» en met welke frequentie? Deze leden maken uit het wetsvoorstel op dat niet alle bibliotheekvestigingen aan de functies hoeven te voldoen, maar dat het vervullen van de functies geldt op het niveau van de bibliotheekorganisatie. Kan de regering hier een uitgebreide toelichting op geven? En kan de regering uiteenzetten wat de consequenties zijn wanneer een bibliotheekorganisatie niet aan de vijf functies kan voldoen? De genoemde leden zijn benieuwd hoeveel van de circa 160 basisbibliotheken op dit moment aan de eisen voldoen. Betekenen de extra taken ook dat hiervoor extra budget wordt vrijgemaakt of betekent het een verschuiving van het budget, zo vragen deze leden.

De leden van deze fractie merken voorts op dat in het wetsvoorstel wordt gesteld dat gemeenten grote vrijheid hebben in de wijze waarop zij invulling geven aan de maatschappelijke functies. Mogen gemeenten die «kunst en cultuur» bij culturele instellingen hebben ondergebracht, maar niet bij de bibliotheek, dit zo laten? Of moeten zij dit alsnog onderbrengen bij de bibliotheek? Dezelfde vraag kan worden gesteld over de taak «ontmoeting en debat». Zo kent de gemeente Amsterdam diverse instellingen, zoals De Balie en Pakhuis De Zwijger, die al een debatfunctie vervullen. Mag de gemeente Amsterdam naar eigen inzicht bepalen of het nodig is om een debatfunctie ook nog bij de bibliotheek onder te brengen? Hebben gemeenten, wanneer zij aannemelijk kunnen maken dat de functies al ergens anders voldoende zijn geborgd, hierin eigen beleidsvrijheid, zo willen deze leden weten.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het wetsvoorstel uitgaat van publieke waarden voor een bibliotheek en bibliotheekfuncties. In dit wetsvoorstel is ervoor gekozen om de maatschappelijke functies van bibliotheken te benoemen die zowel gelden voor de digitale bibliotheek als voor de fysieke bibliotheek. Meent de regering dat beide bibliotheekvormen (in de toekomst) inwisselbaar zijn? Of ziet de regering verschillende functies weggelegd voor de fysieke bibliotheek en de digitale bibliotheek? Deze leden menen dat de maatschappelijke waarde van een digitale bibliotheek verschillen van die van een fysieke bibliotheek. De openbare functie van een bibliotheek op lokaal niveau is in het licht van de decentralisaties groter dan ooit. Tegelijkertijd zien deze leden de leeswereld veranderen: er worden steeds minder papieren boeken verkocht en e-boeken worden steeds populairder. Deze leden vragen de regering nader in te gaan op de angst van velen dat fysieke bibliotheken mogelijk in de toekomst overbodig worden. Erkent de regering dat de fysieke bibliotheek ook andere belangrijke maatschappelijk doelen heeft? Waarom is in het wetsvoorstel geen verbinding gelegd tussen fysieke bibliotheken en andere maatschappelijke domeinen (cultuureducatie, erfgoed, media, onderwijs of volwasseneducatie), zo willen genoemde leden weten.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering gekozen heeft voor het uitgangspunt en de specifieke selectie van publieke waarden in plaats van een compactere definitie die meer op de aard van de informatie en het karakter van de bibliotheek is toegesneden. Naar de mening van deze leden zou vooral centraal moeten staan dat de openbare bibliotheek een algemeen toegankelijke dienst is die vanuit een onafhankelijke positie streeft naar het verstrekken van betrouwbare kennis en informatie. Zij vragen hoe bijvoorbeeld het begrip «authenticiteit» in relatie tot het instituut bibliotheek geduid moet worden.

De genoemde leden vragen waarom de regering bij het formuleren van de functies van de bibliotheek ervan heeft afgezien expliciet het kennismaken met en het bevorderen van de Nederlandse taal en cultuur op te nemen. Naar de mening van deze leden ligt dat juist voor de hand in dit wetsvoorstel, dat een sterke nationale regie van de bibliotheek en haar collectie regelt en bevordert.

De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat het lidmaatschap van de fysieke bibliotheek wordt losgekoppeld van de digitale bibliotheek. Zij begrijpen de motivatie van de regering dat de digitale bibliotheek een nieuwe doelgroep aantrekt, die niet geïnteresseerd is in de fysieke bibliotheek. De leden vragen zich echter af of dit gegeven doorslaggevend zal zijn in het besluit al dan niet lid te worden van een bibliotheek. Een van de kernfuncties van bibliotheken is om mensen aan het lezen te houden, op welk niveau dan ook. Door het combineren van digitaal en fysiek wordt informatie toegankelijker gemaakt en is het makkelijker om deze te koppelen. Daarnaast zou het uitgangspunt moeten zijn dat de digitale en de fysieke bibliotheek elkaars positie versterken. Bij loskoppeling is de verwachting dat het aantal leden van de fysieke bibliotheek steeds verder terugloopt, wat gezien de brede maatschappelijke functie hiervan zeer onwenselijk is. De ontwikkeling van de nationale bibliotheekpas kan een belangrijke toevoeging zijn aan de koppeling van fysieke en digitale bibliotheken. Dit is een belangrijk instrument in het behoud van de maatschappelijke functie van de fysieke bibliotheek. Is de regering bereid de verdere ontwikkeling van de nationale bibliotheekpas in de wet te verankeren? Deelt de regering de mening dat de fysieke bibliotheek een onmisbare maatschappelijke functie heeft? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

3. De kern van het wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie onderschrijven het doel van het interbibliothecair leenverkeer, dat ervoor zorgt dat een titel die niet bij de eigen bibliotheek beschikbaar is vanuit de collectie van een andere bibliotheek aangeleverd kan worden. Wel zijn deze leden geïnteresseerd in de kosten die hiermee gepaard gaan. Wat kost het in stand houden van deze voorziening? En hoe vaak wordt er van deze voorziening gebruik gemaakt door leden van de bibliotheek? Ook vragen deze leden zich af wat de milieueffecten zijn van het op grote schaal vervoeren van boeken tussen de diverse bibliotheekvestigingen.

De genoemde leden merken op dat bij de omschrijving van de fysieke bibliotheek alleen genoemd wordt dat zij alles omvat «wat betrekking heeft op het verzamelen, beheren en uitlenen van fysieke media.» Kan de regering toelichten waarom de twee andere kerndoelen hierin niet zijn betrokken, zo vragen zij.

4. De rolverdeling tussen de overheden

De leden van de VVD-fractie vragen ten eerste naar de kosten van de bibliotheekvoorzieningen buiten standaardtijden. Zijn de cao’s in het bibliotheekwezen betaalbaar? Hoe flexibel kunnen bibliotheken zijn met het aanpassen van openingstijden aan de wensen van de bewoners? Hoe innovatief kunnen bibliotheken opereren ten aanzien van wettelijke voorschriften bij de inzet van personeel en bij openingstijden? Is de regering voornemens om hier wijzigingen in aan te brengen, zodat de fysieke bibliotheek een groter bereik heeft, zo vragen deze leden. Ten tweede onderschrijven de genoemde leden het standpunt van de Raad voor Cultuur om het provinciale niveau te schrappen ten aanzien van het bibliotheeknetwerk. De regering stelt dat de taken van de provincie slechts ondersteunend zijn, maar hiermee ontstaat een situatie waarin drie bestuurslagen een (gedeeltelijke) verantwoordelijkheid dragen. De regering geeft aan dat bij een nieuwe indeling van provincies er minder bestuurlijke versnippering is, maar daarmee vervalt niet de derde bestuurslaag die betrokken is bij deze functie. De landelijke ondersteuningstaak van de bibliotheken ligt bij de KB3. Welke ondersteuning biedt de provincie daar nog bij? Kan deze functie niet overgeheveld worden naar het Rijk of naar de gemeenten, zo willen deze leden weten.

Volgens genoemde leden gaat het argument dat de middelen voor de provincie niet geoormerkt zijn en daarmee niet uit het provinciefonds gehaald kunnen worden niet op. Aan de hand van een rekensom kan bepaald worden welk bedrag aan provinciaal bibliotheekwerk besteed zou moeten worden. Mits dit bedrag in redelijkheid tot stand komt en een uitname tijdig wordt aangekondigd, kan altijd voor deze optie gekozen worden. Zij vragen de regering nogmaals om de verantwoordelijkheden bij de provincie te heroverwegen

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van bezuinigingen op de instandhouding van bibliotheekvoorzieningen. De afgelopen jaren is er een duidelijke afname geweest van het aantal vestigingen, een afname die nog niet ten einde is. Zij vragen de regering of ze de mening deelt dat een veel verdere afname van het aantal vestigingen het beoogde samenhangende niveau van bibliotheekvoorzieningen aan kan tasten. Zo nee, dan horen deze leden graag hoe de regering de gevolgen inschat van de afname van het aantal bibliotheken.

De genoemde leden constateren dat de regering aangeeft dat er bewust voor gekozen is om geen minimum vast te leggen voor het aantal bibliotheekvoorzieningen. Toch vragen deze leden of de regering mogelijkheden ziet om de bereikbaarheid van een fysieke bibliotheek te waarborgen, door bijvoorbeeld een maximale afstand tot een bibliotheekvoorziening vast te leggen. Ook vragen deze leden of de regering verwacht dat de verantwoordelijkheid om bij sluiting te overleggen in het netwerk, gemeenten afhoudt van de beslissing om vestigingen te sluiten en een dekkend netwerk overeind te houden.

De leden van deze fractie zien de meerwaarde van de pso’s4 voor de bibliotheken. In sommige gevallen zijn deze organisaties nauw verweven met de lokale bibliotheken, onder andere door het bieden van facilitaire diensten. Deze leden vragen de regering waarom de taken van de pso’s niet zijn vastgelegd in deze wet. Daarnaast willen deze leden graag een nadere visie van de regering op de wijze waarop de pso’s innovatie optimaal kunnen ondersteunen.

De leden van de SP-fractie vrezen dat door de steeds verder gaande decentralisaties en de opeenstapeling van bezuinigingen waar gemeenten mee te maken krijgen, er de komende jaren steeds minder geld voor bibliotheken vrijgemaakt zal worden. De sluiting van honderden bibliotheken de afgelopen jaren is dan pas het begin van een verdere kaalslag in het bibliotheeknetwerk. Zij vragen van de regering, als stelselverantwoordelijke, een betere visie op de toekomst van de lokale bibliotheek dan de verwijzing naar «lokale keuzes» en het «decentrale karakter» van het bibliotheekwerk.

Op welke wijze, zo vragen deze leden verder, wordt gegarandeerd dat de lokale bibliotheken hun functies goed kunnen blijven vervullen? Op welke wijze gaan de gemeentelijke bezuinigingen hierin een rol spelen? Worden er afspraken met de gemeenten gemaakt over eventuele oormerking van het budget voor de instandhouding van de lokale bibliotheek? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt in dat geval voorkomen dat als gevolg van de gemeentelijke bezuinigingen nog meer bibliotheken zullen sluiten als nu al het geval is? De genoemde leden vragen hoe een goed landelijk dekkend netwerk kan worden gegarandeerd wanneer er geen eisen worden gesteld aan het bekostigingsniveau.

De leden van deze fractie vragen op welke wijze de taken die nu onder verantwoordelijkheid van de provincie vallen mogelijk op landelijk niveau georganiseerd kunnen worden en met welk budget. Welke rol zou de KB daarbij kunnen spelen, zo vragen zij.

De genoemde leden vragen voorts op welke termijn de uitkomsten van het onderzoek naar de gevolgen van de bezuinigingen op het bibliotheekwezen worden verwacht.5

De leden van de CDA-fractie willen graag een toelichting wat in dit kader nu wel of niet verplicht is voor gemeenten. Is de gemeente verplicht om voldoende toegankelijke bibliotheken te hebben? Betekent dit ook dat er in elk van de afzonderlijke kernen van de gemeente ofwel een bibliotheek moet zijn ofwel een mobiele bibliotheekvoorzieningen (biebbus)? Mag een gemeente ook besluiten om de bibliotheek alleen in één van haar kernen open te houden en voor de andere kernen niet te voorzien in een mobiele bibliotheekvoorziening? Gaarne ontvangen zij hierop een nadere toelichting.

Deze genoemde leden willen graag een nadere reactie op de zorg van de Raad van State dat door een te grote regulering van de landelijke overheid gemeenten ertoe zouden kunnen besluiten om op grond van financiële redenen maar geen bibliotheekvoorziening in stand te houden die meedraait in het landelijk netwerk. Het gevolg zou zijn dat leden van een dergelijke bibliotheek geen gebruik meer kunnen maken van de voorzieningen van het netwerk.

Deze leden willen graag nog een nadere toelichting waarom de regering ervoor kiest om de provinciale taken niet te laten vervallen, terwijl de verwachting is dat het aantal provinciale organisaties zal teruglopen van 12 naar 5.

De leden van de D66-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de provinciale rol beperkt wordt tot de terreinen waar sprake is van een duidelijke meerwaarde. Dat betreft de bovenlokale dienstverlening in het fysieke domein, zoals innovaties en het interbibliothecaire leenverkeer. In hoeverre hebben de gemeenten (ook) nog een eigen verantwoordelijkheid op het gebied van innovatie, zodat de lokale context hierin leidend kan blijven? Kan de regering voorts uiteenzetten welke functies de pso’s nog meer hebben, zo vragen deze leden.

De genoemde leden constateren dat de verwachting is dat het fysiek gebruik verder af zal nemen en het digitaal gebruik toeneemt. Dit wetsvoorstel regelt structureel de aanwezigheid van de openbare bibliotheken in het digitale domein. Op dit moment worden er digitaliseringsprojecten uit verschillende publieke bronnen gefinancierd en dit leidt tot losstaande resultaten. In het nieuwe wetsvoorstel wordt dit vanuit de KB geregeld. Zijn openbare bibliotheken verplicht om deel te nemen aan de digitale bibliotheek en welke kosten zijn hieraan verbonden, zo willen deze leden weten.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Vereniging Openbare Bibliotheken zich zorgen maakt dat bibliotheken uit dorpen en wijken verdwijnen. Dit komt mede door bezuinigingen op het gemeentebudget. Hoeveel Nederlandse gemeenten hebben op dit moment geen bibliotheekvoorziening, zo willen zij weten.

De genoemde leden merken op dat er in dit wetsvoorstel om financiële redenen niet is uitgegaan van een verplichting voor elke gemeente om te voorzien in een bibliotheekvoorziening. Wel zijn gemeentebesturen verantwoordelijk voor een netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen. Het overleg tussen partijen heeft tot doel het stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen zo in te richten dat de toegankelijkheid ervan voor het algemeen publiek wordt gewaarborgd. Om dit doel te bereiken moeten zo nodig afspraken worden gemaakt tussen de betrokken partijen. Zijn ook de gemeenten die reeds besloten hebben om de bibliotheekvoorziening in hun gemeente te sluiten verplicht hieraan deel te nemen? Deze leden hebben begrepen dat er gemeenten zijn die het gebruik door lezers uit buurgemeenten willen indammen. Hierdoor worden bibliotheken, soms gedwongen door de gemeenten, soms uit eigen beweging, genoodzaakt om onderscheid te maken tussen leden uit de eigen gemeenten en de leden van buiten de gemeente. Tarieven voor buitenleden worden sterk verhoogd. Deze leden begrijpen dat het niet ongewoon is om € 100,00 voor een lidmaatschap te vragen. Hoe past deze ontwikkeling in de geest van dit wetsvoorstel, zo vragen zij.

De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat fysieke bibliotheken een belangrijke maatschappelijke functie hebben. Zo staat het ook omschreven in het wetsvoorstel. Het is dan ook goed dat gemeenten worden aangemoedigd met elkaar te praten over het bibliotheekaanbod. Het is, hoewel wenselijk, niet per definitie noodzakelijk om dan per gemeente een locatie open te houden. Wel zou dan echter, naar de mening van deze leden, in de wet geborgd moeten worden dat de voorzieningen per gemeente in een andere vorm worden aangeboden. Dat kan bijvoorbeeld in een buurthuis, een wijkcentrum of een verzorgingshuis. Daarmee wordt tevens de bibliotheek als ontmoetingsplek, als toegankelijke openbare ruimte, geborgd voor iedereen. Dat is nodig, want ons bereiken al geluiden van gemeenten die de subsidie willen stopzetten. Met het instandhouden van de bibliotheekvoorzieningen wordt tevens geborgd dat enkele overige belangrijke functies van de bibliotheek behouden blijven. Daarbij kan men denken aan het bestrijden van laaggeletterdheid, het bevorderen van de kenniseconomie en het fungeren als studieplek voor jongeren. Is de regering bereid in de wet te borgen dat in elk geval per gemeente het aanbod van voorzieningen beschikbaar blijft, zo willen deze leden weten.

5. Een netwerk van bibliotheekorganisaties

5.1 Activiteiten in het netwerk

Het spreekt de leden van de PvdA-fractie aan dat het wetsvoorstel richting geeft aan de vernieuwing die bibliotheken doormaken als gevolg van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Door de functies van de bibliotheek te beschrijven, wordt de bibliotheken een duidelijker perspectief geboden op blijvende relevantie en vitaliteit.

De genoemde leden constateren dat het voorliggende wetsvoorstel geen gebruik maakt van het stelsel van certificering, waar de overheid in het verleden juist in geïnvesteerd heeft. Daarom vragen zij of er alternatieve manieren gebruikt worden om de kwaliteit van de openbare bibliotheken te verzekeren. Waarom zou doorgaan met de certificering geen goede manier zijn om de kwaliteit van de openbare bibliotheek overeind te houden? Daarnaast vragen de leden van deze fractie welke rol de regering ziet voor commerciële bedrijven die de taak van de openbare bibliotheek uitvoeren. Moeten deze commerciële partijen ook aan alle voorwaarden van deze bibliotheekwet voldoen, inclusief het interbibliothecair leenverkeer en het collectieplan, zo willen zij weten.

De leden van deze fractie denken dat een goede manier om het draagvlak onder een bibliotheekvestiging te vergroten samenwerking met scholen en culturele instellingen is, waardoor nieuwe klanten gevonden worden en onderling inhoudelijk samengewerkt kan worden. De genoemde leden zien veel potentie in dit soort nieuwe samenwerkingsverbanden om meer vestigingspunten van de bibliotheek open te houden. Graag zouden deze leden zien dat de regering deze vormen van samenwerking zou steunen om een fijnmazig bibliotheeknetwerk te kunnen onderhouden. Graag horen zij de visie van de regering hierop.

Wel vragen deze leden aandacht voor de vergoedingen voor auteurs bij samenwerking met schoolbibliotheken en universitaire bibliotheken, die vrijstelling hebben van het leengeld. Hoe werkt dit als deze instellingen samenwerken met een openbare bibliotheek, zo willen zij weten.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze dit wetsvoorstel de netwerkstructuur versterkt. Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting. Hoe wordt er tussen de verschillende betrokken partijen overleg georganiseerd en hoe krijgt de verdeling van verantwoordelijkheden vorm? Op welke wijze wordt er overkoepelend overzicht georganiseerd, zo willen zij weten.

De genoemde leden vragen om een specificatie van de bekostiging van de bibliotheekorganisaties. Hoeveel gaat via gemeenten en welke specifieke taken worden daarvan uitgevoerd? Welk bedrag gaat via provincies en welke specifieke taken worden daarvan uitgevoerd? Welke specifieke taken en bedragen lopen via het rijk? Is er toezicht op overkoepelende landelijke programma’s ten aanzien van laaggeletterdheid, leesbevordering, mediawijsheid en samenwerking met scholen, zo informeren deze leden.

De leden van deze fractie vragen of het voorgestelde overleg dat tussen gemeenten plaats dient te vinden wanneer een van de buurgemeenten een bibliotheek wil sluiten niet erg vrijblijvend is. Op welke wijze wordt het voorgestelde overleg georganiseerd? Worden er consequenties aan de uitkomst van het overleg verbonden? Worden er eisen of criteria gesteld voordat met sluiting kan worden ingestemd, zo vragen zij. Hoeveel gemeenten zijn er momenteel waar geen bibliotheek meer aanwezig is? Welke gemeenten zijn dit? Hoeveel gemeenten hebben nog maar één bibliotheek? Op welk moment kan er niet meer gesproken worden van een dekkend netwerk van bibliotheken? Wat is de ondergrens? Deelt de regering de mening dat elke gemeente tenminste één volwaardige bibliotheek zou moeten hebben, zo vragen zij.

De genoemde leden vragen of de totstandkoming van een gezamenlijk collectieplan, dat moet leiden tot de Collectie Nederland, verder kan worden toegelicht. Op welke wijze gaat de KB in de praktijk invulling geven aan de voorgestelde sectorbrede afstemming, zo willen zij weten. Deze leden vragen hoe wordt voorkomen dat door de fysieke en de digitale bibliotheek als één geheel te benaderen er op termijn van bepaalde titels niet of nauwelijks fysieke exemplaren te verkrijgen zullen zijn. Komt er een moment dat titels waar minder vraag naar is en die ook digitaal zijn te verkrijgen niet meer voor iedereen even toegankelijk zijn? De genoemde leden willen weten of de collectie wel als één geheel te benaderen valt. Is het onderscheid in gebruikers, vraag en toegankelijkheid tussen de fysieke en de digitale bibliotheek niet te groot om alles op één hoop te vegen, zo informeren deze leden.

De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting waarom naast de nationale catalogus ook een eenduidige lidmaatschapsregistratie noodzakelijk zou zijn.

De genoemde leden vragen in hoeverre er voldoende maatwerk kan worden geboden door gemeenten bij deelname aan het landelijke netwerk. Zij vragen hoe de regering de situatie beoordeelt van een gemeente die enkel een servicepunt als bibliotheekvoorziening kan bieden.

De leden van deze fractie vragen of het voornemen bestaat om ook publicaties uit universitaire bibliotheken via het interbibliothecair leenverkeer uitleenbaar te maken in alle Nederlandse bibliotheken. Zo ja, wanneer komt die mogelijkheid naar verwachting beschikbaar, zo willen deze leden weten.

5.2 De Koninklijke Bibliotheek als nationale bibliotheek in het netwerk

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het nieuwe bibliotheekstelsel zich verhoudt tot het stelsel van bibliotheken gericht op aangepast lezen. Blijven er aparte fysieke voorzieningen bestaan of worden deze toegevoegd aan de huidige fysieke functies? Valt onder de nieuwe digitale voorziening ook aangepast lezen voor mensen met een beperking die lezen bemoeilijkt? Welke technische ontwikkelingen maken de digitale weg aantrekkelijker voor deze doelgroep en vervalt daarmee een fysieke functie, zo willen deze leden weten.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat er in het nieuwe bibliothecaire stelsel een centrale rol is weggelegd voor de KB, onder andere in het opstellen van het collectieplan. De leden van deze fractie vragen of daarmee niet onnodig gecentraliseerd wordt. Zij zijn van mening dat het voor een bibliotheek die aansluit op de wensen van haar leden nodig is om het collectiebeleid regionaal en per wijk te laten afwijken. Zo zijn er ook boeken in streektalen of gericht op een lokaal publiek, waarvan de genoemde leden menen dat die ook thuis horen in de bibliotheek. Hoeveel ruimte krijgen bibliotheken om zelfstandig en in overleg met de provinciale steunorganisaties hun eigen collectie samen te stellen en op welke wijze zijn bibliotheken gebonden aan dit plan, zo vragen deze leden.

De leden van deze fractie constateren dat de overgang van de bibliotheekvoorzieningen voor mensen met een leeshandicap naar de KB zorgt voor onduidelijkheid bij onder andere blinden en slechtzienden. Daarom willen deze leden van de regering duidelijk weten welke wijzigingen de voorzieningen voor mensen met een leeshandicap zullen ondergaan door de overgang naar de KB. Daarnaast vragen deze leden of er ook op het gebied van bibliotheekvoorzieningen voor mensen met een leeshandicap gewerkt blijft worden aan innovaties, waardoor toegankelijke boeken en literatuur op één platform aangeboden worden.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de KB er flink wat taken en verantwoordelijkheden bij krijgt. Op welke wijze wordt de KB hierin ondersteund met extra budget, zo willen deze leden weten.

Op welke wijze wordt de toegankelijkheid van informatie en de overige bibliotheekfuncties gegarandeerd voor mensen met een leesbeperking, zo vragen genoemde leden. Zij vragen verder of en op welke wijze deze toegankelijkheid wettelijk geregeld wordt, zowel voor toegang tot de fysieke als digitale bibliotheek.

De leden van de D66-fractie lezen dat de KB verantwoordelijk wordt voor het verzorgen van de leesvoorziening voor personen met een leesbeperking. Hoe kunnen websites en digitale media toegankelijk gemaakt worden voor mensen met een visuele beperking? Kan de regering toelichten hoe de KB hieraan concreet invulling geeft, zo informeren zij.

De genoemde leden merken op dat het wetsvoorstel beoogt dat iedere inwoner van Nederland gebruik kan maken van de fysieke en/of digitale diensten van de bibliotheek. Zijn er ook speciale voorzieningen voor ouderen, die wellicht de fysieke bibliotheek niet meer kunnen bereiken, maar die bijvoorbeeld wegens gebrekkige computervaardigheden ook de digitale bibliotheek nog niet «beheersen», zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat middels de wet de KB een centrale en op onderdelen sturende rol krijgt. Zij wordt onder meer verantwoordelijk voor het verzorgen van de leesvoorziening voor personen met een leesbeperking. Kan de regering nader uiteenzetten wat zij concreet aan verbeteringen op dit punt verwacht ten opzichte van de huidige situatie? Welke doelen heeft de regering voor ogen? Van de Vereniging van Leesgehandicapten begrijpen deze leden dat een inclusieve dienstverlening nog niet is bereikt. Zij geven aan dat het van belang is dat er een goede aansluiting komt tussen het lokale bibliotheekwerk en de dienstverlening aangepast lezen. Op welke wijze wordt deze dienstverlening geborgd? Kan de regering al nader toelichten op welke wijze de KB invulling van deze wettelijke taak zal vervullen? Gaat de KB als gebouw ook een hernieuwde maatschappelijke functie vervullen? Worden de openingstijden bijvoorbeeld verruimd? Gaat de KB zich ook richten op kinderen en tieners, zo informeren deze leden.

De leden van de 50PLUS-fractie vinden het opvallend dat er in het wetsvoorstel weinig aandacht is voor het aanbod voor mensen met een leesbeperking. Duidelijk wordt dat deze wel vallen onder de KB, maar voor het overige blijft het ongewis. Deze leden vinden het belangrijk om de positie van en de voorzieningen voor mensen met een leesbeperking specifieke aandacht te gunnen in het wetsvoorstel, om de toegankelijkheid te borgen. Immers, zowel in fysieke als in digitale zin stelt dit speciale eisen, wat cruciaal is voor de betreffende doelgroep. En deze is fors: volgens onder meer de Stichting Aangepast Lezen hebben circa anderhalf miljoen mensen moeite met lezen. Dit is een groot maatschappelijk probleem. Bij de aanpak hiervan is een wettelijke borging van deze toegang onmisbaar. Daarom is volgens de genoemde leden hier een verplichtend aspect in de wet wel op zijn plaats, ook met het oog op de financiering ervan. Daarbij willen deze leden zeker nog het belang van de toegankelijkheid en bruikbaarheid van lectuur voor mensen met een visuele beperking benadrukken. Borging van gelijkwaardige toegang is van het grootste belang. Is de regering bereid om deze toegang in de wet te verankeren, zo vragen zij.

5.3 Toegang en lidmaatschap

De leden van de VVD-fractie vragen wat de juridische implicaties zijn van het hanteren van de termen «lid» en «lidmaatschap» ten aanzien van geregistreerde gebruikers van de digitale bibliotheek. Wat betekent dit ten aanzien van het gebruik, het aangaan van een overeenkomst en ten aanzien van kosten, incasso’s enzovoort, zo vragen zij.

De genoemde leden vragen of de regering voorts kan toelichten of en waarom er behoefte zou zijn aan één overkoepelende lidmaatschapspas voor digitale en fysieke gebruikers. Is de digitale bibliotheek niet juist bedoeld voor een ander type gebruiker dan de fysieke gebruiker? Wat is de meerwaarde van een gezamenlijk lidmaatschap? Wat zijn de kosten voor ontwikkeling daarvan en wie draagt die kosten, zo willen zij weten. Uit de toelichting blijkt dat «nieuwe» digitale gebruikers, die tot die andere doelgroep behoren, wellicht verleid kunnen worden tot een later bezoek aan de fysieke bibliotheek. Waarom is dat noodzakelijk? Zolang de hoofdfunctie van de bibliotheek gericht is op lezen, leren en informeren kan de digitale weg die functie ook vervullen. Graag een reactie van de regering hierop.

De leden van deze fractie merken op dat in het wetsvoorstel de netwerkfunctie van de bibliotheek wordt vastgelegd. Kan de regering aangeven hoe de netwerkfunctie gewaarborgd kan worden als gemeenten niet of onvoldoende financiële middelen beschikbaar stellen voor het in stand houden van een lokale bibliotheekvoorziening? Hoe kan voorkomen worden dat de gemeente die het bibliotheekwerk wel financiert, opdraait voor de netwerkkosten van buurgemeenten die het bibliotheekwerk niet overeind houden? Kan de netwerkfunctie ook door commerciële bibliotheken ingevuld worden, zo informeren zij.

Kan de regering aan de genoemde leden aangeven wat de ontwikkelingen in de ons omringende landen zijn ten aanzien van het beperken van auteursrecht tot geregistreerde gebruikers van digitale bibliotheekvoorzieningen, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie vragen of met de voorgestelde landelijke bibliotheekpas in alle vestigingen gebruik kan worden gemaakt van de leenvoorziening, ongeacht bij welke bibliotheekorganisatie een vestiging is aangesloten. Met andere woorden, kan met één pas toegang worden verkregen tot alle bibliotheken in Nederland, zo informeren zij.

De genoemde leden hebben vragen over de voorgestelde gebruikersregistratie. Betekent de gebruikersregistratie dat van iedere klant wordt genoteerd welke titels hij leent, en zo ja, op welke wijze wordt dit geregistreerd? Welke gegevens worden bij uitlening in de digitale bibliotheek geregistreerd, zo informeren de genoemde leden. Wat gebeurt er met de opgeslagen gegevens? Voor wie zijn deze gegevens toegankelijk en hoe lang en waar worden deze bewaard? Door wie wordt er toezicht gehouden op de bewaring van gegevens, zo vragen zij.

De genoemde leden merken op dat er een prijsverschil wordt gesuggereerd tussen lidmaatschap van de digitale bibliotheek, lidmaatschap van de fysieke bibliotheek en een combinatielidmaatschap. Waar worden deze verschillende prijzen op gebaseerd? Hoe groot gaan de verschillen zijn tussen de drie voorgestelde lidmaatschapsvormen? Deze leden vragen verder waarin de soorten lidmaatschap in de praktijk gaan verschillen. Welke service gaat onder welk lidmaatschap vallen? Houdt het onderscheid tussen een digitaal en een fysiek lidmaatschap bijvoorbeeld rekening met de bestaande praktijk waarin digitale en fysieke dienstverlening doorelkaar lopen, zoals het digitaal doorzoeken van de collectie en digitaal reserveren van een fysiek exemplaar, zo willen deze leden weten.

De leden van de CDA-fractie willen graag een nadere toelichting waarom niet is gekozen voor één lidmaatschap dat toegang biedt tot zowel de fysieke als de digitale collectie.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat ervoor is gekozen het digitale lidmaatschap niet te koppelen aan het fysieke lidmaatschap van een bibliotheek. Dit betekent dat er drie varianten van lidmaatschap mogelijk zijn. Deze leden begrijpen dat er op deze manier sprake is van een zo groot mogelijke keuzevrijheid voor de gebruiker, maar zij willen wel graag meer weten over de mogelijke gevolgen van deze keuze. Verwacht de regering dat het aantal leden van de fysieke bibliotheek dusdanig zal dalen dat haar voortbestaan hierdoor in het geding komt? Is bekend wat leden van de fysieke bibliotheek extra zullen moeten betalen om ook gebruik te kunnen maken van de digitale diensten? Deze leden merken op dat lidmaatschap van de fysieke bibliotheek voor jongeren onder de 18 jaar in de meeste gemeenten gratis is, met als doel om jongeren zonder toegangsdrempel in contact te brengen met lezen, literatuur en cultuur. Hiervan is echter afgezien voor digitale boeken, omdat het kosteloos uitlenen van e-content een onevenredig groot beslag op het budget voor e-content zou leggen. Zijn er echter in de onderhandelingen met uitgevers geen mogelijkheden om jongeren kosteloos van de digitale bibliotheek gebruik te laten maken, zo vragen zij. Is hierover al overleg gevoerd met uitgevers? Zo ja, kan de regering toelichten wat hier is besproken? Zo nee, is de regering nog bereid met uitgevers te onderhandelen zodat er (voor jeugdigen) niet gebruik gemaakt hoeft te worden van een bedrag per uitlening? En kan het kabinet nader ingaan op (mogelijke) tarieven voor het gebruiken van e-content voor jeugdigen en volwassenen, zo willen deze leden weten.

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat er drie verschillende typen lidmaatschap in de wet worden vastgelegd. Het lidmaatschap bij de openbare bibliotheek kan het gebruik van een fysieke voorziening, de digitale voorziening of beide voorzieningen omvatten. De regering meent voldoende te hebben toegelicht waar er niet voor gekozen is om de digitale voorziening enkel beschikbaar te stellen indien er ook wordt gekozen voor een lidmaatschap van een fysieke voorziening. Deze leden vragen de regering haar redenering te onderbouwen met cijfers. Hoeveel nieuwe leden worden er voor de digitale bibliotheek verwacht? Van hoeveel leden wordt verwacht dat zij hun lidmaatschap zullen opzeggen? Op welke termijn worden deze effecten verwacht? Welke gevolgen heeft een daling in het ledenaantal voor de andere maatschappelijke functies van de fysieke bibliotheek? Deze leden ontvangen ook graag de onderzoeksgegevens waarop de regering zich baseert als zij stelt dat leden die geïnteresseerd zijn in de digitale bibliotheek af zouden zien van hun lidmaatschap indien zij in hun lidmaatschap ook mee zouden moeten betalen aan de fysieke bibliotheek.

De leden van de SGP-fractie vragen een nadere onderbouwing voor de splitsing van het lidmaatschap van de digitale en de fysieke bibliotheek. Zij vragen welke onderzoeken erop wijzen dat de geschetste nadelen niet alleen theoretisch, maar ook daadwerkelijk reëel zijn en dat een splitsing verstandig is. Naar de mening van deze leden staat dit voorstel op gespannen voet met de bewering dat de fysieke en de digitale bibliotheek een twee-eenheid vormen.

De genoemde leden vragen de regering inzichtelijk te maken dat de kansen en het voortbestaan van lokale bibliotheken door het wetsvoorstel niet onder druk komen te staan, namelijk doordat het lidmaatschap van de digitale bibliotheek van de lokale bibliotheek wordt afgescheiden. Zij vragen ook hoe verzekerd wordt dat lokale bibliotheken kunnen voldoen aan de taken die in het nationale collectieplan worden vastgelegd.

De leden van 50PLUS-fractie juichen de contributiekorting voor jongeren tot 18 jaar toe. Dit is goed voor de (lees-)ontwikkeling van de jongeren zelf en daaruit voortvloeiend van de kenniseconomie in Nederland. De functie van de bibliotheek voor oudere leden is daarbij ook gelegen in de ontmoeting, de participatie in de maatschappij, bestrijden van eenzaamheid en nadere zelfontplooiing. Gezien het feit dat de beleidslijnen van de overheid steeds meer gericht zijn op de eigen omgeving, het oplossen van problemen in samenspraak met de eigen omgeving, moeten mensen ook gefaciliteerd worden om dit te kunnen doen. Deze leden stellen dan ook voor om voor 65-plussers een gereduceerd lidmaatschapstarief in de wet op te nemen. Dat verlaagt de drempel voor ouderen om gebruik te maken van de functies van de bibliotheek. Met name voor degenen met een laag inkomen kan dit cruciaal zijn.

Is de regering bereid om een gereduceerd lidmaatschapstarief voor ouderen in de wet op te nemen? Graag ontvangen zij een toelichting hierop.

Jeugdcontributie

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de tussenweg van een gemaximeerde contributie is gekozen. Zij hebben een voorkeur voor een eenduidige keuze: of wel contributie, of niet. Als na de leeftijd van 16 jaar ontheffing wordt verleend omdat de bibliotheek zoekt naar een overgang voor jongeren om te wennen aan de kosten, waarom is deze vervolgens gemaximeerd? Is dit noodzakelijk? Waarom wordt dit niet vrijgelaten, zo willen zij weten.

Deze leden zien ook dat jongeren wellicht meer, gemakkelijker en eerder gewend raken aan digitaal lezen van e-content dan de huidige gebruikers van fysieke content. In het digitale jeugdlidmaatschap worden de kosten niet beperkt, omdat anders een onevenredig groot beslag wordt gelegd op het budget voor e-content. Is er onderzoek gedaan naar het bevorderen van lezen onder jongeren en de verhouding van de kosten voor fysieke uitleningen en voor digitale uitleningen? Moet het bibliotheekbeleid niet gericht zijn op een doelstelling ter bevordering van het lezen (en het aanpassen van het aanbod daarop) in plaats van op de aanbodgerichte structuren die nu al bestaan, zo willen deze leden weten.

De leden van deze fractie merken op dat de VNG zich met haar reactie op het ontwerpvoorstel richt op de functie van de bibliotheekvoorziening ten opzichte van jongeren: leesbevordering en mediawijsheid. Vindt de regering dat deze functie voldoende tot uiting komt in het wetsvoorstel? Hoe kunnen deze functies aansluiten bij de digitale of juist de fysieke bibliotheek? Ook richt de VNG zich op de aanpak van laaggeletterdheid. De genoemde leden vragen naar de visie van de regering op synergie tussen de nieuwe bibliotheekwet en de aanpak van laaggeletterdheid.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering de mening deelt dat juist de digitale bibliotheek voor jongeren een belangrijke en laagdrempelige stap richting literatuur, lezen en de bibliotheek in het algemeen is. Hoe wordt voorkomen dat jongeren door de heffing van contributie voor de digitale bibliotheek zullen afzien van lidmaatschap? Welke afspraken gaat de regering hierover maken, zo vragen zij. Is overwogen om de bestaande mogelijkheid voor gemeenten om jeugdcontributie te heffen voor de fysieke bibliotheek te schrappen? De genoemde leden ontvangen hierop graag een toelichting.

De leden van de CDA-fractie vragen wat er in financiële zin verandert voor de jeugdcontributie vanwege de uitleen van digitale content. Gaarne ontvangen zij hierop een nadere toelichting.

6. De digitale bibliotheek

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de komst van een landelijke digitale bibliotheekvoorziening een enorme versnelling betekent van het digitale aanbod door de bibliotheken in Nederland. Zowel de technische als de auteursrechtelijke zorgen worden bibliotheken uit handen genomen. Deze leden hopen dat de digitale catalogus snel zal groeien en de digitale bibliotheek een goed alternatief kan bieden voor illegale downloads van e-boeken. Daarbij vragen zij op welke wijze digitale uitgaven in streektalen en regionale uitgaven opgenomen gaan worden in de catalogus, ook met het oog op de bevordering van de streekcultuur.

De genoemde leden willen graag van de regering weten hoe zij aankijkt tegen de audio-uitleen door bibliotheken. Daarover lijkt nu een opvatting te ontbreken. Mogelijk zou de digitale bibliotheekvoorziening hier een rol in kunnen spelen.

De leden van deze fractie zijn van mening dat het wel belangrijk is om de elektronische diensten te koppelen aan de diensten van een gewone bibliotheek, want alleen dan kunnen beide kanalen elkaar versterken. Als er een veel goedkoper digitaal abonnement op de digitale bibliotheek komt, zal dat het lidmaatschap van de gewone bibliotheek kannibaliseren. Daarom vragen deze leden welke richttarieven de regering in gedachten heeft voor een digitaal abonnement en hoe deze zich verhouden tot die voor een regulier abonnement. Hoe kijkt de regering aan tegen de risico’s van een digitaal abonnement voor het regulier abonnement, zo willen deze leden weten.

De genoemde leden merken op dat het invoeren van een landelijke pas als je lid bent van een lokale bibliotheek nog een stap verder zou zijn. Door de toenemende samenwerking zou zo’n pas misschien tot de mogelijkheden behoren. Hoe ziet de regering deze mogelijkheden, zo informeren genoemde leden.

De leden van de SP-fractie constateren dat er regelgeving voor en verankering van de digitale bibliotheek komt. Zij zijn kritisch over een eenzijdige ontwikkeling richting een digitale bibliotheek. Hoe gaat de regering voorkomen dat de digitale bibliotheek de fysieke bibliotheek verdringt? Erkent zij dat de fysieke bibliotheek minstens gelijkwaardig is aan de digitale bibliotheek en dat de digitale bibliotheek de fysieke bibliotheek niet kan vervangen?

Er worden flinke stappen gezet om de digitale bibliotheek beter te organiseren. De genoemde leden vragen of dit met de bestaande middelen gerealiseerd kan worden. Is er bij de overheveling van de bestaande budgetten rekening gehouden met de (komende) gemeentelijke bezuinigingen? Hoe gaat de regering voorkomen dat de overheveling van budget voor e-content vanuit het gemeentefonds naar centrale inkoop een vermindering van de subsidie voor de fysieke bibliotheek tot gevolg zal hebben? Op welke wijze springt de rijksoverheid bij als blijkt dat de middelen ontoereikend zijn, zo willen deze leden weten.

De genoemde leden vragen op welke wijze de digitale bibliotheek voor vergroting van mediawijsheid gaat zorgen. Gaat er op dit gebied samengewerkt worden met scholen, en zo ja op welke wijze wordt deze samenwerking vormgegeven, zo informeren deze leden.

De leden van deze fractie vragen hoe de auteursrechtelijk beschermde content toegankelijk wordt gemaakt. De genoemde leden merken op dat het Nederlands leenrecht blijkbaar ondergeschikt is aan Europese regelgeving. Zij vragen of de regering deze rangschikking wenselijk en passend vindt. Is leenrecht niet iets wat prima op nationaal niveau in nationale wetten geregeld kan en zou moeten worden? Hoe gaat de regering de gewenste regelingen met betrekking tot e-lending mogelijk maken zonder dat dit tot omslachtige afspraken tussen verschillende partijen gaat leiden, zo vragen zij.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat wanneer de KB verder bouwt aan de landelijke digitale bibliotheek zij er ook op toe dient te zien dat de digitale bibliotheek voldoende toegankelijk is voor leesgehandicapten. Heeft de KB als doelstelling het aantal werken voor leesgehandicapten te vergroten, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering beperkingen ziet aan het zonder voorafgaande toestemming uitlenen van auteursrechtelijk beschermde e-boeken. Deze leden vragen welke stappen de regering onderneemt om te bevorderen dat Europese regelgeving dienaangaande versoepeld wordt.

7. Ontvangen adviezen

7.1 Advies van de Raad van Cultuur

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de opmerkingen van de Raad voor Cultuur, maar niet de reactie van de regering daarop. De Raad stelt dat er weinig tot geen vernieuwende visie plaatsvindt in de wet en dat meer ruimte moet bestaan voor innovatie en minder voor de fysieke uitleenfunctie. Vindt de regering dat deze wet gericht is op de doelstelling van een openbare bibliotheekvoorziening of is deze wet onderbouwd aan de hand van bestaande structuren? Als er geen bibliotheekvoorziening zou bestaan, hoe zou leesbevordering in een digitale context dan ingericht moeten worden, zo vragen deze leden.

De genoemde leden vragen hoe de regering de verbinding met de universiteitsbibliotheken voor zich ziet.

De leden van deze fractie merken op dat de huidige Auteurswet alleen de beschikbaarstelling van fysieke werken regelt. Dit betekent dat enerzijds voor digitale content (en met name e-boeken) licenties moeten worden afgesloten en dat anderzijds uitgevers kunnen weigeren om deze content aan de bibliotheken ter beschikking te stellen. Is de regering van mening dat de Auteurswet aangepast dient te worden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet, zo informeren deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen net als de Raad voor Cultuur op welke wijze één landelijk functionerend stelsel gerealiseerd kan worden zonder gemeenten ergens toe te verplichten. Wanneer de gemeenten met de huidige en nieuwe bezuinigingen worden geconfronteerd, zullen zij keuzes gaan maken. Op welke wijze wordt gegarandeerd dat deze keuzes niet ten koste van de lokale bibliotheken gaan? Hoe blijft iedere inwoner verzekerd van een volwaardige en kwalitatief hoogwaardige bibliotheekvoorziening bij hem of haar in de buurt? Op welke wijze worden de gaten die nu al vallen hersteld en hoe wordt voorkomen dat er gaten in het stelsel blijven vallen, zo willen deze leden weten.

De genoemde leden merken op dat de Raad voor Cultuur adviseert dat er een sterkere verbinding zou moeten worden gelegd tussen de bibliotheken en andere spelers op het terrein van onder andere cultuureducatie, volwasseneneducatie, erfgoed en onderwijs. Deze leden vragen op welke wijze het «breder omschrijven» in het antwoord van de regering op dat advies, bij gaat dragen aan deze gewenste versterking in de praktijk. Zij vragen om een verdere toelichting hoe deze doelstelling bereikt kan worden.

De leden van deze fractie wijzen op de reactie van de VNG, die niets ziet in het vastleggen van de maatschappelijke functies. Zij vrezen een verdere uitkleding van de bibliotheekfuncties wanneer de bezuinigingen bij gemeenten doorgaan. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat ook in onwillige gemeenten goede bibliotheekvoorzieningen blijven bestaan, zo willen deze leden weten.

De leden van de D66-fractie zijn, in overeenstemming met de Raad van Cultuur, van mening dat het belangrijk is dat de bibliotheek verbonden is met andere maatschappelijke domeinen, als cultuureducatie, erfgoed, media, onderwijs en volwasseneneducatie. Kan de regering uiteenzetten wat de taken van de bibliotheek zijn op het gebied van het bestrijden van laaggeletterdheid en hoe er op dit vlak met scholen kan worden samengewerkt? Ook vragen de leden zich af of de bibliotheek een rol zou kunnen spelen in het vergroten van de participatie en zelfredzaamheid van burgers. De bibliotheek is verbonden met het maatschappelijk domein en is voor veel mensen een toegankelijke en laagdrempelige voorziening. Ziet de regering mogelijkheden voor de bibliotheek om een rol te spelen met betrekking tot de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning? Zo nee, kan de regering toelichten waarom hierin geen rol voor de bibliotheek is weggelegd? Zo ja, kan de regering beschrijven welke mogelijkheden zij ziet? En zou dit dan gevolgen kunnen hebben voor het budget van bibliotheken? Deze leden vragen zich af ook of het ook mogelijk is een overkoepelende maatschappelijke functie te benoemen voor de bibliotheek. Kan de regering ook ingaan op de wijze waarop het nieuwe wetsvoorstel tegemoet komt aan de uitganspunten van het UNESCO Public Library Manifesto, zo willen deze leden weten.

7.2 Resultaten van de internetconsultatie

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de minimale voorwaarden waar een bibliotheek aan moet voldoen wettelijk worden vastgelegd. Gaat de regering de zogenaamde certificeringseisen die tussen verschillende partijen zijn gemaakt (VNG, IPO6, OCW7, en de bibliotheken) wettelijk vastleggen? Zo nee, op welke wijze gaat zij voorkomen dat bijvoorbeeld commerciële partijen de naam «openbare bibliotheek» gaan dragen zonder dat zij aan deze minimale eisen hoeven te voldoen, zo vragen zij. Vindt de regering het acceptabel, zo willen genoemde leden weten, dat commerciële partijen, die met heel andere doeleinden opereren, zich in het bibliotheekwezen gaan mengen? Hoe oordeelt zij over het mogelijk risico van afbreuk van het bibliotheekwerk dat dit tot gevolg kan hebben, zo vragen zij.

8. Financiële gevolgen

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden de financiële gevolgen voor het gemeentefonds onduidelijk. De hoogte van het uit te nemen bedrag wordt onder meer bepaald aan de hand van de ontwikkelingen in de omvang van het digitale aanbod. Deze leden menen dat de gevolgen op korte termijn, met ingang van de wet, al duidelijk zouden moeten zijn. Kan de regering de ontwikkelingen van het digitale aanbod voor de komende vijf jaar duiden en hieraan voorlopige cijfers toekennen, zo vragen zij.

9. Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het verzamelen en verstrekken van gegevens verplicht wordt gesteld als deze gegevens momenteel al vrijwillig beschikbaar gesteld worden via het BIS8. Wat is de meerwaarde van deze verplichting? Dat het geen extra kosten met zich meebrengt, neemt niet weg dat het invoeren van een verplichting een stuk gemakkelijker is dan het afschaffen ervan. Wat de genoemde leden betreft zijn extra regels om bestaande situaties te bestendigen in dit geval totaal overbodig.

10 Artikelsgewijs: Artikel 6

De leden van de D66-fractie vragen zich af of er concrete voorwaarden zijn op basis waarvan een bibliotheek gesloten mag worden. Het sluiten van een bibliotheek kan er immers toe leiden dat de volledige basisbibliotheek niet meer aan de verplichtingen van de wet voldoen, omdat door sluiting van een bibliotheek wellicht niet meer alle functie-eisen worden geborgd door de bibliotheekorganisatie. Heeft de gemeente hierin zelf de volledige beleidsvrijheid of spelen ook de provincie, omliggende gemeenten of het Rijk hier nog een rol in? Deze leden constateren dat er overleg gevoerd moet worden om het stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen zo in te richten dat de toegankelijkheid ervan voor het algemeen publiek wordt gewaarborgd en dat er zo nodig om dit doel te bereiken tussen de betrokken partijen afspraken worden gemaakt. Kan de regering nader toelichten wanneer zij dit nodig acht? Is bijvoorbeeld aan te geven bij welk inwoneraantal er een bibliotheekvoorziening moet blijven bestaan? Vindt de regering dat iedere gemeente ernaar moet streven een bibliotheek te hebben? Ook vragen deze leden zich af in hoeveel gemeenten er op dit moment een bibliotheek is.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Klapwijk


X Noot
1

Hoofdlijnenbrief actualisering bibliotheekwetgeving (Kamerstuk 28 330, nr. 51)

X Noot
2

VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten

X Noot
3

KB: Koninklijke Bibliotheek

X Noot
4

pso’s: provinciale steunorganisaties

X Noot
5

uitvoering motie Van Dijk 33 400-VIII, nr. 82

X Noot
6

IPO: Interprovinciaal Overleg

X Noot
7

OCW: het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

X Noot
8

BIS: Landelijke Culturele Basisinfrastructuur

Naar boven