33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

AP/ Nr. 53 AFSPRAKENLIJST INTERPARLEMENTAIR KONINKRIJKSOVERLEG JUNI 2024

Den Haag, Nederland 7–10 juni 2024

In het Presidiumoverleg van 7 juni 2024 zijn de onderstaande afspraken herbevestigd, dan wel gemaakt:

  • dat het Presidium bestaat uit de voorzitters van de parlementen (behalve van Nederland), de voorzitters van de commissies en de griffiers;

  • dat de Statenvoorzitters van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de commissievoorzitters van Nederland de delegatieleiders zijn en de afsprakenlijst ondertekenen;

  • dat de commissievoorzitters woordvoerders van de delegaties zijn, maar tijdens discussies meerdere leden van de delegaties het woord kunnen voeren;

  • dat de commissievoorzitters en de Statenvoorzitters deelnemen aan de persconferentie;

  • dat indien een delegatie een afwijkend standpunt heeft, dit vermeld wordt in de afsprakenlijst. Daarbij wordt verwezen naar de toelichting op dit standpunt, die wordt opgenomen in een bijlage die formeel geen onderdeel uitmaakt van de afsprakenlijst. Afwijkende standpunten worden voorafgaand aan de persconferentie schriftelijk gedeeld met de andere delegaties. Van een afwijkend standpunt van een deel van een delegatie wordt geen aantekening opgenomen;

  • dat alle delegaties kunnen deelnemen aan een werkgroep. Nederland is trekker van een werkgroep indien het een specifiek onderwerp met betrekking tot Caribisch Nederland (BES-eilanden) betreft;

  • dat de delegaties maximaal 15 minuten de tijd krijgen om intern beraad te plegen;

  • dat het Reglement van Orde van het gastland geldt, bijvoorbeeld met betrekking tot interruptie van sprekers en persoonlijke feiten;

  • dat de Voorzitter van het IPKO de tijd in de gaten houdt, opdat elke delegatie evenveel tijd krijgt om haar standpunten naar voren te brengen;

  • dat het organiserende land de werkbezoeken in het IPKO vaststelt en regelt, waarbij de gastdelegaties tijdig gevraagd wordt suggesties te doen;

  • dat schriftelijke standpunten van individuele leden en/of fracties niet formeel tijdens het IPKO zullen worden ingebracht;

  • dat de beraadslagingen van het IPKO in beginsel openbaar zijn en dat wordt gezorgd voor een uitzending via internet. De werkbezoeken en de Presidiumvergaderingen zijn in beginsel besloten;

  • dat het programma van het IPKO wordt vastgesteld door het Presidium. Wijzigingen in of aanvullingen op het programma dienen eerst te worden goedgekeurd door het Presidium;

  • dat de voertaal van het IPKO Nederlands is, waarbij iedere delegatie indien noodzakelijk zelf zorgdraagt voor de vertaling, zonder dat dit een levendige gedachtewisseling in de weg staat.

Openingsspeech en presentatie recente ontwikkelingen per land

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer, dhr. Rosenmöller, opent het IPKO in Den Haag en heet alle deelnemers van harte welkom in de plenaire zaal van de Eerste Kamer.

De delegaties nemen met belangstelling kennis van de openingsspeeches en presentaties van de actuele ontwikkelingen per land. Namens de Staten van Curaçao speecht mw. America-Francisca, Voorzitter van de Staten van Curaçao, waarna de voorzitter van de commissie Rijksaangelegenheden, Interparlementaire Relaties en Buitenlandse Betrekkingen van de Staten van Curaçao, dhr. Brownbill, de recente ontwikkelingen presenteert. Namens de Staten van Aruba speecht dhr. Vrolijk, Voorzitter van de Staten van Aruba, waarna de voorzitter van de commissie Koninkrijksaangelegenheden en Buitenlandse Betrekkingen van de Staten van Aruba, dhr. Tevreden, de recente ontwikkelingen toelicht. Namens de Staten van Sint Maarten speecht mw. Wescot-Williams, Voorzitter van de Staten van Sint Maarten, waarna de vicevoorzitter van de commissie voor Koninkrijksaangelegenheden en Interparlementaire Relaties van de Staten van Sint Maarten, mw. Gumbs de presentatie verzorgt over de recente ontwikkelingen. Tot slot presenteert, nadat het voorzitterschap is overgedragen aan de Voorzitter van het IPKO, mw. Paulusma, de commissievoorzitter Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer, dhr. Rosenmöller, de recente ontwikkelingen in Bonaire, Sint Eustatius, Saba en Europees Nederland.

Werkbezoek Amsterdam Noord

Op vrijdagmiddag 7 juni 2024 leggen de vier delegaties werkbezoeken af aan Amsterdam-Noord. Centraal staat het vraagstuk van armoede en armoedebestrijding. Doorgaans wordt armoede geïnterpreteerd als een inkomenstekort. Armoede is echter veelomvattender. Het heeft niet louter betrekking op een tekort aan inkomsten om de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te dekken, maar is eveneens nauw verbonden met de oorzaken en de gevolgen van dat inkomenstekort. Armoede gaat vaak ook gepaard met een verlies van regie, met gevoelens van schuld, schaamte en eenzaamheid, en heeft een negatieve uitwerking op de gezondheid.

Als eerste bezoeken de parlementariërs de Sociale Markt in het voormalig kerkgebouw de Ark in Amsterdam-Noord. De Sociale Markt is een bundeling van een aantal winkels: de voedselbank, de sociale kruidenier en de kledingwinkel van het Leger des Heils. Tevens is er een koffieruimte waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten en die tevens functioneert als wachtruimte voor de winkels, zodat klanten niet op straat hoeven te wachten. De doelgroep bestaat uit personen die klant zijn van de Voedselbank en uit de buurt komen. Het initiatief geeft de klanten regie en zelfwaarde: door middel van een puntenbudget, onder andere afhankelijk van de gezinssamenstelling, kunnen ze zelf bepalen welke producten ze kopen bij de Voedselbank en de sociale kruidenier. De producten zijn geprijsd in punten. De kledingwinkel werkt met lage prijzen. De winkels worden deels bevoorraad door de private sector (supermarkten en hotels), deels door de Voedselbank en het Leger des Heils. In beperktere mate bestaat er de mogelijkheid tot kappersbezoek, een schoonheidsspecialist of een tandartsconsult. Hetzelfde geldt voor de fietsenmaker. Ook is er laagdrempelige toegang tot hulpverlening op financieel gebied, maatschappelijk werk en zijn er sociale activiteiten (leestafel, tekenclub, etc).

Aansluitend ontvangen de parlementariërs informatie over de actiegroep «De Noordas» die zich richt op het bestrijden van armoede in de buurt. Vervolgens hebben de parlementariërs in de Sociale Markt drie groepsgesprekken, waarbij direct betrokkenen aan de volksvertegenwoordigers hun aangrijpende persoonlijke verhaal vertellen over de situatie waarin zij verkeren. Een 34-jarige vrouw vertelde bijvoorbeeld hoe haar hele familie zwaar getroffen werd door het Toeslagenaffaire. Zelf had ze hard gewerkt in de financiële wereld, en haar geld opgespaard om een huis te kunnen kopen. Door de nood waarin haar familie kwam door het Toeslagenschandaal, werd er een zwaar beroep gedaan op haar om bij te springen. Dat had ze vanzelfsprekend gedaan, maar hierdoor was een schuld ontstaan van 100.000 euro, was ze burn-out geraakt en afgekeurd om te werken. Door dit alles is ze zelf in de schuldsanering terechtgekomen en is ze noodgedwongen verhuisd. Ze bouwt haar leven nu weer op en werkt aan eigen herstel. Ze wijst erop dat de huidige maatregelen gericht op schadeherstel van de Toeslagenaffaire onvoldoende recht doen aan situaties als die waarin zij verkeert.

Aansluitend verplaatsen de delegaties zich naar het Buurthuis Van der Pek. Daar worden de parlementariërs ontvangen door een groot aantal vrijwilligers en het bestuur. Het buurthuis wordt gedragen door de bewoners in de Van der Pekbuurt: «een buurthuis in zelfbeheer». De buurt is in het interbellum opgezet als arbeidersbuurt en was een van de eerste tuindorpen. In 2015 is gestart met een grootschalige renovatie van de buurt, nadat het lange tijd op de nominatie stond om te worden gesloopt, omdat het was verpauperd. Het streven is er daarbij op gericht om een gemêleerde bewoning te houden: zo’n 60% sociale huur en daarnaast 40% verkoop en verhuur. Het buurthuis streeft ernaar de sociale cohesie in de wijk te bevorderen; de bewoners worden gestimuleerd zelf initiatieven te ontplooien. De bottom-up-benadering staat centraal. Het buurtcentrum is een laagdrempelige ontmoetingsplek en biedt onderdak aan talloze initiatieven: huiswerkbegeleiding, computerlessen, Nederlandse les, dansles en talloze andere workshops. De programma-kalender biedt een indrukwekkende lijst sociale en praktische activiteiten.

In het buurthuis worden de delegaties ook geïnformeerd over het concept van de WijkKliniek en het Leernetwerk Acute Ouderenzorg. De WijkKliniek is een nieuw zorgconcept voor kwetsbare ouderen die normaal gesproken in het ziekenhuis worden opgenomen vanwege acute medische problemen. In de WijkKliniek is er zowel acute medische zorg, als goede ondersteuning en begeleiding om zo fit mogelijk weer naar huis te kunnen. Zo worden ouderen in hun eigen buurt opgevangen en wordt het ziekenhuis ontlast. Door de vergrijzing in Nederland neemt de druk op de (ouderen)zorg toe. Een deel van de zorg die nu plaatsvindt in het ziekenhuis, kan voorkomen worden door betere en meer gerichte ouderenzorg. De WijkKliniek heeft sinds 2018 in deze leemte voorzien. Dit werkt uiteindelijk ook kostenbesparend, omdat de druk op de ziekenhuizen, maar ook op geriatrische revalidatiecentra afneemt. Ook wordt er aanzienlijk bespaard op kosten van vervoer tussen verschillende medische instellingen.

Om een nieuw zorgconcept op te kunnen nemen in het pakket van zorgverzekeraars, moet aan een aantal eisen worden voldaan. Eén daarvan is laten zien dat het zorgconcept schaalbaar is, toepasbaar in andere contexten en regio’s en niet enkel in Amsterdam. Daarom is het Leernetwerk Acute Ouderenzorg opgericht. Hierin wordt inmiddels samengewerkt met meer dan 50 regio’s door heel het land. Op dit moment zijn er 15 proeftuinen waar het concept WijkKliniek samen mee is uitgewerkt en waar het nu wordt toegepast. Hierin wordt ook nauw samengewerkt met verzekeraars, om ervoor te zorgen dat het zorgconcept breed toepasbaar wordt en uitgerold kan worden door heel het land.

Armoede-indicatoren en -bestrijding

De tweede dag van het IPKO begint met een verdere bespreking rondom het thema armoede. Daarmee wordt voortgebouwd op het werkbezoek aan Amsterdam-Noord. De bespreking begint met twee presentaties. Allereerst informeert dhr. Goderis, van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de delegaties over de verschillende methoden en indicatoren voor het meten van armoede. Het meten van armoede focust zich voornamelijk op economische deprivatie, oftewel het tekort aan inkomen en consumptie. Armoede is in essentie absoluut: een tekort aan voedsel wordt niet minder doordat andere mensen in je omgeving ook honger lijden. Maar armoede wordt ook bepaald door de maatschappelijke context waarin je leeft. Armoede is zowel objectief (wat heb je nodig om in je noodzakelijk levensonderhoud te kunnen voorzien), als subjectief (hoe ervaren mensen hun eigen situatie). Al deze verschillende zaken moeten gemeten worden om de armoedegrens te kunnen bepalen. Het is daarom ook belangrijk om cijfers die armoede meten te toetsen bij bevolkingsgroepen waar het om gaat.

Het vaststellen van een armoedegrens is in zekere mate arbitrair. Je moet immers ergens de grens trekken. Daarbij is het belangrijk voor ogen te houden dat alleen het percentage van hoeveel mensen er onder de armoedegrens leven, niet alles zegt. Het gaat er ook om hoe ver deze mensen onder de armoedegrens zitten. Wanneer je alleen focust op het percentage onder de armoedegrens, dan is er een risico op een perverse prikkel om alleen mensen die net onder die grens zitten, daarboven te tillen, om het percentage zo snel mogelijk te verlagen. Er moet ook altijd voldoende aandacht uit blijven gaan naar de mensen die verder onder die grens zitten.

Daarna verzorgt dhr. Thodé, voormalig voorzitter van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland, een presentatie over het werk van genoemde Commissie. De Commissie heeft nadrukkelijk niet enkel gekeken naar wat verschillende huishoudtypes in Caribisch Nederland nodig hebben om rond te komen, maar ook om te kunnen participeren in de maatschappij. Daarna is gekeken naar een systematiek om het sociaal minimum daarop te laten aansluiten en wat daarvan de implicaties zijn. Artikel 20 van de Grondwet gold daarbij als uitgangspunt: bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van de welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. Vergelijkbare bepalingen zijn opgenomen in de Staatsregelingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

In haar werkzaamheden liep de Commissie aan tegen de beperkingen van de beschikbare data om een goede analyse te kunnen maken. Onder andere het Nibud heeft bijgedragen aan het verzamelen van data. Deze data mining heeft de Commissie veel tijd gekost. Uit de cijfers is gebleken dat in tegenstelling tot wat vaak aangenomen wordt, armoede in Caribisch Nederland veel minder gekoppeld is aan werkeloosheid. Veel armoede wordt veroorzaakt doordat het wettelijk minimumloon niet toereikend is, waardoor mensen vaak meerdere banen hebben om rond te kunnen komen. Het verhogen van het minimumloon verhoogt op korte termijn de druk op de gemeenschap, maar is noodzakelijk om de armoedeproblematiek te adresseren, net als het verlagen van de kosten voor levensonderhoud.

Armoede is daarbij altijd een breder vraagstuk dan in cijfers weer kan worden gegeven. Het is een multidimensionaal vraagstuk, dat verder gaat dan enkel inkomen en kosten. Flankerend beleid is daarom noodzakelijk. Maar het vatten van dergelijke vraagstukken in cijfers en het verzamelen van goede data blijft nodig om het vormen van beleid mogelijk te maken.

Onderwijs

Voor de bespreking van dit thema gaan de delegaties in vier deelgroepen uiteen en voeren gesprekken met 25 studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hierna koppelen de delegaties plenair terug.

Deelgroep 1

Vanuit deelgroep 1 wordt geconstateerd dat studenten vaak worden geconfronteerd met een cultuurschok als zij naar Nederland verhuizen. Studenten ervaren een dubbele standaard daar zij soms worden gezien als internationale studenten en soms als Nederlandse studenten. Zij kunnen hierdoor vaak tussen wal en schip vallen bij het aanvragen van bepaalde voorzieningen. Er wordt opgemerkt dat er vaak onduidelijkheid bestaat over de nodige verzekeringen in Nederland en dat zelfstandig wonen als een grote stap wordt ervaren. Caribische studenten moeten vaak hard werken om naast hun studie in hun bestaan te kunnen voorzien. Het niveau van welvaart in Nederland wordt soms ook als confronterend ervaren.

Als positief wordt in deze deelgroep opgemerkt dat het openbaar vervoer in Nederland goed geregeld is, wat meer mobiliteit geeft. Daarbij zijn er veel vormen van onderwijs beschikbaar in Nederland en kunnen studenten een breder sociaal leven hier in Nederland leiden.

Deelgroep 2

Vanuit deelgroep 2 wordt teruggekoppeld dat de ervaringen en zorgen van de studenten boekdelen spraken tijdens het gesprek. Er worden verhalen gedeeld die racisme, huisvesting, braindrain, en inclusiviteit raken, maar ook verhalen over voorbereidingen om in Nederland te gaan studeren. Er is opgemerkt dat studenten vaak voorbereid worden op de praktische aspecten van de overgang naar Nederland, maar niet op de emotionele aspecten van het studeren en wonen in Nederland. Studenten hebben aangegeven dat zij deel uitmaken van Nederland, maar dat zij dat niet voelen. Het zijn verschillende eilanden, maar de ervaringen zijn vergelijkbaar. Vanuit de deelgroep wordt gesteld dat gestreefd zou moeten worden om gezien, gehoord en betrokken te worden in gesprekken, in rechten, maar ook in kansen. Studenten hebben ook aangegeven dat er een gebrek aan begrip is vanuit de Caribische delen van het Koninkrijk.

Deelgroep 3

Vanuit deelgroep 3 wordt geconstateerd dat de studenten veerkrachtig zijn en dat zij de kansen pakken. In deze deelgroep waren er twee vragen, namelijk hoe kunnen de landen de studenten ondersteunen en wat hebben de studenten nodig om terug te komen. In deze deelgroep is naar voren gekomen dat er incentives moeten komen vanuit de (ei)landen van herkomst om studenten stimuleren terug te keren. Ook wordt aangegeven dat er platformen nodig zijn vanuit de landen zodat de studenten in contact kunnen komen met bedrijven en organisaties om zo de mogelijkheid en kansen voor netwerken te verhogen. De studenten wensen ook verandering te zien in het huidige systeem van het zoeken naar kamers, gezien alle andere aspecten waarmee zij reeds moeten omgaan tijdens hun studie. Ook is stilgestaan bij de behoefte om te integreren om hun medestudenten beter te kunnen begrijpen. Het realiseren van het bemachtigen van een BSN-nummer bij het aanvragen van studiefinanciering wordt als een pluspunt gezien. Bij deze deelgroep was de takeway: «Take every challenge as an opportunity to learn and to move forward.»

Deelgroep 4

Vanuit deelgroep 4 wordt opgemerkt dat de kosten van levensonderhoud en de huizencrisis de Caribische studenten enorm raken. De studenten merken op dat de financiële stress door bijvoorbeeld verzekeringskwesties gevolgen heeft voor en afleidt van studeren en hun geluk in het leven. Sommige studenten moeten fulltime werken en fulltime studeren puur omdat het noodzakelijk is. Zij geven aan dat zij anders niet succesvol kunnen zijn. In deze deelgroep wordt ook opgemerkt dat ook al is Nederland het meest toegankelijk om te studeren, het wel ver van huis is. Zij worden niet als internationale studenten gezien, maar ook niet als Nederlandse (binnenlandse) studenten. In deze deelgroep is ook gevraagd naar wat nodig is om ervoor te zorgen dat de studenten terugkeren naar de eilanden. Over het algemeen willen de studenten terugkeren, echter zijn er aanzienlijke uitdagingen zoals het afwijzen van nieuwe ideeën op de eilanden, en de moeilijkheid om een baan te vinden gezien de kleinschaligheid van de eilanden. In deze deelgroep is de wens geuit om eerder en betere voorbereidingen te treffen over de verwachtingen van het studeren en leven in Nederland. Een punt van zorg is dat kinderen van immigranten het reguliere schooltraject volgen, maar vervolgens na de middelbare school geen studiefinanciering kunnen ontvangen en dus niet naar Nederland gaan om te studeren.

De delegaties geven ieder op zijn eigen manier follow-up aan de aanbevelingen van de studenten, waar mogelijk in samenwerking.

Criminaliteit, corruptie, ondermijning, veiligheid, verwevenheid onder- en bovenwereld en samenwerking binnen het Koninkrijk gericht op bestrijding

Dhr. Van Slobbe, directeur Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC), geeft een presentatie over het samenwerkingsverband NSOC tussen verschillende (opsporings)diensten in Nederland (Belastingdienste, Douane, FIOD, Koninklijke Marechaussee en Defensie, Openbaar Ministerie en Politie) om georganiseerde criminaliteit het hoofd te bieden. De bestaande vormen van ondermijnende criminaliteit worden steeds harder. Dit zorgt voor extra dreiging en is bijvoorbeeld zichtbaar in het aantal dreigingen jegens justitiepersoneel, advocaten, rechters etc.

De duurzame samenwerking leidt tot positieve resultaten, hetgeen aan te tonen is met cijfers; er zijn meer inbeslagnames bij de Douane en uiteindelijk worden topcriminelen strafrechtelijk veroordeeld. Naast het opsporingsdoel zet de NSOC zich in om inzicht te krijgen in de onderliggende structuren van criminele organisaties en hoe deze functioneren. De NSOC tracht middels het treffen van maatregelen barrières op te werpen die het moeilijker moeten maken voor criminele organisaties om bestaande maatschappelijke structuren te misbruiken voor criminele doeleinden. Hiervoor heeft NSOC gekozen voor de volgende thema’s: (1) Trade Based Money Laundering; (2) financiële dienstverleners; (3) logistieke dienstverleners en (4) corruptie en geweld.

Door de krachten te bundelen en ervaring en expertise met elkaar uit te wisselen krijgt NSOC, naast zicht op de criminele aspecten ook bijvoorbeeld sociale, politieke en financiële aspecten in beeld. Dit neemt veel tijd in beslag.

Ook buiten de grenzen van Nederland probeert NSOC samenwerking te versterken. Er is samenwerking vanuit Nederland met de diensten in het Caribische deel van het Koninkrijk, maar er is ruimte voor verdieping en verbetering.

Veilige en leefbare wijken

Het IPKO ontvangt een presentie van dhr. Eghosa, Stadsdeeldirecteur Laak, gemeente Den Haag en dhr. Beks, bestuursadviseur burgemeester Van Zaanen over «Veilige en leefbare wijken: Den Haag stad van vrede en rechten en leefbare en veilige stad achter de duinen».

Den Haag is de stad van de regering en internationale hoven, ministeries, ambassades en nationale en internationale instellingen. Deze diversiteit aan instellingen heeft van Den Haag een grote stad gemaakt bestaande uit verschillende nationaliteiten en religieuze achtergronden, maar ook een grote stad vol risico’s en criminaliteit. De uitdagingen om Den Haag veilig en leefbaar te houden zijn groot en er kan veel misgaan.

De strijd om een veilig en leefbaar Den Haag wordt gecoördineerd door de driehoek samenwerking tussen Politie, het Openbare Ministerie en de burgemeester. Een belangrijk component in die strijd is ook de inzet uit de hele stad. De bewoners, de gemeentelijke handhavers, ook Veiligheidsregisseurs genoemd, die de wijken kennen, een netwerk bezitten (spinnen in het web) en hun vinger aan de pols houden, werken samen met de politie en omliggende gemeenten om de stad veilig en leefbaar te houden.

De presentatoren gebruiken Laak als een voorbeeld van een wijk waar vanwege de heersende omstandigheden veel mis kan gaan. De wijk kampt met een frequente wisseling van bewoners, laaggeletterdheid en heeft overlast van hangjongeren als gevolg van een hoog percentage vroegtijdige schoolverlating. Laak kent ook een hoog percentage armoede (25% van de wijkbewoners) waarvan 10% langdurig van aard is. Alle elementen waren aanwezig om de wijk onveilig en onleefbaar te maken, totdat in 2022 een brandbrief door de bewonersorganisatie aan het gemeentebestuur veel aandacht kreeg van politici en de pers. Dit leidde ertoe dat er gesprekken plaatsvonden tussen bewoners, burgemeester, wethouders en het stadsdeel. Er werd een integraal actieplan geformuleerd om Laak leefbaar en veilig te maken.

Het Actieplan Laak berust op 6 aandachtsterreinen namelijk:

  • Arbeidsmigranten. Door middel van een mobiel informatiepunt worden migranten in de wijk over hun rechten en plichten geïnformeerd, vaak in hun eigen taal.

  • Afval. 8.669 afvalmeldingen in Laak gaven aanleiding tot de inzet van extra materiaal en medewerkers als ook extra schoonmaak op piekmomenten. Het Actieplan heeft ook als doel gedragsverandering onder de bewoners, door o.a. huis-aan-huis campagnes te organiseren.

  • Verbondenheid. De haalbaarheid van het Actieplan berust ook op «community-building» met name door jongerenwerk, sportvoorzieningen en andere burgerinitiatieven die door de wijk en wijkorganisaties worden ondersteund.

  • Veiligheid. Met betrekking tot dit punt stuurt de gemeente op extra handhaving en integrale handhavings- en leefbaarheidsacties, alsmede extra onderhoud op straat.

  • Meer groen. Als het meest versteende stadsdeel van Den Haag richt het Actieplan zich ook op de creatie van meer groene ontmoetingsplaatsen, bijvoorbeeld door het plaatsen van meer plantenbanken en het planten van meer bomen.

  • Governance en participatie. Het Actieplan kan niet uitgevoerd worden zonder de deelname van de wijkbewoners zelf. Om voornoemde deelname en betrokkenheid te stimuleren worden er bezoekersavonden en klankbordbijeenkomsten georganiseerd waar de wijkbewoners gehoord kunnen worden. Tevens wordt er gebruikgemaakt van sociale media om (succes)verhalen van Laak te verspreiden.

De presentatoren stellen dat het plan aanslaat en de wijkbewoners hechten er steeds meer waarde aan. Belangrijk acht men dat zij het gevoel hebben gehoord worden. Onderzoek en voortgangsrapportages hebben bewezen dat het veiligheidsgevoel en dus de beleving van bewoners in positieve zin gestegen is. Veel is bereikt, maar de presentatoren zijn zich ook bewust dat er nog veel gedaan dient te worden. Niet alleen door de wijkbewoners, maar ook door de ambtenaren zelf. De laatstgenoemde dienen minder sectoraal te werken en een bredere kijk te krijgen op het gebied.

Met betrekking tot het verlagen van de eerder vermelde 10% langdurige armoede tracht de gemeente de bewoners beter in te lichten ter zake van de voorzieningen waarover zij kunnen beschikken.

Met betrekking tot vroegtijdige schoolverlaters probeert de gemeente hen perspectief te bieden door het inzetten van rolmodellen uit de wijk als voorbeelden van hoe zij wel vooruit kunnen komen.

De sociale cohesie in wijken die 50% laaggeletterd zijn, met name die wijken waar goedkope woningen worden verhuurd en waar soms 15 man samenwonen, wordt bevorderd door het beter informeren van de migranten over hun rechten en plichten en het stimuleren van gedragsverandering bijvoorbeeld als het gaat om hoe men omgaat met afval.

De bezorgdheid over het ontbreken van een sociale component in de driehoeksamenwerking wordt verholpen door de voortdurende inzet van sleutelfiguren, de wijkregisseurs. Ook ondernemers en initiatieven zoals de «music box» waar naar de jeugd geluisterd wordt als instrument om verbondenheid te creëren en om perspectief te bieden, worden ingezet. De «music box» dient ook als toezichtinstrument voor vroegtijdige schoolverlaters wat soms kan leiden tot een meer persoonsgerichte aanpak met behulp van de politie.

De presentatoren herhalen dat ondanks dat het Actieplan positieve resultaten boekt, het nog altijd mis kan gaan als zowel top-down als bottom-up de inzet verslapt. Belangrijk is dat de mensen in het Actieplan en zijn doelen blijven geloven. Stimulering en beloning maken deel uit van dit proces (Koninklijke onderscheidingen, eigen medailles en nieuwe pilotprojecten).

Een moeilijke taak blijft financiering van de projecten. Omdat Laak niet bij de 20 kwetsbare wijken van Nederland behoort, komt zij niet in aanmerking voor subsidies en blijft men afhankelijk van gelden die afkomstig zijn van het Actieplan zelf, dan wel door benadering van bedrijven die deel uitmaken van de gemeenschap, voor financiële steun.

Democratisch deficit in het Koninkrijk

In drie deelgroepen bespreken de volksvertegenwoordigers van de vier parlementaire delegaties het onderwerp van het democratisch tekort in het Koninkrijk. Daarover wordt plenair teruggekoppeld. Op grond van deze gedachtewisseling komt het IPKO tot de volgende vaststellingen.

Het IPKO,

  • overwegende dat het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden dit jaar 70 jaar bestaat;

  • overwegende dat binnen het Koninkrijk der Nederlanden sprake is van een democratisch tekort;

  • overwegende dat de bestaande mogelijkheden voor democratische besluitvorming in het Statuut mogelijk nog niet ten volle zijn benut;

  • overwegende dat een integrale herziening van het Statuut momenteel niet opportuun is, en evenmin binnen afzienbare tijd haalbaar is;

  • overwegende dat het onderwerp van het democratisch tekort reeds jarenlang op de politieke agenda’s staat, waarbij slechts beperkt voortgang wordt geboekt;

  • overwegende dat een Koninkrijksconferentie nog niet heeft plaatsgevonden;

  • overwegende dat delegaties in het IPKO samen de beslissing hebben genomen dat er op korte termijn voortgang dient te worden geboekt om het democratisch tekort in het Koninkrijk te verminderen;

neemt verheugd kennis van het voornemen van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om binnen enkele weken na afloop van dit IPKO een voorstel voor een Rijkswet op grond van artikel 12a Statuut voor de behandeling van bij Rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen te presenteren en ziet uit naar de bespreking van dit voorstel;

mandateert het Presidium van het IPKO om een breed geschakeerde groep «Democratisch tekort Koninkrijk» van onafhankelijke (wetenschappelijke) deskundigen samen te stellen (met inbegrip van een programma van eisen en budgettaire aspecten). De gevraagde deskundigen moeten reeds bestaande en nieuwe voorstellen tot vermindering van het democratisch tekort binnen het Koninkrijk overzichtelijk in kaart brengen, analyseren (pro’s en contra’s voor betrokkenen) en samenvatten, en tevens de reikwijdte en betekenis van bestaande Statuutsbepalingen (o.a. de artikelen 3, 11, 26, 27, 381, 43 en 51) in ogenschouw nemen en analyseren;

mandateert tot slot het Presidium om uiterlijk in 2025 de mogelijkheden te onderzoeken voor een apart IPKO (of andersoortige interparlementaire conferentie) geheel gewijd aan het oplossen van het democratisch tekort in het Koninkrijk der Nederlanden, zodat het rapport van de bovengenoemde deskundigen als vertrekpunt voor deze conferentie kan worden genomen;

en mandateert het Presidium een brief te sturen aan de Koninkrijksregering met een oproep om op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te geven over een eventueel te organiseren Koninkrijksconferentie, met de mogelijkheid tot deelname van vertegenwoordigers van de parlementen.

Nationaal Slavernijmuseum

Het IPKO ontvangt een presentatie over het op te richten Nationaal Slavernijmuseum. De heer van Engen, opdrachtgever vanuit de gemeente Amsterdam, licht toe dat het oprichten van een Nationale Slavernijmuseum voortvloeit uit een besluit van de gemeenteraad van Amsterdam van 20 december 2017. Samen met het Rijk is besloten de scope van het museum verder te trekken dan de trans-Atlantische slavernij en een Koninkrijksbrede invalshoek toe te passen. In totaal zijn de kosten van het museum geraamd op 109,5 miljoen euro en de samenwerking tussen de gemeente Amsterdam en het Rijk ter realisering van het museum is begin juni 2024 vastgelegd in een bestuursovereenkomst. Mevrouw C. Mattijsen, ambtenaar van het Ministerie van OCW, benadrukt dat het Herdenkingsjaar en de excuses van de Nederlandse regering voor het slavernijverleden van invloed zijn op het proces, maar dat het Slavernijmuseum op zichzelf staat. Met de toezegging van de Staatssecretaris Van Huffelen krijgt het museum een lokale weerslag op alle zes eilanden van het Koninkrijk. Vertegenwoordigers van de eilanden zullen in de komende periode samen met OCW deze lokale weerslag verder uitwerken.

De heer J. Leerdam, één van de kwartiermakers van het museum, geeft aan dat het totstandkomingsproces van het plan voor het Slavernijmuseum heeft geleund op de vele gesprekken die er Koninkrijksbreed zijn gevoerd met verschillende stakeholders. Uitgangspunt is een breed draagvlak en goede verbindingen met de eilanden. Mevrouw P. Brandon, tevens kwartiermaker van het museum, benadrukt dat wederkerigheid tussen de (ei)landen van het Koninkrijk belangrijk is. Ze licht toe dat het museum verdeeld zal zijn over een aantal tijdsvakken en zal beginnen met het hier en nu en met de huidige ontwikkelingen in de maatschappij op dit thema. Ook zal het museum aandacht besteden aan de periode vóór de slavernij. De collecties en programma’s van het Slavernijmuseum zullen tevens digitaal toegankelijk zijn. De heer Brandwagt sluit de presentatie af met een toelichting over de gekozen locatie van het museum, nl. het Java-eiland in Amsterdam. Deze locatie komt tegemoet aan de wensen van een museum aan doorgaand water en met de mogelijkheid van een park. Verdere uitgangspunten voor de bouw van het museum zijn toegankelijkheid en laagdrempeligheid.

Access of the (autonomous) countries of Aruba, Curacao and Sint Maarten to EU Funds

De delegaties ontvangen een informatieve, omvattende presentatie over de toegankelijkheid van EU-fondsen voor de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De presentatie werd gegeven door mw. Metdepenningen en mw. Payan, beide werkzaam bij DG International Partnerships van de Europese Commissie. De Caribische delen van het Koninkrijk vallen onder de Landen- en Gebieden overzees (LGO’s), LGO's zijn geassocieerd met de EU en vallen niet onder de EU-markt, het EU-grondgebied en het EU-acquis, maar worden weldegelijk gezien als belangrijk voor de EU, als «outposts» in onder andere de Cariben. Mede daarom stelt de EU-fondsen ter beschikking. De samenwerking EU/LGO’s wordt vormgegeven in de vorm van partnerschappen, waarbij doelen en middelen in gezamenlijkheid worden vastgesteld. In het nieuwe ondersteuningsprogramma voor de LGO’s, de Decision on the Overseas Association including Greenland (DOAG), geldt de al bestaande samenwerking met Groenland als voorbeeld: een partnerschap gericht op politiek-institutionele samenwerking, handel en financiële samenwerking, met als vorm een politieke dialoog.

Belangrijkste uitwerkingsinstrument zijn de multi-annual Indicative Programmes (MIP’s). Met zowel Curaçao, Aruba als Sint Maarten zijn samenwerkingen tot stand gekomen. Tot voor enkele jaren via het European Development Fund (EDT) 2014–2020; de lopende samenwerking gegrondvest in de DOAG voor de periode 2021–2027.

Agendapunten volgend IPKO

Het Presidium beraadt zich op eventuele aanvullende agendapunten. In een videoconferentie ter voorbereiding op het komende IPKO wordt definitief over de agenda besloten. Het volgende IPKO zal plaatsvinden van 8 t/m 10 januari 2025 in Aruba.

Den Haag, 10 juni 2024

Edgard Vrolijk (Voorzitter Staten van Aruba)

Charetti America-Francisca (Voorzitter Staten van Curaçao)

Sarah Wescot-Williams (Voorzitter Staten van Sint Maarten)

Paul Rosenmöller (Staten-Generaal Nederland)

Bijlage I Leden van de delegaties

DELEGATIE STATEN VAN ARUBA

E.G.A. Vrolijk (delegatieleider)

H.W.G. Tevreden

S.M. Tromp-Lee

D. Guedez-Erasmus

L.J. Christiaans-Yarzagaray

R.M.J. Raymond

M.G. Wyatt-Ras

A.A. Dowers

M.J. Tromp

M.J. Mansur

G.L. Croes

R.R. Santos do Nascimento

R.A. Hoek (toehoorder)

A.A. Gunn (toehoorder)

H. ChJ. Hek (griffier)

DELEGATIE STATEN VAN CURAÇAO

Ch.M. America-Francisca (delegatieleider)

F.H.E. Brownbill

S.P. Osepa

Q.C.O. Girigorie

G.M. Mc William

R.F. Calmes

M.G. Martines

Z. Jesus-Leito

G. Mercelina jr (toehoorder)

S.R. Cijntje (griffier)

DELEGATIE STATEN VAN SINT MAARTEN

S.A. Wescot-Williams (delegatieleider)

M.D. Gumbs

C.T. Emmanuel

S.E. Jacobs

S.D.M. Roseburg

V.V. Kotai

G.J. Richardson (griffier)

STATEN-GENERAAL DELEGATIE

Tweede Kamer

W. Paulusma (voorzitter IPKO)

J.P. van Haasen

R.J. White

I.J.M. Michon-Derkzen

J.M. Paternotte

D.G.M. Ceder

E.A.M. Meijers (griffier)

Eerste Kamer

P. Rosenmöller (delegatieleider)

P. Nicolaï

T. Panman

J. Recourt

H.W. Vogels

Th. W. Rietkerk

B.O. Dittrich

E.B. van Apeldoorn

F.W.J. Holterhues

K. van Bijsterveld

M.J. van Rooijen

A.Sj. van der Goot

F.J. Bergman (griffier)

Bijlage II PROGRAMMA INTERPARLEMENTAIR KONINKRIJKSOVERLEG 7 JUNI–10 JUNI 2024

VRIJDAG 7 JUNI 2024

   

09.00–09.30 uur

Presidium

09.30–11.30 uur

Opening IPKO, speeches delegatieleiders, presentaties recente ontwikkelingen per land

11.30–12.10 uur

Lunch

12.15–18.00 uur

Werkbezoek Amsterdam Noord

12.15–13.15 uur – Verplaatsen naar Amsterdam Noord

13.15–14.45 uur – Sociale Markt

14.45–15.15 uur – Verplaatsen naar Buurthuis Van der Pek

15.15–16.00 uur – Presentatie Wijkkliniek (bij Buurthuis Van der Pek)

16.00–17.30 uur – Buurthuis Van der Pek

17.30–18.30 uur – Vervoer terug naar Den haag Centrum

ZATERDAG 8 JUNI 2024

   

09.30–11.00 uur

Armoede-indicatoren en -bestrijding

11.00–12.30 uur

Onderwijs

12.30–14.00 uur

Lunch met Caribische studenten

14.00–14.45 uur

Criminaliteit, corruptie, ondermijning, veiligheid, verwevenheid onder- en bovenwereld en samenwerking binnen het Koninkrijk gericht op bestrijding

14.45–15.00 uur

Groepsfoto

15.00–15.45 uur

Veilige en leefbare wijken

16.00–17.15 uur

Democratisch deficit

17.30–21.00 uur

Informeel diner

MAANDAG 10 JUNI 2024

   

09.30–10.30 uur

Nationaal Slavernijmuseum

10.30–11.30 uur

Access of the (autonomous) countries of Aruba, Curacao and Sint Maarten to EU Funds

11.45–13.00 uur

Lunch

13.00–13.30 uur

Delegatieoverleggen

13.30–14.00 uur

Presidium

14.15–15.15 uur

Vaststellen IPKO-afsprakenlijst

15.30–16.00 uur

Ondertekening afsprakenlijst en persconferentie


X Noot
1

Zie ook de afsprakenlijst van het IPKO van 4–6 mei 2022 op Sint Maarten, Kamerstukken I/II, 2021–2022, 33 845, AG/nr. 44, pp. 10–11.

Naar boven