Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2023
De Europese Commissie bereidt besluitvorming voor over een machtiging tot nadere samenwerking
tussen Frankrijk en Algerije op het terrein van het familierecht. Een dergelijk besluit
vergt de instemming van beide Kamers der Staten-Generaal op grond van artikel 3 van
de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon. Deze brief bevat een daartoe strekkend verzoek.
Frankrijk wenst bilaterale samenwerkingsverbanden aan te gaan met Algerije, onder
andere op het terrein van familierecht, meer specifiek de wederzijdse erkenning van
de echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk,
de ouderlijke verantwoordelijkheid, kinderontvoering, onderhoudsverplichtingen, huwelijksvermogensrecht
en geregistreerde partnerschappen. Van bijzonder belang voor Frankrijk is de erkenning
van echtscheiding met wederzijdse instemming.
Wederzijdse samenwerking op deze terreinen vindt over het algemeen plaats binnen het
kader van de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht,
waar Nederland gastland van is. De bestaande Europese instrumenten op het terrein
van het familierecht sluiten ook aan op deze verdragen.
Algerije heeft niet de wens toe te treden tot de verdragen van de Haagse Conferentie
die de in de tweede alinea genoemde materie multilateraal regelen. De Unie werkt evenmin
aan een afzonderlijke bilaterale overeenkomst tussen Algerije en de Unie. Voor Frankrijk
heeft een bilaterale samenwerking evenwel wel grote waarde, gelet op de uitzonderlijke
economische, culturele, historische, sociale en politieke banden tussen Frankrijk
en Algerije en de daarmee samenhangende grote groep van Algerijnse burgers woonachtig
in Frankrijk.
Daarom concludeert de Europese Commissie dat een ad-hoc-machtiging voor Frankrijk
op grond van artikel 2, lid 1, VWEU kan worden voorgesteld. Frankrijk zal daarmee
worden gemachtigd te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst met Algerije (en
deze in een later stadium te sluiten) over aangelegenheden die onder de exclusieve
externe bevoegdheid van de Unie vallen, mits die overeenkomst geen belemmering vormt
voor de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid van de Unie.
De Europese Commissie gaat er daarbij van uit dat multilateralisme een hoeksteen blijft
van het EU-beleid ten aanzien van derde landen op het gebied van justitiële samenwerking
in burgerlijke en handelszaken en dat de machtiging om te onderhandelen, indien deze
door de Raad wordt verleend, als uitzonderlijk en in geen geval als precedent moet
worden beschouwd. De loutere weigering van een derde land om toe te treden tot de
verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht mag niet worden
beschouwd als de enige voorwaarde voor het verlenen van een dergelijke machtiging,
aldus de Commissie. Onder die voorwaarden is een dergelijke machtiging ook naar mijn
oordeel acceptabel.
Op 11 december jl. is hiertoe een ontwerpbesluit gepubliceerd, dat voor uw Kamer via
het EU-portaal beschikbaar is.1 Er kunnen nog minimale wijzigingen in dit besluit worden aangebracht op basis van
juridisch taalkundige revisies. Overeenkomstig de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon
vraag ik uw instemming om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van dit besluit.
Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen na overlegging
van het ontwerpbesluit door een der Kamers de wens te kennen is gegeven dat het ontwerpbesluit
uitdrukkelijke instemming behoeft.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind