33 826 Mensenrechten in Nederland

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2019

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Klimaat, Justitie en Veiligheid, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Minister voor Rechtsbescherming over het standpunt van het kabinet ten aanzien van ratificatie van het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) en, in het verlengde hiervan, ook de facultatieve protocollen bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VN-Verdrag Handicap) en het Verdrag inzake de rechten van het kind (VN-Kinderrechtenverdrag). Deze brief geldt tevens als beantwoording van vragen die verschillende leden van de Staten-Generaal recent over deze protocollen hebben gesteld.1

Het IVESCR legt onder meer het recht op arbeid, gezondheid, onderwijs, sociale zekerheid en een behoorlijke levensstandaard vast. Partijen bij dit verdrag hebben de verplichting om passende maatregelen te nemen om die rechten te verwezenlijken. Het gaat voor een belangrijk deel om zogenaamde programmatische rechten, die een inspanningsverplichting op staten leggen.

Het Facultatief Protocol bij het IVESCR verleent het toezichthoudend comité bij het verdrag, het ESC-comité, de bevoegdheid klachten te behandelen van personen of groepen personen die menen slachtoffer te zijn van een schending van het verdrag door een staat die het protocol heeft geratificeerd, nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. Ook geeft het protocol aan het ESC-comité de bevoegdheid op eigen initiatief een onderzoek in te stellen naar vermeende ernstige of systematische schendingen van de rechten onder het IVESCR. Daarnaast biedt het protocol aan lidstaten de mogelijkheid een klacht in te dienen bij het comité over vermeende schendingen van de ESC-rechten door een andere lidstaat. Bevindingen van het comité naar aanleiding van deze klachten of onderzoeken worden neergelegd in een zogenaamde zienswijze. Zienswijzen van het comité zijn niet juridisch bindende beslissingen, maar wel gezaghebbend. Indien in een voorkomend geval aan een zienswijze van een comité geen gevolg wordt gegeven, hecht het kabinet eraan dit zorgvuldig te motiveren.

De Facultatieve Protocollen bij het VN-Verdrag Handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag, die nog niet door Nederland zijn ondertekend, bevatten vergelijkbare bepalingen als het IVESCR-protocol, waarbij met name het individuele klachtrecht van belang is. Ook voor de comités die toezien op deze verdragen geldt dat hun zienswijzen niet juridisch bindend zijn, maar wel gezaghebbend.

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft het Facultatief Protocol bij het IVESCR op 24 september 2009 ondertekend. Het Facultatief Protocol is in werking getreden op 5 mei 2013. Sinds de inwerkingtreding heeft het ESC-comité 16 beslissingen dan wel zienswijzen gepubliceerd, waarvan vier tegen Ecuador, één tegen Portugal en 11 tegen Spanje. Op moment van schrijven van deze brief zijn er 47 zaken aanhangig bij het Comité, waarvan het merendeel tegen Spanje.

De Rijksministerraad heeft eerder op voorstel van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingestemd met het zenden van het voorstel van rijkswet voor de goedkeuring van het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten naar de Raad van State voor advies. Dit advies is enige tijd geleden aan de regering gestuurd en geeft aanleiding tot nadere overweging wegens de mogelijke financiële en juridische gevolgen van ratificatie. Het kabinet heeft daarom besloten de voortgang van de ratificatieprocedure bij dit protocol aan te houden. Om dezelfde reden heeft het kabinet besloten besluitvorming over ondertekening en ratificatie van de facultatieve protocollen bij het VN-Verdrag Handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag aan te houden. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat deze verdragen behalve vergelijkbare, ook andersoortige bepalingen bevatten dan het IVESCR.

In VN-verband vindt momenteel een uitgebreide evaluatie plaats over het functioneren van de verdragscomités, die in 2020 wordt afgerond.2 Het past in de nadere overweging naar aanleiding van het advies van de Raad van State om de uitkomsten van deze VN-evaluatie af te wachten. Het kabinet zal de Staten-Generaal informeren over de uitkomsten.

Daarnaast wijst het kabinet erop dat de jurisprudentie van het IVESCR-Comité en van de comités bij het VN-Verdrag Handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag zich nog grotendeels moet ontwikkelen. Ook daarom acht het kabinet het verstandig vooralsnog niet over te gaan tot ratificatie, dan wel ondertekening van de genoemde protocollen.

Bovenstaande laat onverlet dat het kabinet het belang van dit onderwerp onderkent. Het belang blijkt ook uit het gegeven dat er zowel op nationaal als internationaal niveau veel aandacht is voor de protocollen en de werkwijze van de comités. Juist daarom is het belangrijk een zorgvuldige beslissing te nemen over ondertekening en/of ratificatie, wanneer voldoende informatie beschikbaar is om de juiste afweging te maken.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Brief van de Eerste Kamer van 11 december 2018, met kenmerk 1632390.03u; brief van de Eerste Kamer van 21 december 2018, met kenmerk: 163239.04u; Algemeen Overleg discriminatie op 14 Februari 2019 (Kamerstuk 30 950, nr. 162); Eerste Kamer debat over de staat van de rechtsstaat op 19 februari 2019 (Handelingen I 2018/19, nr. 19, items 9 en 11).

X Noot
2

AVVN Resoluties 68/268 en 73/162. Zie voor meer info: https://www.ohchr.org/EN/HRBodies/HRTD/Pages/TBStrengthening.aspx

Naar boven