33 818 Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid)

Nr. 37 SUBAMENDEMENT VAN HET LID PIETER HEERMA

Ontvangen 13 februari 2014

De ondergetekende stelt het volgende subamendement voor:

Het amendement van de leden Van Nieuwenhuizen-Wijbenga en Van Weyenberg (stuk nr. 30), wordt als volgt gewijzigd:

I

Voor onderdeel I worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

0I

In artikel I wordt na onderdeel M een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ma

In artikel 668a, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «niet meer dan drie maanden» vervangen door: ten hoogste zes maanden.

0Ia

Artikel I, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

  • 1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «36 maanden» vervangen door: 24 maanden.

2. Onderdeel 2 komt te luiden:

  • 2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «3» vervangen: drie.

II

Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «vijf artikelen» vervangen door: zes artikelen.

2. Na artikel XXIId wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel XXIIda

Op arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden voortgezet op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ma, van deze wet, is artikel 668a, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel komt te luiden na dat tijdstip, eerst van toepassing, indien op of na dat tijdstip een volgende arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, ten hoogste zes maanden na de dag waarop de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomst eindigde, met dien verstande dat in afwijking van artikel 668a, lid 1, een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor dat tijdstip en de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomsten geacht worden elkaar niet te hebben opgevolgd, indien zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.

3. In artikel XXIIe, tweede lid, vervalt «ten hoogste zes maanden na de dag waarop de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomst eindigde, met dien verstande dat in afwijking van artikel 668a, lid 1, een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor dat tijdstip en de daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomsten geacht worden elkaar niet te hebben opgevolgd, indien zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden».

Toelichting

Om draaideurconstructie versneld tegen te gaan, wordt met dit subamendement geregeld dat de tussenpoos waarbinnen contracten als opeenvolgend worden gezien, verlengd wordt van drie naar zes maanden per 1 juli 2014.

P. Heerma

Naar boven