33 802 Regels omtrent de overheidszorg op het gebied van meteorologie en seismologie (Wet taken meteorologie en seismologie)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 26 augustus 2015

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag van de Vaste Commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening over het voorstel van wet taken meteorologie en seismologie.

2. Vraag van de leden van de PVV-fractie

In het wetsvoorstel zijn de taken en de organisatie ontkoppeld, in lijn met de manier waarop dit bij andere agentschappen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is geregeld, waaronder Rijkswaterstaat. Dit geeft de Minister de vrijheid om de taken neer te leggen bij de meest geëigende organisatie. De leden van de PVV-fractie vragen welke concrete afwegingen, zoals kosten en kwaliteitsaspecten, voor de regering leidend zijn om eventueel een andere partij te overwegen dan het KNMI. Bij het bepalen van de meest geëigende organisatie voor het uitvoeren van taken op het gebied van meteorologie en seismologie zijn er veel relevante factoren, maar vooral de volgende aspecten spelen een belangrijke rol.

Onafhankelijkheid

De zorgplichten van de Minister op het gebied van meteorologie en seismologie vereisen een organisatie die onafhankelijk opereert en adviseert. Zij moet kunnen fungeren als onafhankelijk referentie-instituut. De onafhankelijke positie geldt voor zowel operationele (weergerelateerde) dienstverlening als wetenschappelijke kennisontwikkeling:

  • Operationele dienstverlening op het gebied van onder andere weerwaarschuwingen, aardbevingen en luchtvaartmeteorologie vormt een essentieel aspect van de zorgplicht van de Minister. Deze dienstverlening moet onafhankelijk zijn en vereist een single tone of voice, omdat de impact hiervan op de samenleving immers groot kan zijn.

  • Ook wetenschappelijk onderzoek vereist een onafhankelijke opzet, uitvoering en rapportage. Alleen dan kan advisering plaatsvinden die los staat van mogelijk tegenstrijdige maatschappelijke belangen.

In samenhang met deze punten is er bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en andere overheidsorganisaties behoefte aan een onafhankelijk en gezaghebbend instituut op het gebied van weer, klimaat en aardbevingen. Onafhankelijke en hoogwaardige meteorologische en seismologische informatie is van cruciaal belang voor belangrijke maatschappelijke sectoren en voor de publieke veiligheid.

Kennis, kwaliteit en duurzaamheid

De organisatie die verantwoordelijk is voor de wettelijke taken van de Minister van Infrastructuur en Milieu op het gebied van meteorologie en seismologie moet een gerenommeerd en betrouwbaar instituut zijn:

  • Kennis en kwaliteit moeten duurzaam zijn geborgd, van zowel de operationele producten en diensten als het wetenschappelijke onderzoek. Zoals de KNAW eerder in haar advies over de positionering van KNMI-onderzoek1 heeft benadrukt: synergie tussen onderzoek en operatie en verantwoordelijkheid voor de benodigde infrastructuur levert meerwaarde op, zowel voor de bruikbaarheid van het onderzoek, de productie en betrouwbaarheid van data als de kwaliteit van operationele producten.

  • Daarnaast is de continuïteit en internationale verankering van het wetenschappelijk onderzoek van groot belang voor de samenleving. De onderzochte geofysische verschijnselen kunnen immers variaties tonen op een tijdschaal van tientallen jaren. Wij zijn dus gebaat bij een organisatie die in staat is langjarig strategisch onderzoek te doen.

Kostenaspect

Overwegingen op het terrein van kosten kunnen niet los gezien worden van de eerder genoemde aspecten onafhankelijkheid, kennis, kwaliteit en duurzaamheid. Gezien het grote maatschappelijke belang van de zorgplichten van de Minister op dit terrein, gaat het bij de afweging van kosten om meer dan alleen de laagste prijs:

  • Vanwege complexe en omvangrijke externe effecten, vooral met betrekking tot weeralarmen, aardbevingen en luchtvaartmeteorologische dienstverlening, is kwaliteit en continuïteit zeker zo belangrijk als een goede bedrijfsvoering.

  • Het businessmodel van commerciële weerproviders is gebaseerd op de aanname dat alle weergerelateerde data van satellieten, waarneemnetwerken, grootschalige computermodellen etc. niet doorberekend hoeven worden in hun dienstverlening. Dat betekent dat zonder een publiek gefinancierde instelling die deze data verzamelt en ontwikkelt er geen weerbedrijfsleven kan bestaan.

De aspecten van onafhankelijkheid, kennis, kwaliteit en duurzaamheid en kosten dienen in samenhang met elkaar te worden afgewogen. Alles overziend en afgewogen zie ik geen andere partij in Nederland dan het KNMI die aan alle genoemde voorwaarden voldoet. Het KNMI is wat mij betreft daarom de meest geëigende organisatie voor de uitvoering van de taken op het gebied van meteorologie en seismologie, zoals in de WtMS staan beschreven.

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen hoe de opmerking «de activiteitenportefeuille zal in stand gehouden kunnen worden, maar de financiering zal veranderen»2 opgevat moet worden. Het wetsvoorstel wijzigt de wijze waarop het takenpakket ter invulling van de zorgplichten van de Minister wordt gefinancierd. Belangrijkste reden daarvoor is dat de huidige wijze van financiering van het agentschap KNMI zich onvoldoende verhoudt met vraaggestuurd werken. Het wetsvoorstel maakt een onderscheid tussen basistaken en maatwerk:

  • Onder de basistaken vallen basisproducten en diensten zoals het algemeen weerbericht, weerwaarschuwingen en wetenschappelijk onderzoek. De taken behoren tot de basisactiviteiten van het KNMI en zijn in het belang van de gehele Nederlandse samenleving. De kosten van deze taken worden gefinancierd vanuit de agentschapsbijdrage door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

  • Naast deze basistaken zijn er ook diensten waarvan een afnemer individueel profijt heeft, ook wel maatwerk genoemd. Andere overheidsorganisaties kunnen aanvullend op de basisproducten en -diensten ook maatwerkproducten en -diensten afnemen. Hiervoor betalen de afnemers de integrale kostprijs.

Verder stellen de leden van de SP-fractie enkele vragen over (de gevolgen van) de bezuinigingen. Naar aanleiding van het regeerakkoord Rutte I en II en het Lenteakkoord is de agentschapsbijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aan het KNMI vanaf 2014 structureel met € 6,5 mln. verlaagd en is daarnaast een efficiencykorting opgelegd die oploopt tot ruim € 4 mln. De leden van de SP-fractie vragen hoe gewaarborgd wordt dat voldoende expertise en capaciteit in stand wordt gehouden voor de uitvoering van (wettelijke) taken. Voor het KNMI is dit als volgt gewaarborgd:

  • Er is een scherp onderscheid gemaakt tussen basistaken en maatwerk. De uitvoering van basistaken zorgt voor een directe en concrete invulling van de zorgplichten van de Minister van Infrastructuur en Milieu. De Minister van Infrastructuur en Milieu ziet er op toe dat bij het maken van keuzes met betrekking tot de besteding van de agentschapsbijdrage aan de basistaken de nationale veiligheid niet in het geding komt en dat taken zoals de weerwaarschuwingen, en klimaatstudies niet getroffen worden.

  • Maatwerkproducten en -diensten kunnen tegen betaling van de integrale kostprijs onder bepaalde voorwaarden (zie ook de memorie van toelichting bij het wetsontwerp) aan andere (rijk)overheidsorganisaties geleverd worden. Door het leveren van (nieuwe) maatwerkproducten boven op de basisproducten worden de bezuinigingen op de agentschapsbijdrage – zo wijst de praktijk tot nu toe uit – zoveel mogelijk opgevangen.

De leden van de SP-fractie vragen naar de invloed van bezuinigingen op taken betreffende bodembewegingen. De bezuinigingen hebben geen invloed (gehad) op de uitvoering van taken op het gebied van seismologie in Groningen zoals het monitoren en onderzoeken van de bodembewegingen aldaar. Vanaf 2012 is naar aanleiding van de gasbeving in Huizinge de maatschappelijke en de politiek-bestuurlijke urgentie van dit werk aanzienlijk toegenomen. Om die reden heeft het Ministerie van Economische Zaken aanvullende middelen ter beschikking gesteld voor noodzakelijk geacht onderzoek op het gebied van gasbevingen.

Het vraaggestuurd werken betekent voor het organiseren van eigen onderzoek het volgende. Er is gekozen voor een vraaggestuurde aanpak om zo goed mogelijk aan te sluiten bij maatschappelijke behoeften en vragen en adequaat in te kunnen spelen op wetenschappelijke vragen die gesteld worden in het kader van bijvoorbeeld Europese onderzoeksprogramma’s. In het wetenschappelijke domein worden de mogelijkheden voor cofinanciering (nationaal en internationaal, inclusief de EU-kaderprogramma’s) op deze manier zo goed en efficiënt mogelijk benut. Dit genereert inkomsten die bijdragen aan het in stand houden van de kwaliteit en omvang van de totale onderzoeksinspanning. Om daarnaast het strategische onderzoek veilig te stellen, van belang in het licht van lange termijn ontwikkelingen en toekomstige vragen en innovaties, wordt hiervoor jaarlijks een vast bedrag (€ 1,5 mln.) uit de agentschapsbijdrage gereserveerd.

Voor de beantwoording van de vraag hoe wordt bepaald wat de meest geëigende organisatie is, verwijs ik de leden van de SP-fractie graag naar het antwoord onder punt 2. In antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie ben ik ingegaan op de overwegingen die een rol spelen bij het kiezen van de meest geschikte uitvoeringsorganisatie.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de bezuinigingen (deels) worden opgevangen door dienstverlening aan lokale overheden in geval van ontwrichtende omstandigheden? En of er dus sprake is van een verschuiving van lasten? Financiële overwegingen zullen voor lokale overheden geen rol spelen bij het vragen van advies in geval van maatschappij ontwrichtende omstandigheden. Op grond van het wetsvoorstel zijn lokale overheden verplicht om dienstverlening af te nemen bij het KNMI in geval van maatschappij-ontwrichtend weer of calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt. In afwijking van de algemene regel is deze dienstverlening echter kosteloos voor de lokale overheden. Er vindt dus geen lastenverschuiving plaats.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2014/15, 33 802, nr. 3, p. 8.

Naar boven