33 800 Wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van bescherming van geschriften zonder oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 januari 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

 
     

1.

Doel en strekking van het wetsvoorstel

1

2.

Aanleiding voor het wetsvoorstel

2

3.

Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming

3

4.

Advies en consultatie

4

1. Doel en strekking van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie hebben met een positieve grondhouding kennisgenomen van het wetsvoorstel dat strekt tot afschaffen van de geschriftenbescherming. Deze bescherming komt geschriften op basis van de Auteurswet toe waarop het reguliere auteursrecht niet van toepassing is, omdat de geschriften geen eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker dragen. De voorgestelde afschaffing van de geschriftenbescherming volgt uit het regeerakkoord. Hierin is immers opgenomen dat het auteursrecht zal worden gemoderniseerd. Als uitgangspunt is daarbij gekozen dat het auteursrecht moet strekken tot bescherming van creatieve prestaties van de maker. De aan het woord zijnde leden zijn dan ook van mening dat de geschriftenbescherming, die veelal wordt gebruikt ter bescherming van investeringen in plaats van ter bescherming van de creatieve prestatie, niet langer past in een modern auteursrecht en ter uitvoering van het gesloten regeerakkoord dient te worden afgeschaft. Voorts is uit de praktijk gebleken dat geschriftenbescherming in de weg kan staan van vrije verspreiding van vrije en publiek toegankelijke informatie, gelet op de mogelijkheid van een verbod op verspreiding ervan. Ten slotte bleek in het verleden dat de reikwijdte van de geschriftenbescherming lastig te bepalen was. Ook dit wordt door afschaffing ervan verholpen. De leden van de VVD-fractie onderschrijven derhalve het voorliggende wetsvoorstel. Wel hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij delen de mening dat het auteursrecht de auteur/maker behoort te beschermen tegen aantasting van zijn werk of de exploitatie daarvan. Zij ondersteunen het uitgangspunt dat bescherming van de creatieve prestatie van de maker van belang is voor behoud van het draagvlak.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Mede gezien de bij het wetsvoorstel uitgebrachte positieve adviezen en reacties, kunnen zij zich vinden in het laten vervallen van de geschriftenbescherming van niet-oorspronkelijke geschriften. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstelling ervan, namelijk om het auteursrecht te moderniseren, maar vragen zich af of op deze manier nu direct grote stappen worden gezet.

2. Aanleiding voor het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie zien de modernisering van het auteursrecht als belangrijke doelstelling om de markt van creatieve prestaties optimaal te laten functioneren. Auteursrecht dient ruimte te bieden aan het stimuleren van creatieve en innovatieve producten en diensten. Deelt de regering deze mening? Welke consequenties heeft dit voor de rol van en samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken? Deze leden zouden graag een gezamenlijke visie op het auteursrecht, gericht op de (verdere) modernisering van het auteursrecht en het uitgangspunt dat de oorspronkelijke prestatie van de maker bescherming behoeft, tegemoet zien. Deelt de regering de noodzaak van een dergelijke visie?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering stelt dat het bestaande systeem niet meer goed aansluit op de huidige werkelijkheid en onvoldoende ruimte biedt om in te spelen op toekomstige technologische ontwikkelingen. In dit verband wordt bij de Europese Commissie bepleit dat de uitzonderingen en beperkingen uit de Auteursrechtrichtlijn flexibeler, technologieneutraal en toekomstbestendig worden gemaakt. Voornoemde leden vragen in welke mate bij andere lidstaten draagvlak bestaat voor het Nederlandse standpunt en wat de stand van zaken van de gesprekken met de Europese Commissie is.

De leden van de D66-fractie lezen dat de aanleiding voor dit wetsvoorstel ligt in het regeerakkoord, waarin is opgenomen dat het auteursrecht gemoderniseerd moet worden. Deze leden vragen de regering of dit de enige maatregel is die uit dit voornemen voortkomt. Zijn er nog andere wijzigingen die in Nederland de komende jaren zullen worden doorgevoerd om het auteursrecht te moderniseren? Voorts willen voornoemde leden graag van de regering weten welke trajecten zij richting de Europese Commissie willen ondernemen op welke onderwerpen. Graag ontvangen zij een tabel met per onderwerp uitgesplitst het onderwerp, de inzet, of het gericht is op Nederland of Europa en de status.

Voorts horen de aan het woord zijnde leden graag het standpunt van de regering inzake het invoeren van een fair use policy.

3. Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming

De leden van de VVD-fractie hebben enkele opmerkingen over de gevolgen van het afschaffen van de geschriftenbescherming voor programmagegevens die nodig zijn voor opname in de Elektronische Programmagids (EPG). Deze programmagegevens geven, getuige de toelichting bij artikel 2.139 Mediawet 2008, een overzicht van en aanvullende informatie over alle programma’s die door zenders worden uitgezonden, alsmede de series linking data (data om harddiskrecorders te kunnen programmeren) en actuele informatie over wijzigingen in de programmering. Uit artikel 2.139 Mediawet 2008 volgt thans dat de Nederlands Publieke Omroep (NPO) voornoemde programmagegevens tegen een licentievergoeding vroegtijdig aanlevert aan kabelexploitanten. Is de regering van mening dat het afschaffen van de geschriftenbescherming tot gevolg heeft dat programmagegevens niet langer op basis van de Auteurswet bescherming genieten? Zo ja, is de regering dan ook van mening dat de programmagegevens om niet ter beschikking moeten worden gesteld aan derden? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden op basis van welke grondslag er in voornoemde situatie voor de NPO een verplichting bestaat de programmagegevens actief aan te leveren. Kan de regering een nadere toelichting geven op de gevolgen van het wetsvoorstel voor het aanleveren van programmagegevens door de NPO aan diverse omroepdistributeurs? Kan de regering de tekst en de strekking van de Mediawet bij haar antwoorden en toelichting betrekken?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de geschriftenbescherming nu vaak wordt gebruikt om te voorkomen dat anderen profiteren van investeringen die aan het geschrift ten grondslag liggen. Deze leden willen nogmaals benadrukken dat het auteursecht bedoeld is om bescherming te bieden aan oorspronkelijke, creatieve prestaties van makers en zij ondersteunen daarom het voorstel. Komt de regering nog met verdere maatregelen om dit uitgangspunt te onderstrepen en uit te bouwen?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat geschriftenbescherming in veel gevallen wordt gebruikt ter bescherming van investeringen in plaats van ter bescherming van een creatieve prestatie. Kan de regering een schatting geven van het aantal gevallen waarin de geschriftenbescherming wordt ingezet ter bescherming van een investering? Kan de regering daarnaast een duidelijk voorbeeld geven van hoe dit in de praktijk wordt toegepast?

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat op 1 januari 2013 een nieuw regime in de Mediawet 2008 in werking is getreden voor de programmagegevens. Een van de gevolgen daarvan is dat de NPO programmagegevens vroegtijdig en tegen een redelijke vergoeding aan derden levert. Onder de wettelijke regeling vallen ook gegevens die specifiek voor de EPG relevant zijn, namelijk actuele wijzigingen en series linking data. Voor opname van de gegevens in de EPG zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd.

Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Volgens de leden van de CDA-fractie worden, als de geschriftenbescherming zoals voorgesteld komt te vervallen, de programmagegevens niet langer beschermd op basis van de Auteurswet. Programmagegevens hebben immers geen oorspronkelijk karakter en kunnen voortaan door vrije nieuwsgaring worden verworven. Indien de bescherming van niet-oorspronkelijke geschriften komt te vervallen, blijft de leveringsplicht voor omroepen om de juiste gegevens tijdig beschikbaar te stellen wel nodig. Deze leden vragen of dit logischerwijs niet tot gevolg zou moeten hebben dat de tariefstelling van artikel 2.139 Mediawet 2008 zou moeten dalen tot nul. In verband hiermee wijzen zij erop dat blijkens de toelichting bij de wetswijziging van januari 2013 de wettelijke vergoeding van 0,6 cent per digitale abonnee per maand per voorziening voor de programmagegevens ten behoeve van de EPG is ontleend aan het rapport uit 2011 van het Commissariaat voor de Media (CvdM) «Is er nog iets op TV?». In dat rapport stelt het CvdM dat sprake is van een publicatielicentieovereenkomst en dat uit de kostenbenadering een licentietarief van ten minste 0,6 cent per maand per set-top-box afgeleid kan worden. Het wettelijke tarief is dus het tarief voor de licentie die moet worden gesloten vanwege de geschriftenbescherming die de gegevens genieten. Van een licentie zou volgens de aan het woord zijnde leden na inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel geen sprake meer kunnen zijn, waarmee de grondslag voor het in artikel 2.139 Mediawet 2008 vastgestelde wettelijk tarief van 0,6 cent zou verdwijnen. Zij vragen of dit niet zou moeten leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Graag vernemen zij de reactie van de regering op het voorgaande.

De leden van de D66-fractie lezen dat één van de redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming is dat deze vooral in wordt gezet als investeringsbescherming en niet als bescherming van creatieve prestaties. Deze leden betogen dat dit een reguliere invulling is van het auteursrecht. Immers, exploitatierechten worden overgedragen aan grotere organisaties die het auteursrecht vervolgens gebruiken als investeringsbescherming, terwijl zij geen enkele creatieve prestatie hebben geleverd. Welke consequenties trekt de regering uit deze vergelijking?

Voorts willen de leden van de D66-fractie graag weten wat de exacte gevolgen van onderhavig wetsvoorstel zijn voor de verkoop van programmagegevens.

4. Advies en consultatie

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Commissie Auteursrecht heeft gesteld dat onderzoek naar de belangen die door afschaffing van de geschriftenbescherming worden geraakt aan te raden zou zijn. Van nader onderzoek is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken. Kan de regering nader toelichten welke reacties negatief of niet ondersteunend waren?

De leden van de SP-fractie vragen of er bij de internetconsultatie reacties zijn binnengekomen van bedrijven of organisaties die gebruik maken van de geschriftenbescherming om hun investeringen te beschermen. Zo ja, hoe kijken deze organisaties en bedrijven aan tegen de voorgenomen wetswijziging?

Deze leden merken voorts op dat de NPO in haar reactie op de internetconsultatie de vraag heeft gesteld of het wetsvoorstel wel de beoogde doelen bereikt en niet een probleem oplost dat er feitelijk niet is. Wat is de reactie van de regering op deze vraag?

Graag ontvangen voornoemde leden een reactie op het bezwaar van de Afdeling advisering van de Raad van State betreft het inzetten van een internetconsultatie als methode om onderzoek te doen naar de economische betekenis van geschriftenbescherming. Zij is van mening dat op basis van de consultatie en een zeer beperkt aantal reacties hierop, geen duidelijke conclusies getrokken kunnen worden. Deelt de regering deze mening? Zo ja, is zij bereid om de economische betekenis op een andere wijze te onderzoeken?

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Smulders

Naar boven