33 797 Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek)

T VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 september 2019

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juni 2019 inzake de gemeente Capelle aan den IJssel en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.1 Naar aanleiding hiervan is op 5 juli 2019 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 3 september 2019 gereageerd.

De commissie2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 5 juli 2019

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft kennisgenomen van uw brief van 11 juni 2019 inzake de gemeente Capelle aan den IJssel en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.3 Naar aanleiding van deze brief wensen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA u enkele vragen voor te leggen.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben kennisgenomen van het besluit van de regering op de aanvraag van de gemeente Capelle aan den IJssel om de maatregelen op grond van artikel 5, eerste en tweede lid, in samenhang met 8 en 9 van de Wet bijzondere maatrelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) te kunnen toepassen. Zij hebben daarbij de volgende vragen. Is de regering het met de leden van deze fracties eens dat het toepassen van de Wbmgp een ultimum remedium is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de regering het met de leden van deze fracties eens dat de toepassing van de Wbmgp in een bepaalde buurt een aantoonbaar effect dient te hebben op de leefbaarheid in die buurt?

Is de regering van oordeel dat de inbreuk op grondrechten die het toepassen van de maatregelen op basis van de Wbmgp met zich meebrengt proportioneel en subsidiair is, nu de gemeente Capelle aan den IJssel volgens het besluit (p. 2) zelf aangeeft dat «de specifieke invloed van toepassing van de Wbmgp op de leefbaarheid in de betreffende buurten moeilijk afzonderlijk is aan te tonen»? Zo ja, hoe zijn die proportionaliteit en subsidiariteit dan precies vastgesteld?

In het besluit staat (p. 2) dat «[d]e professionals … aan[geven] dat van elke interventie afzonderlijk het dan ook lastig is aan te geven welk effect deze heeft op de leefbaarheid. Een eenduidige relatie tussen de toepassing van de Wbmgp en leefbaarheid is daarom niet te geven». Wanneer dit het geval is, zijn dan volgens de regering de maatregelen waar Capelle aan den IJssel om vraagt op grond van de Wbmgp geschikt voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek? Zo ja, waaruit blijkt deze geschiktheid?

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag vóór het einde van het zomerreces van de Kamer.

Voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Boris Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2019

In de brief van 5 juli 2019 van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning (kenmerk 165163.01u) zijn mij enkele vragen gesteld. Dit naar aanleiding van een door mij aan uw Kamer aangeboden afschrift van het besluit4 van de regering op de aanvraag van de gemeente Capelle aan den IJssel om de maatregelen op grond van artikel 5, eerste en tweede lid, van de Wet bijzondere maatrelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) te kunnen toepassen in de daartoe aangewezen wooncomplexen. Hieronder ga ik op de gestelde vragen in.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen of de regering het met de leden van deze fracties eens is dat het toepassen van de Wbmgp een ultimum remedium is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de regering het met de leden van deze fracties eens dat de toepassing van de Wbmgp in een bepaalde buurt een aantoonbaar effect dient te hebben op de leefbaarheid in die buurt?

Ik ben het met de leden van de genoemde fracties eens dat de toepassing van de Wbmgp een ultimum remedium is. Het is een ingrijpende maatregel die pas kan worden ingevoerd als andere, minder ingrijpende interventies al zijn en worden toegepast. Het is echter lastig om het effect op de leefbaarheid van elke interventie afzonderlijk in een bepaalde buurt of wooncomplex met cijfers aan te tonen. Dat geldt eveneens voor de specifieke inzet van de Wbmgp. «Leefbaarheid» is een breed begrip met vele aspecten5 en waarop tal van (ook externe) factoren van invloed zijn. De gemeenteraad van Capelle aan de IJssel geeft ook aan, dat de toepassing van de Wbmgp onderdeel is van een breed scala aan interventies. Bovendien leert de praktijk dat gemeenten die de Wbmgp (willen gaan) toepassen op een laag schaalniveau, bv. voor enkele wooncomplexen zoals bij Capelle aan den IJssel het geval is, de effecten van maatregelen op de leefbaarheid, vaak niet kwantitatief kunnen onderbouwen, omdat monitorgegevens op dat detailniveau niet beschikbaar zijn. Kwalitatieve oordelen van professionals en bewoners spelen dan een belangrijke rol.

Ook de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft bij de (voortgezette) behandeling in de Eerste Kamer van de Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek d.d. 8 april 2014 benadrukt dat «het aantonen van lineaire verbanden tussen ingrepen in grootstedelijke problematiek en resultaten niet goed mogelijk is»6. In het rapport van de wetenschappelijke evaluatie van de Wbmgp en de reactie van het kabinet daarop d.d. 17 november 2015 kwam ook naar voren dat de onderzoekers aangeven dat de causaliteit van hun bevindingen niet vast staat.7

Verder vragen de leden van de bovengenoemde fracties of de regering van oordeel is dat de inbreuk op grondrechten die het toepassen van de maatregelen op basis van de Wbmgp met zich meebrengt proportioneel en subsidiair is, nu de gemeente Capelle aan den IJssel volgens het besluit (p. 2) zelf aangeeft dat «de specifieke invloed van toepassing van de Wbmgp op de leefbaarheid in de betreffende buurten moeilijk afzonderlijk is aan te tonen»? Zo ja, hoe zijn die proportionaliteit en subsidiariteit dan precies vastgesteld?

Om de proportionaliteit van de toepassing van de Wbmgp vast te stellen dient de gemeenteraad op basis van artikel 6, tweede lid, van de Wbmgp voor de toepassing van artikel 8 (en artikel 10) van de Wbmgp aan mij voldoende aannemelijk te maken dat woningzoekenden aan wie als gevolg van de aanwijzing geen huisvestingsvergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van woonruimte in de aangewezen gebieden, voldoende mogelijkheden houden om binnen de regio waarin de gemeente is gelegen, passende huisvesting te vinden.

Om dit in het kader van het proportionaliteitscriterium te kunnen beoordelen vraag ik op grond van artikel 6, vierde lid, van de Wbmgp advies aan gedeputeerde staten van de provincie. Voor de aanvraag van de gemeenteraad van Capelle aan den IJssel is dat ook gebeurd. De gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland hebben mij vervolgens geadviseerd om de aanvraag te honoreren (zie mijn besluit, waarin ik het advies heb verwerkt). Ik ben op basis van de cijfermatige onderbouwing door de gemeenteraad, die ik ook in het besluit heb opgenomen, én het advies van de provincie van oordeel dat de aanwijzing van de wooncomplexen in de Hovenbuurt, de Hoeken, de Operabuurt en de Gebouwenbuurt in de gemeente Capelle aan de IJssel voldoet aan de bovengenoemde eisen van proportionaliteit.

Om de subsidiariteit van de toepassing van de Wbmgp vast te stellen dient de gemeenteraad op basis van artikel 6, eerste lid, onder b, van de Wbmgp aan mij voldoende aannemelijk te maken dat er minder ingrijpende instrumenten zijn ingezet en dat het inzetten van dat instrumentarium alleen, geen afdoende oplossing biedt voor de geconstateerde grootstedelijke problematiek.

De gemeenteraad van Capelle aan den IJssel heeft in de aanvraag aangegeven dat de toepassing van de Wbmgp in de betrokken wooncomplexen onderdeel uitmaakt van een integrale aanpak, waarbij toevoeging van deze maatregel noodzakelijk is, omdat andere (minder ingrijpende) maatregelen in de aanpak niet voldoende toereikend zijn om de problematiek aan te pakken. Hierbij heeft de raad aangegeven dat er in de buurten al veel geïnvesteerd is in het verbeteren van de leefkwaliteit. Ook gaat de gemeente de komende jaren door met het ontplooien van vele leefbaarheidsactiviteiten, gezien de leefbaarheid nog steeds onder druk staat. Verder is aangegeven dat de Wbmgp binnen deze integrale aanpak de buurten net een beetje meer «lucht» kan geven, waardoor de effectiviteit van de andere activiteiten wordt vergroot.

De raad heeft vervolgens ter illustratie in de aanvraag een uitgebreid scala aan programma’s en projecten vermeld die zijn en worden ingezet in de betrokken buurten/complexen. Deze zijn ook in het besluit aangeduid.

Ik ben op basis van deze onderbouwing van oordeel dat de aanwijzing van de wooncomplexen in de Hovenbuurt, de Hoeken, de Operabuurt en de Gebouwenbuurt in de gemeente Capelle aan de IJssel voldoet aan de bovengenoemde eisen van subsidiariteit.

Tenslotte vragen de leden van de bovengenoemde fracties of de maatregelen waar Capelle aan den IJssel om vraagt op grond van de Wbmgp geschikt zijn voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek? Zo ja, waaruit blijkt deze geschiktheid? Hierbij wordt in het besluit gerefereerd aan de aanvraag, waarin staat dat professionals aangeven dat van elke interventie afzonderlijk het lastig is aan te geven welk effect deze heeft op de leefbaarheid en dat daarom een eenduidige relatie tussen de toepassing van de Wbmgp en leefbaarheid niet is te geven

Om de geschiktheid van de toepassing van de Wbmgp vast te stellen dient de gemeenteraad op basis van artikel 6, eerste lid, onder a, van de Wbmgp voor de toepassing van artikel 8 en artikel 9 van de Wbmgp aan mij voldoende aannemelijk te maken dat er in de aan te wijzen gebieden sprake is van een eenzijdige bevolkingssamenstelling en van een bovenmatige concentratie aan bewoners in een zwakke sociaaleconomische positie.

De gemeenteraad van Capelle aan de IJssel heeft dit in de aanvraag onderbouwd door per buurt het aandeel bijstandsgerechtigden weer te geven, afgezet tegen het Capelse gemiddelde (zie ook het besluit). Hieruit blijkt dat het percentage bijstandsontvangers in de kwetsbare buurten structureel fors boven het Capelse gemiddelde ligt. In deze buurten ligt ook het aandeel langdurige bijstandsuitkeringen structureel boven het Capelse gemiddelde. Wel blijkt dat in de periode 2016–2018 het aandeel bijstandsgerechtigden (ten opzichte van het Capelse gemiddelde) in drie van de vier betrokken buurten (licht) is gedaald.

Verder heeft de gemeenteraad in de aanvraag aangegeven dat uit de eerste ervaringen, op grond een uitgevoerde Bewonersenquête 2017, ook blijkt dat in drie van de vier aangewezen buurten in de periode 2015–2017 de algemene waardering van buurtbewoners voor hun buurt verbeterde. Tevens blijkt dat de buurtindex tussen 2016 en 2018 in de meeste buurten min of meer is vooruitgegaan, maar dat op de hoofddimensie «sociaal» de aangewezen buurten nog (zeer) ongunstig en ver onder het Capelse gemiddelde scoren. Hoewel uit de evaluatie blijkt dat er eerste voorzichtig positieve resultaten zijn, heeft de raad opgemerkt dat de duur van de uitvoering nog te kort is en het aantal (verhuis)mutaties nog te laag om meer significante uitspraken te kunnen doen.

Gelet hierop heb ik mijn besluit voor de gebiedsaanwijzing expliciet opgenomen dat de gemeente Capelle aan de IJssel binnen twee jaar een evaluatie uitvoert en de resultaten daarvan aan mij ter beschikking worden gesteld. Ik zal de uitkomsten van deze evaluatie die op mijn verzoek door de gemeenten zal worden uitgevoerd, ook toezenden aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Anderzijds blijkt uit de aanvraag, en zoals hierboven ook is aangegeven, dat er eerste voorzichtige positieve signalen zijn, maar dat het aandeel (langdurige) bijstand in de betrokken buurten nog fors boven het Capelse gemiddelde ligt. Daarom ben ik van mening dat de raad op grond van de onderbouwing aan mij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de bovengenoemde eisen van geschiktheid. Op basis daarvan heb ik besloten tot aanwijzing van de wooncomplexen in de Hovenbuurt, de Hoeken, de Operabuurt en de Gebouwenbuurt in de gemeente Capelle aan de IJssel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken I 2018/19, 33 797, S.

X Noot
2

Samenstelling:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD) (vicevoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU)

X Noot
3

Kamerstukken I 2018/19, 33 797, S.

X Noot
4

Kamerstukken I 2018/19, 33 797, S

X Noot
5

www.leefbaarometer.nl; de Leefbaarometer 2.0 bestaat uit honderd indicatoren die zijn onderverdeeld in de volgende vijf dimensies: Woningen, Bewoners, Voorzieningen, Veiligheid, en Fysieke omgeving.

X Noot
6

Wetsvoorstel Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek) (33 797).

X Noot
7

Kamerstukken II, 2015/16, 33 340, nr. 7

Naar boven