Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2014
In het wetgevingsoverleg van 17 december jl. over het inkorten van de verbetertermijn
voor zeer zwakke scholen heb ik toegezegd schriftelijk te reageren op het amendement
van het lid Bisschop (Kamerstuk 33 796, nr. 12) en het amendement van de leden Straus en Ypma (Kamerstuk 33 796, nr. 17) over het vergroten van de ouderbetrokkenheid.
Amendement Bisschop
Het lid Bisschop is van mening dat het wetsvoorstel onduidelijkheid veroorzaakt. De
termen «ernstig of langdurig tekortschietende kwaliteit» en «ernstig tekortschietende
kwaliteit» zouden verwarrend zijn en de suggestie wekken dat er meer categorieën zijn
van tekortschieten. Ik deel die mening niet.
Het wetvoorstel past in de systematiek van de Wet op het onderwijstoezicht en in die
van de wetten op het primair en voortgezet onderwijs. Het tweede lid van artikel 14
van de Wet op het onderwijstoezicht verwijst naar artikel 11, vierde lid. In de artikel
10a Wet op het primair onderwijs en in artikel 23a1 Wet op het voorgezet onderwijs
wordt verwezen naar onderzoek in de zin van artikel 11 van de Wet op het onderwijstoezicht.
Ik zie geen aanleiding te veronderstellen dat dit leidt tot misverstanden en ik acht
het amendement dan ook overbodig.
Een ander meer technisch aspect betreft de samenloop met het amendement van het lid
Straus (Kamerstuk 33 796, nr. 11) als dat wordt aangenomen. Voor de sectoren waarvoor in de sectorwetten geen minimumleerresultaten
zijn opgenomen, kan de formulering van het amendement Bisschop niet worden gebruikt.
Dit zou betekenen dat bij het aannemen van het amendement Straus het amendement Bisschop
zou moeten worden uitgebreid met een afzonderlijke bepaling voor de onderwijssoorten
zonder minimum leerresultaten. Dit zou de regelgeving complex maken, zonder dat daartoe
een inhoudelijke noodzaak bestaat. Ook om die reden ontraad ik het amendement Bisschop.
Amendement Straus en Ypma
De leden Straus en Ypma hebben een amendement ingediend dat het bevoegd gezag van
een zeer zwakke school verplicht de ouders te betrekken bij de voorgenomen verbetermaatregelen.
De huidige wetgeving voorziet reeds in de verplichting om ouders te informeren dat
de school zeer zwak is, ten minste door hen een door de inspectie opgestelde samenvatting
van onderzoeksrapport ter beschikking te stellen. Staande praktijk is dat de inspectie
vaststelt of het bevoegd gezag de ouders ook daadwerkelijk heeft geïnformeerd. Verder
vraagt de inspectie het bevoegd gezag in het plan van aanpak aan te geven hoe de ouders
geïnformeerd blijven over het verbetertraject. Ook ziet de inspectie er op toe dat
het bevoegd gezag de voorgenomen verbetermaatregelen uitvoert.
De inspectie geeft aan dat er veelal een bijeenkomst met de ouders wordt georganiseerd,
waarbij het aan het bevoegd is om al dan niet de inspectie daarvoor uit te nodigen.
Op dergelijke bijeenkomsten komen ook de verbetermaatregelen aan de orde. Ook is de
– oudergeleding van de – medezeggenschapsraad bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden
die de school aangaan. Dit kunnen dus ook de verbetermaatregelen zijn.
De leden Straus en Ypma snijden het belangrijke punt van het betrekken van ouders
terecht aan, maar de regelgeving hiervoor voorziet naar mijn mening al in toereikende
verplichtingen. Anderzijds is het amendement ook niet strijdig met de huidige invulling
van de informatieplicht aan ouders. Ik laat het oordeel van dit amendement derhalve
over aan uw Kamer.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker