33 783 Nucleaire ontwapening en non-proliferatie

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2015

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 12 maart jl. inzake de Nederlandse inzet voor de NPV Toetsingsconferentie 2015.

Van 27 april tot 22 mei a.s. zal de vijfjaarlijkse Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag plaatsvinden in New York. Uw Kamer is uitgenodigd om een deel van de bijeenkomst als adviseur van de Nederlandse delegatie bij te wonen. Ik zal uiteraard na afloop van de Toetsingsconferentie rapporteren over de resultaten.

Voor de algemene inzet van het kabinet op het terrein van ontwapening en non-proliferatie verwijs ik naar de Beleidsbrief Nucleaire Ontwapening en Non-Proliferatie van 24 oktober 2013 (Kamerstuk 33 783, nr. 1).

Nucleaire ontwapening en het voorkomen van nucleaire proliferatie zijn ook bijna 25 jaar na het einde van de Koude Oorlog nog zeer relevante en actuele vraagstukken. Dit wordt alleen maar versterkt door de huidige spanningen ten oosten en zuiden van Europa. In de internationale veiligheidscontext van vandaag is het essentieel dat we ons sterk blijven maken voor het op de agenda houden van ontwapening en wapenbeheersing. Het kabinet blijft streven naar de reductie en uiteindelijke verwijdering van de niet-strategische nucleaire wapens (NSNW) uit heel Europa, waartoe met Rusland gezamenlijk stappen zullen moeten worden gezet. Met als uiteindelijk doel een Global Zero, een wereld zonder kernwapens. In de huidige internationale context zijn de mogelijkheden om betekenisvolle stappen te zetten op dit vlak niet toegenomen. Hoewel aan Amerikaanse zijde nog bereidheid bestaat om de dialoog over verdere reductie van de kernwapenarsenalen aan te gaan, lijkt deze aan Russische zijde niet te worden beantwoord.

Ik ben het van harte eens met president Obama die in 2013 stelde dat we niet echt veilig zijn zolang nucleaire wapens bestaan. Zoals aangegeven in de Internationale Veiligheidsstrategie (IVS) is het Nederlandse beleid gericht op het bereiken van het einddoel van een wereld zonder kernwapens, een «Global Zero». Volgens open bronnen bestaat het wereldwijde kernwapenarsenaal nog altijd uit meer dan 16.000 kernwapens, de meeste met een vernietigende kracht die vele malen groter is dan die van de kernwapens die – dit jaar 70 jaar geleden – werden ingezet in Hiroshima en Nagasaki. Nederland is dan ook niet tevreden met het tempo waarin ontwapening plaatsvindt. Ook nucleaire proliferatie is een gevaar voor de wereld; het brengt het einddoel van een wereld zonder kernwapens verder van ons af en het verhoogt de risico’s van het daadwerkelijke gebruik van deze wapens, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien.

Het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) met zijn drie gelijkwaardige pijlers (non-proliferatie, ontwapening en vreedzaam gebruik van kernenergie) is de hoeksteen van het mondiale bouwwerk op het gebied van ontwapening en non-proliferatie.

Het NPV staat onder druk: door proliferatie en uittreding van Noord-Korea, door niet-naleving door Iran en Syrië, doordat kernwapenstaten naar de mening van velen, ook de mijne, te weinig voortgang maken met ontwapening en doordat veel ontwikkelingslanden menen onvoldoende te profiteren van nucleaire energie en andere toepassingen. Dit kunnen wij ons niet permitteren: het NPV is de basis van ons non-proliferatie en ontwapeningsbeleid en er is geen alternatief. Mijn inzet is er dan ook op gericht het NPV te steunen en waar mogelijk te versterken.

Het huidige geopolitieke klimaat maakt het echter buitengewoon lastig op korte termijn resultaten te boeken op ontwapening. Tegelijkertijd is juist bij een groot deel van de NPV-gemeenschap de frustratie over het gebrekkige tempo van ontwapening toegenomen. De spanning tussen verwachtingen en frustratie enerzijds en de geopolitieke ruimte om vooruitgang te boeken anderzijds groeit en zal het debat in New York sterk beïnvloeden.

Na een korte schets van de belangrijkste ontwikkelingen sinds de vorige NPV-Toetsingsconferentie in 2010 zal ik vooruitkijken naar de komende Toetsingsconferentie en de Nederlandse inzet daarvoor.

Belangrijkste ontwikkelingen sinds de Toetsingsconferentie van 2010

In 2010 werd de Toetsingsconferentie (TC) afgesloten met consensus over 64 concrete acties ter implementatie van de drie pijlers van het verdrag. In de afgelopen vijf jaar zijn er veel stappen gezet, maar niet op alle terreinen is voortgang geboekt. Voor de Nederlandse bijdrage hieraan verwijs ik naar de nationale rapportage voor de TC, in bijlage1.

Ontwapening (pijler I)

De VS en Rusland zijn de belangrijkste spelers op ontwapeningsterrein omdat zij de grootste kernwapenarsenalen hebben. Het aantal kernwapens is sinds de Koude Oorlog teruggebracht met 85%, maar in de laatste vijf jaar zijn er maar beperkt successen geboekt. Rusland weigert met de VS te engageren over verdere reducties en voert zijn retoriek over nucleaire wapens op. Door deze Russische houding en door de ontwikkelingen in Oost-Oekraine en de Russische annexatie van de Krim is het animo voor verdere reducties bij de NAVO bondgenoten laag.

Positief is echter de inwerkingtreding van het New START verdrag tussen Rusland en de VS waarmee in een periode van zeven jaar opgestelde strategische kernwapens zullen worden teruggebracht tot maximaal 1550 voor de VS en Rusland elk. De implementatie van New START verloopt voorspoedig en de VS en Rusland hebben onlangs nog verklaard gecommitteerd te zijn aan de gemaakte afspraken. Het aanbod van president Obama tijdens zijn speech van juni 2013 in Berlijn om samen met Rusland het aantal strategische nucleaire wapens nog eens met 1/3 te verminderen onder de begrenzingen van New Start is helaas onbeantwoord gebleven.

De implementatie van het oudere Intermediate Range Nuclear Forces (INF) Verdrag verloopt minder voorspoedig. Het INF is een overeenkomst tussen de VS en Rusland waarmee ballistische- en kruisrakketten met een bereik tussen de 500 en de 5.500 km worden geëlimineerd. De VS en Rusland hebben elkaar beschuldigd van inbreuken en de onderlinge gesprekken hierover verlopen moeizaam.

Voor wat betreft de andere kernwapenstaten is het beeld gemengd. Frankrijk bevestigde middels een speech van President Hollande in februari jl. dat het huidige aantal kernkoppen het absolute minimum is voor een effectief afschrikkingsbeleid. Het VK heeft aangekondigd wel nog ruimte te zien voor verdere reducties van het kernwapenarsenaal en heeft zich gecommitteerd om tussen 2020 en 2030 nog verder te reduceren tot 180 kernkoppen. Volgens open bronnen is het Chinese kernwapenarsenaal langzaam groeiende.

Een belangrijke ontwapeningsstap is het terugbrengen van de rol van kernwapens in nucleaire doctrines. In de Deterrence and Defence Posture Review (DDPR) van de NAVO die in 2012 werd aangenomen is een balans gevonden tussen afschrikking en bescherming van het bondgenootschap enerzijds en het zo klein mogelijk maken van de kans dat kernwapens ooit daadwerkelijk worden ingezet anderzijds. In de DDPR heeft de NAVO zich gecommitteerd aan het creëren van voorwaarden voor een wereld zonder kernwapens. In 2013 bracht de VS de rol van kernwapens in hun doctrine terug.

De Russische nucleaire doctrine is op papier nagenoeg niet veranderd tijdens de herziening van de militaire doctrine van december jl. Echter, voor Rusland lijkt het politieke belang van kernwapens toegenomen zoals blijkt uit de opgevoerde Russische retoriek en de toename van militaire oefeningen met een nucleaire component. Deze poging tot escalatie is zeer onwenselijk.

Het debat over de humanitaire impact van kernwapens (zie ook mijn brieven van 2 december 2014 en 14 januari 2015, Kamerstuk 33 783, nrs. 14 en 15) heeft een belangrijke impuls gegeven aan het gevoel van urgentie omtrent ontwapening en is een uiting van de frustratie over het gebrek aan voortgang op ontwapening. Echter, het debat heeft controversiële aspecten. Zo wensen sommige staten een onmiddellijke start van onderhandelingen over een verdrag met een verbod op kernwapens, maar feit is dat het NPV al de juridische basis is voor ontwapening en een verbod eerder aan het slot dan aan het begin van het ontwapeningsproces dient te staan. Een andere controverse is de delegitimering van de rol die afschrikking speelt in het veiligheidsbeleid. Dit is niet acceptabel voor kernwapenstaten en NAVO bondgenoten zolang nucleaire afschrikking nog deel uitmaakt van de militaire doctrines.

Non-proliferatie (pijler II)

Er bestaan nog altijd zorgen over naleving van waarborgenverplichtingen, de door het IAEA uitgevoerde verificatie van non-proliferatie, onder het NPV door drie landen. Sinds de Toetsingsconferentie van 2010 is er een aantal ontwikkelingen geweest.

Ten eerste Noord-Korea – waarvan de uittreding uit het NPV niet wordt erkend – dat zijn kernwapenprogramma heeft voortgezet. Noord-Korea voerde in 2013 een derde kernproef uit, welke overigens door het verificatiemechanisme van het Kernstopverdrag is gedetecteerd. De politieke gesprekken middels het zes-partijen-overleg zijn gestokt en Noord-Korea heeft de retoriek over het belang van nucleaire wapens opgevoerd.

Ten tweede Syrië, waarvoor in 2011 door het IAEA niet-naleving is vastgesteld met betrekking tot de gebombardeerde clandestiene reactor in Dair Alzour. Sindsdien is er geen voortgang in dit dossier geboekt en zolang de binnenlandse crisis in Syrië voortduurt ligt dit niet in de verwachting.

Ten derde het nucleaire programma van Iran, waarover recent een doorbraak is bereikt in de intensieve onderhandelingen tussen de E3+3 (Duitsland, Frankrijk, het VK, EDEO en China, Rusland en de VS) en Iran. Ook zijn er gesprekken tussen het IAEA en Iran over de mogelijk militaire dimensie van het nucleaire programma.

Op 2 april jl. zijn de E3+3 en Iran het eens geworden over de hoofdlijnen voor een alomvattend akkoord over het nucleaire programma van Iran. Hierbij zal het nucleaire programma van Iran begrensd en deels teruggebracht worden. Zo zal de verrijkingscapaciteit van Iran met een derde worden verminderd en de zwaarwaterreactor in Arak worden aangepast zodat het niet voldoende plutonium kan produceren voor een kernwapen. Daarnaast zullen de inspecties van het IAEA sterk worden uitgebreid, o.a. door de uitvoering van het Additioneel Protocol, en zal Iran opheldering verschaffen over de mogelijk militaire dimensie van het nucleaire programma.

In ruil daarvoor zullen de bilaterale sancties van de EU en de VS en daarna de sancties van de VN Veiligheidsraad worden verlicht. Deze sancties zullen gekoppeld zijn aan de uitvoering van het akkoord door Iran en zullen automatisch weer worden ingesteld als Iran de afspraken niet naleeft. Sancties met betrekking tot o.a. terrorisme, mensenrechten en ballistische raketten zullen onveranderd blijven.

Hiermee is een belangrijke basis gelegd om de zorgen over het programma weg te nemen en te bewerkstelligen dat Iran weer voldoet aan haar verplichtingen onder het NPV. Het is zaak dat Iran nu doorpakt. Het is van groot belang dat dit politieke akkoord de komende periode technisch wordt uitgewerkt. Door de complexiteit van de onderwerpen zal dit nog steeds een uitdaging zijn. Het kabinet hoopt dat de partijen dit voor de afgesproken datum van 30 juni zullen afronden hetgeen ik ook heb benadrukt tegenover de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken, Zarif. Totdat een technisch uitgewerkt akkoord is bereikt, zal het huidige pakket aan sancties tegen Iran in elk geval in stand blijven.

In meer algemene zin is er een aantal positieve ontwikkelingen op het terrein van verificatie van non-proliferatie: zo is het aantal ratificaties van het Additioneel Protocol gestegen van 98 in 2010 naar 124 op dit moment. Het Additioneel Protocol stelt het IAEA in staat naast de juistheid ook de volledigheid van de nationale aangiften te verifiëren. Ook is het waarborgensysteem van het IAEA versterkt met de accordering van een nieuwe implementatiebenadering (het State Level Concept) waarmee het IAEA in staat wordt gesteld de inspectiedruk in een land af te stemmen op het proliferatierisico.

Vreedzaam gebruik van nucleaire energie (pijler III)

Voor veel landen, met name ontwikkelingslanden, is de facilitatie van vreedzaam gebruik van nucleaire energie een van de belangrijkste redenen geweest om toe te treden tot het NPV. Voor hen is nucleaire technologie niet alleen van belang voor elektriciteitsopwekking, maar ook voor medische, landbouw- en andere toepassingen zoals kankerbestrijding of de uitroeiing van de veepest.

Om samenwerking op het terrein van vreedzaam gebruik van nucleaire energie op een zorgvuldige manier te kunnen uitvoeren zijn randvoorwaarden als veiligheid, beveiliging en waarborgen van groot belang. Middels het proces van Nuclear Security Summits is een enorme impuls gegeven aan nucleaire beveiliging. Het nucleaire ongeluk in Fukushima in maart 2011 heeft de aandacht voor nucleaire veiligheid verhoogd.

Een andere ontwikkeling is de oprichting onder IAEA-auspiciën van een internationale brandstofbank voor laagverrijkt uranium waar landen op kunnen trekken mocht andere toevoer wegvallen. Dit ontneemt de noodzaak om bijvoorbeeld op nationaal niveau uraniumverrijking toe te passen.

Nederlandse inzet bij de Toetsingsconferentie in april

Kern

Nederland hecht groot belang aan zowel ontwapening als non-proliferatie. Nederland zal zich blijven inzetten voor Global Zero en kiest daarbij voor de stapsgewijze benadering waarbij – ondanks de huidige veiligheidssituatie én met in achtneming van deze situatie – aan bouwstenen wordt gewerkt om te komen tot verdere ontwapening. Tegelijkertijd dient het waarborgensysteem van het IAEA zo effectief en efficiënt mogelijk te zijn en dient de internationale gemeenschap doortastend op te treden wanneer niet-naleving wordt geconstateerd. Er dient voldoende aandacht te worden besteed aan nucleaire veiligheid en nucleaire beveiliging. Daarnaast is het van belang dat er een goede balans is tussen de drie pijlers van het NPV en dat ook onderwerpen als het Midden-Oosten en de discussie over de humanitaire impact van het gebruik van nucleaire wapens hun plaats krijgen.

De Nederlandse inzet kent drie uitgangspunten: het bevorderen van de internationale rechtsorde, het versterken van naleving van internationale normen en het bevorderen van internationale onderhandelingen.

1.) Bevorderingen internationale rechtsorde

Juist in het huidige internationale klimaat is het van belang het NPV als hoeksteen van het mondiale bouwwerk van ontwapening en non-proliferatie te versterken. Nederland blijft streven naar universalisering van het NPV en roept alle staten die dat nog niet gedaan hebben op toe te treden tot het verdrag als niet-kernwapenstaat. Ook dient de eventuele uittreding uit het Verdrag beter te worden uitgewerkt om het proliferatierisico zo veel mogelijk te beperken.

De juridische basis van non-proliferatie en ontwapening kan verder worden versterkt door inwerkingtreding van het Kernstopverdrag (CTBT) en de totstandkoming van een Splijtstofstopverdrag (FMCT). Nederland blijft zich hiervoor inzetten. Een mogelijke start op korte termijn van onderhandelingen over een verdrag dat kernwapens verbiedt acht ik niet waarschijnlijk. Het NPV is het juridisch kader waar binnen ontwapening kan plaatsvinden. Daarnaast is voor staten waarvoor kernwapens thans nog onderdeel uitmaken van hun veiligheidsstrategie een dergelijk verbod niet aanvaardbaar en is een verbod niet zinvol zonder actieve betrokkenheid van de kernwapenstaten. Nederland ziet dan ook een verdrag met een verbod eerder in een latere fase van het proces van ontwapening dan aan het begin ervan.

2.) Versterken van naleving en handhaving van internationale normen en regelgeving

Nederland zal zich inzetten voor de verdere implementatie van de 64 acties waartoe de Toetsingsconferentie van 2010 besloot. Bezien moet worden waar dit kan worden versterkt. Hoewel het moeilijk zal zijn in de huidige situatie verdere reducties door de P5 te bewerkstelligen, zal Nederland blijven bijdragen aan ontwapeningsstappen die van belang zijn om in de toekomst reducties te realiseren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bevorderen van transparantie, de-alerting, de vermindering van de rol van nucleaire wapens in nucleaire doctrines en educatie. Nederland heeft daartoe in NPDI-verband (zie hieronder) concrete voorstellen gedaan, zoals bijvoorbeeld door het opstellen van een rapportage-format voor de kernwapenstaten waarbij openheid wordt gevraagd over aantallen, types en status van kernwapens, het aantal overbrengingsmiddelen, aantallen en types van ontmantelde wapensystemen, de hoeveelheid splijtbaar materiaal dat is geproduceerd voor militaire doeleinden en de maatregelen die zijn genomen om de rol van kernwapens in militaire doctrines terug te dringen.

Nederland zal zich hard blijven maken voor goede verificatie van het NPV door middel van een zo effectief mogelijke implementatie van het systeem van waarborgen van het IAEA. Het Additioneel Protocol is daarbij essentieel en dient door alle landen te worden geïmplementeerd. Waar er sprake is van niet-naleving (Noord-Korea, Iran, Syrië) zal Nederland aandringen op effectief optreden van de internationale gemeenschap door besluiten van de IAEA-Bestuursraad en van de VN-Veiligheidsraad.

Nederland zal ook gaan deelnemen aan een nieuw Amerikaanse initiatief om de (technische) instrumenten voor de internationale verificatie van ontwapening te ontwikkelen. Er is nog weinig ervaring met internationale verificatie van ontwapening; het is van belang dat deze kennis wordt opgebouwd en dat ook niet-kernwapenstaten daar hun steentje aan bijdragen. Uit de recente eerste bijeenkomst van het initiatief is gebleken dat het potentie heeft; het is nu zaak dat het handen en voeten krijgt.

Ook zal Nederland blijven inzetten op het belang van nucleaire beveiliging – ook om het momentum van de NSS te behouden – en veiligheid. Het argument van NAM-landen dat deze aspecten samen met exportcontroles een beperking zijn voor de ontwikkeling van nationale nucleaire programma’s is niet juist; deze maatregelen zijn juist bedoeld om een verantwoorde nucleaire sector mogelijk te maken.

Bij Arabische landen heerst onvrede over het gebrek aan vooruitgang in het organiseren van een conferentie over een massavernietigingwapenvrije zone in het Midden-Oosten. De 2010 Toetsingsconferentie besloot dat deze in 2012 zou plaatsvinden. Ondanks intensief werk van de co-organisatoren (SGVN, VK, VS, RF) en van de Finse facilitator Laajava is het beste waarop gehoopt kan worden dat voor de TC overeenstemming wordt bereikt over een agenda en een datum. De Arabische Liga, en in het bijzonder Egypte, neemt dit hoog op. Nederland ziet de massavernietigingswapenvrijezone in het Midden-Oosten als een belangrijk onderwerp en het zal de inzet van de facilitator en de co-organisatoren blijven steunen. Nederland zal staten in de regio blijven oproepen om zich constructief op te stellen om zo spoedig mogelijk een conferentie te kunnen houden met deelname van alle staten in de regio op basis van gezamenlijk overeengekomen agenda en modaliteiten. Het is tevens van belang dat dit onderwerp geen andere thema’s van de Toetsingsconferentie in gijzeling kan gaan houden.

3.) Bevorderen van internationale onderhandelingen

Nederland zal de rol van bruggenbouwer en aanjager die het in NPV-verband speelt onverminderd blijven voortzetten. Ik ben dan ook voornemens zelf aanwezig te zijn voor het uitspreken van de Nederlandse verklaring en om deel te nemen aan Nederlandse side-events. Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid in het bij elkaar brengen van landen op de verschillende deelonderwerpen. Hiertoe neemt het ook regelmatig een voorzitterschapsrol op zich in fora die gericht zijn op non-proliferatie en nucleaire beveiliging, zoals recent voor de NSS (Nuclear Security Summit) en de NSG (Nuclear Suppliers Group), en in het komende jaar voor de MTCR (Missile Technology Control Regime) en GICNT (Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism).

Nederland kan deze rol spelen door een consistente, coherente ambitie uit te dragen in samenhang met creatieve ideeën en expertise vanuit overheid en de kennis van de nucleaire sector. De ervaring die Nederland heeft opgedaan met de splijtstofcyclus is daarbij een belangrijke factor. Zo heeft Nederland bijgedragen aan het creëren van draagvlak voor de IAEA Brandstofbank door de multilaterale aard van Urenco uit te leggen en draagt de Nederlandse kennisindustrie bij aan de ontwikkeling van IAEA waarborgen, gefinancierd door mijn ministerie.

Instrumenten ten behoeve van de inzet

De hierboven geschetste doelstellingen en inzet worden verwezenlijkt door het voeren van de dialoog met een breed scala aan partijen en door het vormen van coalities. De belangrijkste hiervan is het Non-Proliferation and Disarmament Initiative, NPDI (Polen, Australië, Chili, Japan, VAE, Turkije, Duitsland, Canada, Mexico, Nigeria, Filipijnen en Nederland) dat probeert op pragmatische en praktische wijze uitvoering te geven aan het Actieplan van de Toetsingsconferentie van 2010. Het NPDI heeft sinds de vorige TC een achttiental werkdocumenten gemaakt met concrete ideeën op deelonderwerpen. Eén van de onderwerpen was bijvoorbeeld de verbetering van de rapportages door kernwapenstaten. NPDI is het gesprek met hen aangegaan op basis van het bovengenoemde voorgestelde format en heeft gedetailleerd commentaar geleverd op de door de kernwapenstaten ingediende rapportages en heeft verbeteringen voorgesteld.

Een ander samenwerkingsverband is de Vienna Group of 10 waar Nederland met Australië, Oostenrijk, Canada, Denemarken, Finland, Hongarije, Ierland, Nieuw Zeeland, Noorwegen en Zweden deel van uitmaakt. Deze interregionale groep probeert voortgang te realiseren op onderwerpen die spelen in de tweede en derde pijler van het NPV. Daartoe presenteert het tekstvoorstellen en aanbevelingen voor een slotdocument die op brede steun kunnen rekenen. Een belangrijk punt daarbij is de redenering dat het Additioneel Protocol essentieel is voor verificatie van het IAEA en dat het daarmee onderdeel is van de verificatie-standaard. Alle NPV-landen horen te voldoen aan deze standaard.

Tijdens de Toetsingsconferentie zal Nederland zo veel mogelijk in EU-verband opereren. Interventies op nationale titel zullen complementair zijn aan EU interventies. De uitgangspunten voor het EU optreden worden in Raadconclusies neergelegd. Nederland zal zich er voor inzetten dat de EU effectief extern optreedt en een ambitieuze gezamenlijke positie uitdraagt, hoewel dit met de verschillende inzichten binnen de EU – met name ten aanzien van de discussie over humanitaire impact – niet altijd eenvoudig zal zijn.

Ook bilateraal probeert Nederland landen bij elkaar te brengen om te zoeken naar een gemeenschappelijke basis om zo verschillen van inzicht op een constructieve manier te overbruggen. Hiertoe wordt op relevante momenten aan sleutelspelers een platform geboden om informeel en op vertrouwelijke basis visies te delen om te zoeken naar consensus en «common ground» om op voort te bouwen. Hiermee kunnen sommige verschillen tussen de kernwapenstaten en de niet-gebonden landen worden overbrugd.

Een goede interactie met de academische wereld is bevorderlijk voor vernieuwende ideeën én historisch besef in het NPV. Om kernontwapening en non-proliferatie in de praktijk te brengen is wetenschappelijke kennis nodig. Juist gedegen onderzoek kan bijdragen aan een vruchtbare discussie. Om deze interactie te stimuleren organiseert Nederland op 28 april een symposium waarin jonge academici de gelegenheid krijgen hun werk te presenteren. Het symposium wordt georganiseerd in samenwerking met UNODA, Harvard en het James Martin Center for Nonproliferation Studies (CNS). Op dezelfde dag organiseert Nederland een High Level Panel waar ik met de Amerikaanse senator Sam Nunn en oud-Duma lid Arbatov (lid van de Russische Academie voor Wetenschappen) zal spreken over de mogelijkheden om het doel van een wereld zonder nucleaire wapens te bereiken.

Vanzelfsprekend zal de Nederlandse delegatie naar de Toetsingsconferentie goed contact onderhouden met het Nederlandse en internationale maatschappelijk middenveld. Zo heeft mijn ministerie onlangs een discussiebijeenkomst met NGO’s en academici over de Nederlandse inzet bij de TC georganiseerd.

Vooruitzichten

Ondanks de grote uitdagingen gevormd door de gespannen internationale context en de onvrede bij een grote groep landen over het ontwapeningsproces zal Nederland zich actief blijven inzetten voor een geslaagde Toetsingsconferentie. Van belang is dat we voortbouwen op het Actieplan van 2010, waarbij we zowel laten zien wat er wél is gebeurd als het werk dat nog voor ons ligt ter hand nemen. Nederland zal hierbij zowel ambitieus als realistisch blijven.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven