33 779 Oprichting stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF)

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 november 2013

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over de brief van 19 oktober 2013 over het revolverend fonds energiebesparing en oprichting Stichting National Energiebesparingsfonds (Kamerstuk 33 799, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 november 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Rouwe

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Vraag 1

Vindt u het slim en daarom wenselijk om een nationaal fonds in te stellen dat de beste voorwaarden uit de lokale regelingen combineert en aanvult met lokale middelen zodat er voor de huiseigenaar één zeer aantrekkelijke regeling is?

Vraag 2

Op welke wijze denkt u met het nationaal fonds aan te sluiten op de 120 regelingen voor energiebesparing die er reeds zijn?

Antwoorden 1 en 2

Het is niet mogelijk om alle bestaande lokale regelingen en het nationale fonds onder te brengen in één regeling. Er is wel gezocht naar en sprake van synergie tussen de verschillende fondsen. Ik licht dat graag nader toe.

Er zijn zo’n 160 gemeenten die duurzaamheidsleningen aanbieden via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn), vaak met geld van de provincies. Zij bieden die leningen aan voor inwoners van de eigen gemeente. De gemeentelijke fondsen kennen onderling verschillen in het doel waarvoor de lening kan worden gebruikt. Gemeenten en provincies maken hier bewuste afwegingen in en kiezen bijvoorbeeld -naast energiebesparing- voor inzet van de lening voor een specifieke lokale aanpak van stads- en dorpsvernieuwing. Deze gemeentelijke leningen wijken ten opzichte van de leningen van het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) ook af in de funding. De gemeentelijke leningen zijn gefinancierd met geld van de overheden (provincie en gemeente), terwijl de leningen van het NEF een kwart financiering van het Rijk en driekwart cofinanciering uit de private sector kennen.

Met het NEF zet het Rijk een landsdekkende leningfaciliteit neer zodat de positieve effecten ervan in heel Nederland worden gerealiseerd. De samenwerking met de banken in het NEF is een manier om de private sector actief te maken met leningen voor energiebesparing.

Het onderbrengen van alle regelingen van de overheden in één fonds met gelijke voorwaarden is niet te realiseren gezien de verschillen in doelstellingen, toepassingsgebied en uitgangspunten.

Doordat de regelingen van de gemeenten en het NEF worden uitgevoerd door SVn is er voor de burger wel een centrale organisatie die efficiënt de leningaanvragen kan beoordelen, de administratie van de leningen kan verrichten en die voor de verschillende overheden het fondsenbeheer doet. Ook in de communicatie naar de burger toe biedt dit duidelijke voordelen.

Met diverse gemeenten en provincies is overlegd over verdere mogelijkheden voor samenhang tussen de fondsen van de verschillende overheden. In deze gesprekken heeft zich de volgende lijn ontwikkeld. Gemeenten en provincies die nu reeds duurzaamheidsleningen aan hun inwoners aanbieden via SVn kunnen er voor kiezen dat te blijven doen, bijvoorbeeld voor de ondersteuning van de lokale stads- en dorpsvernieuwing. Gemeenten en provincies kunnen ook besluiten om zich juist op andere of complementaire maatregelen voor energiebesparing te richten. Daarbij kan worden gedacht aan de inzet van een fonds voor andere doelgroepen (zoals de utiliteitsbouw) of inzet voor andere maatregelen dan het Rijksfonds financiert (bijvoorbeeld buiten de woning of vooral gericht op duurzame opwekking). Een andere belangrijke mogelijkheid is de inzet van middelen van lokale overheden voor de integrale ontzorging van mensen die energiebesparing willen realiseren, overeenkomstig het Energieakkoord voor duurzame groei. Marktpartijen maken die ontzorging volgens het Energieakkoord mogelijk door een goede ketensamenwerking, vraaggestuurd aanbod, kwaliteitsborging en nazorg. Gemeenten en provincies spelen daarbij een faciliterende rol.

De keuzes over de inzet van lokale middelen ten behoeve van energiebesparing zijn een lokale afweging. Ik zal de komende tijd het gesprek hierover blijven voeren om zo de samenhang in de inzet van de verschillende overheden te bevorderen.

Vraag 3

Op welke manier is het toezicht op de stichting gewaarborgd?

Antwoord 3

De verstrekking van leningen aan particulieren door het NEF valt onder het toezicht op basis van de Wet financieel toezicht. De Autoriteit Financiële Markten is hiervoor de centrale instantie.

De banken zien als financierende partijen toe op een optimale besteding van hun financiële middelen door de stichting.

In het kader van uitvoeringstoezicht beoordeelt de minister voor Wonen en Rijksdienst (verder: de minister) de besteding van subsidie aan de hand van de Kaderwet Overige BZK subsidies en zal er zich van vergewissen dat de stichting als geheel zodanig functioneert dat de uitoefening van de taak waarvoor zij is opgericht, niet in het gedrang komt. Hiervoor maakt de stichting op basis van de subsidiebeschikking (waarin geld in de vorm van een lening wordt toegekend) kwartaalrapportages over de resultaten van het fonds. De minister krijgt de mogelijkheid om in zeer bijzondere gevallen het rijksgeld geheel of gedeeltelijk van de stichting terug te halen. Voor het interne toezicht op de besluitvorming door de stichting NEF is voorzien in een strategic committee (raad van toezicht), waarvan de leden worden benoemd door de minister. Voor twee leden van de strategic committee doen de cofinanciers een niet bindende voordracht.

Vraag 4

Wat is de status van de verschillende financieringsopties die ook bij het energieakkoord zijn afgesproken, waaronder terugbetaling via de energierekening? Wat is het tijdpad waarin terugbetaling via de energierekening af moet zijn?

Antwoord 4

In samenwerking met Energie Nederland en een werkgroep van aangesloten energiebedrijven worden momenteel verschillende opties uitgewerkt om terugbetaling via de energierekening in de praktijk mogelijk te maken. Het streven is om deze verkenning voor 1 februari 2014 af te ronden en op basis daarvan tot een haalbaar en gedragen voorstel te komen. De concrete uitvoering kan pas van start als de Stichting NEF en haar financiers Rabobank, ASN Bank en het ministerie van BZK akkoord zijn met dit voorstel.

De in het energieakkoord genoemde extra hypotheekmogelijkheden voor

energierenovaties tot zeer energiezuinige woningen («Nul op de Meter») zijn vanaf 1 januari 2014 mogelijk. Ik heb Uw Kamer hierover bij brief van 4 november 2013 geïnformeerd.

Vraag 5

Indien nieuwe energiezuinige technieken worden uitgevonden, op welke manier kunnen die nieuwe technieken dan op termijn ook onder het revolverend fonds gaan vallen?

Antwoord 5

Wanneer gedurende de looptijd van het fonds nieuwe technieken opkomen, dan kan het bestuur van de stichting besluiten om de lijst energiebesparende maatregelen waarvoor de lening kan worden gebruikt, aan te passen, wanneer de financiers van het fonds, de minister, Rabobank en ASN Bank, hiermee instemmen.

Vraag 6

In het energieakkoord is afgesproken dat er aanvullend 400 miljoen euro beschikbaar komt voor energiemaatregelen in de sociale woningbouw. Is hiermee de doelgroep van de stichting Nationaal Energiebesparingsfonds (NEF) alleen gericht op eigenaar bewoners?

Antwoord 6

Het NEF, met 75 miljoen euro Rijksgeld is inderdaad alleen gericht op eigenaar-bewoners. De andere 75 miljoen euro Rijksmiddelen uit het Woonakkoord zijn bedoeld voor energiebesparende maatregelen in huurwoningen. De doelgroepen eigenaar-bewoners en verhuurders zijn dermate verschillend dat het noodzakelijk is voor verhuurders een eigen (eveneens revolverende) structuur te ontwerpen.

De 400 miljoen euro subsidie uit het Energie-akkoord voor energiebesparing door verhuurders van sociale huurwoningen betreft een subsidieregeling die geen revolverend karakter heeft.

Vraag 7

Kunnen Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) ook in aanmerking komen voor de leningen uit het NEF? Zo nee, waarom niet? Zijn er nog barrières in wet- en regelgeving die deelname van VvE’s verhinderd?

Het openstellen van de regeling voor VvE’s zou een waardevolle aanvulling op de bestaande financieringsmogelijkheden kunnen zijn. Een lening aan de VvE heeft als voordeel dat de appartementseigenaar betaalt zolang hij profiteert van de energiebesparing. Bij verkoop lost een nieuwe eigenaar verder af via de servicebijdrage aan de VvE.

Antwoord 7

Individuele leden van VvE’s kunnen gebruik maken van de leningen van het NEF. De appartementen van VvE’s bieden inderdaad nog grote kansen voor energiebesparing. Banken geven nu niet of zeer beperkt leningen aan VvE’s.

In de begroting voor Wonen en Rijksdienst 2014 is een aanvulling op het revolverend fonds opgenomen van 35 miljoen euro (zie ook vraag 8). Ik bekijk of het mogelijk is met dit bedrag financiering aan te bieden aan de verenigingen van eigenaren zelf (niet alleen aan de individuele leden). Ik wil u hierover in januari 2014 nader berichten.

Vraag 8

Waar komt de 35 miljoen euro aan extra middelen vandaan?

Antwoord 8

Ter stimulering van energiebesparing in de gebouwde omgeving heeft het kabinet besloten tot een aanvullende bijdrage van 35 miljoen euro aan het revolverend fonds. Deze bijdrage is verwerkt in de begroting voor Wonen en Rijksdienst 2014.

Vraag 9

Waarom is het nodig om voor verhuurders een volledig eigen structuur te ontwerpen? Wat zijn de belemmeringen bij deze groep?

Antwoord 9

Het is nodig om een eigen structuur te ontwerpen voor verhuurders door de bijzondere karakteristieken van financiering aan deze doelgroep. Verhuurders van woningen worden in Nederland als bedrijf aangemerkt. Voor bedrijven geldt niet alleen andere regelgeving dan voor particuliere woningeigenaren, er geldt ook een ander aanbod van financiering voor deze twee doelgroepen. Indien er voor gekozen was om hier één fonds voor te maken, dan was er een zeer ingewikkelde constructie aan contracten en voorwaarden voor de verschillende doelgroepen en financiers ontstaan, die onoverzichtelijk was geworden voor gebruikers en toezichthouders, niet tot het meest voordelige aanbod voor de doelgroepen had geleid, en niet naar wens van de kamer in 2013 gereed had kunnen komen.

Vraag 10

Kunnen woningcorporaties straks ook gebruik maken van het revolverend fonds? Zo ja, hoe hangt het verhuurdersdeel van het revolverend fonds dan samen met de 400 miljoen euro van het akkoord met Aedes?

Vraag 11

In het Woonakkoord is een Rijksbijdrage van 150 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het NEF. Dit is in de ontwerp begroting van Wonen en Rijksdienst 2014 aangevuld met 35 miljoen euro. Uit de brief is af te leiden dat de co financiers Rabobank en ASN Bank, respectievelijk 175 miljoen en 50 miljoen beschikbaar stellen. Het Rijk draagt 75 miljoen euro bij, in totaal 300 miljoen euro. Wat betekent dit voor de resterende (voorgenomen) gereserveerde Rijksbijdrage? Wordt er naar aanvullende co financiers gezocht om alsnog het bedrag uit te breiden naar in totaal 600 miljoen euro? Zo ja, wat zijn de stappen hiertoe en welke planning is voorzien?

Antwoord 10 en 11

Woningcorporaties en andere verhuurders kunnen geen gebruik maken van het NEF. Verhuurders kunnen laagrentende leningen aanvragen bij een revolverend fonds dat speciaal voor deze doelgroep wordt vormgegeven. Dit fonds wordt gevoed met de overige 75 miljoen euro uit het Woonakkoord. De rijksbijdrage dient ook in dit geval gepaard te gaan met 225 miljoen euro private cofinanciering. Ik heb het voornemen dit fonds te richten op de renovatie van bestaande huurwoningen tot woningen met een zeer hoge energiebesparingsambitie. Daarbij zou bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan de zogenoemde Nul op de Meter woningen. Het fonds voor verhuurders kan naar verwachting halverwege 2014 in werking treden. Deze tijd is onder meer nodig om de leningen en de fondsstructuur vorm te geven en om waar nodig overleg met de Europese Commissie te hebben over mogelijke staatssteun.

De 400 miljoen euro subsidie die het Rijk beschikbaar stelt voor verhuurders van sociale woningen wordt zoals afgesproken in het Energieakkoord ingezet bij investeringen in energiebesparing van sociale huurwoningen in de periode 2014–2017. De middelen worden in 2018–2019 uitbetaald aan de verhuurders. De aanvragers regelen zelf de voorfinanciering van het subsidiebedrag. De uitwerking van de regeling vindt in goed overleg met Aedes, VastgoedBelang en de Woonbond plaats, de partners van het Convenant Energiebesparing Huursector. De subsidieregeling zal op een transparante, eenvoudige manier worden ingevuld met lage uitvoeringskosten. De regeling betreft een éénmalige bijdrage aan de renovatie van sociale huurwoningen met een maximale huurgrens van 681,02 euro. De renovatie moet resulteren in een vast te stellen minimum energielabel en een minimum aantal labelstappen.

Ik heb het voornemen de laagrentende leningen uit het revolverend fonds voor verhuurders beschikbaar te stellen als extra steun in de rug voor energiebesparingsprojecten met een zeer hoog ambitieniveau. Dat zal verder gaan dan het voor de subsidie vereiste niveau. De subsidie en de lening zouden dan beide voor zo’n project kunnen worden aangevraagd en elkaar versterken.

Vraag 12

Gaan er specifieke voorschriften dan wel kwaliteitseisen gelden voor het maatwerkadvies voor energiebesparing? En hoe verhoudt dit zich met de voorgenomen maatregelen inzake een generiek energielabel op dit vlak uit het Energieakkoord?

Antwoord 12

Een maatwerkadvies is geen verplichting bij het aanvragen van een lening bij het NEF.

Voor een maatwerkadvies gelden (los van het NEF) specifieke eisen. Het dient uitgebracht te worden door een gecertificeerd adviseur. Een gecertificeerd adviseur voldoet aan en werkt conform de kwaliteitseisen van de stichting Kwaliteitsborging Installatiesector (KBI), zoals neergelegd in Beoordelinsrichtlijn 9500. Een maatwerkadvies is uitgebreider dan het (huidige) energielabel. Het geeft namelijk ook een inschatting van de investeringskosten en het jaarlijks te besparen te bedrag. Overigens wordt ook het huidige energielabel door een (volgens een ander certificatieschema) gecertificeerd adviseur afgegeven.

Zoals in het Energieakkoord is vermeld, krijgen alle woningeigenaren die nog geen energielabel hebben een indicatief label. De bewustwording die uitgaat van dit indicatieve label, kan voor veel mensen een belangrijke stimulans zijn om te kiezen voor energiebesparing en waar nodig een maatwerkadvies en een Energiebespaarlening.

Vraag 13

In hoeverre hebben de leningen uit het NEF invloed op de totale leenruimte voor eigenaar-bewoners in de hypothecaire kredietverstrekking op grond van de gedragscode hypothecaire financiering? Gaat het Nibud leningen uit het NEF berekenen in de leennormen en zo ja, op welke wijze? Welke consequenties hebben de leningen uit het NEF voor bestaande dan wel nieuwe leningen met een NHG-garantie?

Antwoord 13

De Energiebespaarleningen van het NEF worden als aflopend krediet geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel. Dit betekent dat de lening zichtbaar is voor andere geldverstrekkers en dus ook als zodanig moet worden betrokken bij eventuele volgende financieringen. Het aangaan van een financiering bij het NEF heeft effect op de mogelijkheden voor het verkrijgen van een volgende financiering, al dan niet hypothecair. Anders zou immers sprake kunnen zijn van overkreditering van consumenten.

Het Nibud houdt niet specifiek rekening met de leningen van het NEF. Het Nibud kent in de leennormen wel meer leenruimte toe bij hypothecaire leningen voor energiebesparende maatregelen.

De lasten van de NEF Energiebespaarlening maken op normale wijze onderdeel uit van de haalbaarheidsberekening. Indien een leningaanvrager een reeds bestaande hypotheek met NHG heeft, dient de te verstrekken NEF-financiering binnen de inkomenskaders van NHG te vallen. Indien een klant een NEF lening heeft en daarna een hypotheek met NHG-garantie zou afsluiten of zijn bestaande hypotheek over wil sluiten met NHG-garantie, dient er rekening gehouden te worden met de lopende NEF lening.

Vraag 14

Welke aflossingseisen worden gehanteerd ten behoeve van de leningen?

Antwoord 14

De lening wordt binnen de looptijd van de lening annuïtair afgelost, waarbij de bruto maandtermijn (rente plus aflossing) gelijk blijft. De leningnemer kan de lening desgewenst tussentijds geheel of gedeeltelijk boetevrij aflossen.

Vraag 15

Wie bepaalt jaarlijks voor welke maatregelen en onder welke condities de leningen worden verstrekt? Wat is de rol van de minister voor Wonen en Rijksdienst in deze?

Antwoord 15

Zowel de condities waaronder de NEF-lening wordt verstrekt als de maatregelen waarvoor deze mag worden toegepast, worden bij start van het NEF vastgesteld met goedkeuring van zowel de minister voor Wonen en Rijksdienst als de cofinanciers Rabobank en ASN Bank. Deze condities en maatregelen kunnen gewijzigd worden op het moment dat hier vanuit de uitvoeringspraktijk aanleiding voor is. Het bestuur van de stichting NEF neemt een besluit tot wijziging. Zowel de minister voor Wonen en Rijksdienst als de beide cofinanciers Rabobank en ASN Bank dienen hun akkoord te geven op een wijziging van de condities en de maatregelen.

Vraag 16

Wat zijn de bevoegdheden van het strategic committee als toezichthouder? Hoe verhoudt zich dit tot de toezichthouder AFM?

Antwoord 16

De strategic committee is het interne toezichtsorgaan met een zeer brede – in de statuten van de stichting NEF omschreven – taak, namelijk het toezicht op:

  • a. het (financierings- en swap)beleid van het bestuur;

  • b. de strategie van de stichting, daaronder begrepen de fundingstrategie;

  • c. het opnemen van vreemd vermogen door de stichting;

  • d. het aangaan van swapovereenkomsten;

  • e. het aangaan van rentederivaten en/of leningsovereenkomsten door de

  • f. stichting met een cofinancier, en

  • g. de algemene gang van zaken in de stichting.

De strategic committee is voorts belast met de goedkeuring van de bestuursbesluiten die van wezenlijk belang zijn voor de stichting. De strategic committee benoemt en ontslaat de bestuurders van de NEF. De strategic committee adviseert het bestuur gevraagd dan wel ongevraagd. De strategic committee kan informatie ook opvragen van het bestuur en is bevoegd alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting in te zien. Ieder lid van de strategic committee heeft toegang tot alle ruimten en terreinen die de stichting gebruikt. De strategic committee kan zich in de uitoefening van zijn taak ook laten bijstaan door een of meer deskundigen.

De AFM is een externe toezichthouder met een wettelijk omschreven taak. De AFM ziet er vanuit een onafhankelijk positie op toe dat financiële dienstverlening aan consumenten zorgvuldig is, dat bedrijven en personen die financiële diensten verlenen betrouwbaar en deskundig zijn en dat de informatie van financiële ondernemingen en pensioenuitvoerders feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend is.

Vraag 17

Welke andere baten kunnen toekomen aan het vermogen van de Stichting NEF?

Antwoord 17

Naast de inbreng van het Rijk en de cofinanciers Rabobank en ASN Bank, zal ook de rente die klanten van het NEF betalen bijdragen aan het vermogen van de Stichting NEF. Hierbij is geen winst beoogd. De verwachte opbouw van het vermogen door rente is nodig voor enerzijds het betalen van de rente op de inbreng van de banken en anderzijds het dekken van kosten van het fonds zoals managementkosten en het dekken van oninbare leningen.

Vraag 18

Op welke manier en door wie wordt de terug betalingstermijn bepaald?

Antwoord 18

De terugbetalingstermijn is bepaald aan de hand van de grootte van de lening. Leningen tussen de 2.500 euro en 5.000 euro hebben een terugbetalingstermijn van 7 jaar, en leningen tussen 5.000 euro en 25.000 euro kunnen in 10 jaar worden terugbetaald. Het bestuur van de Stichting NEF kan wijzigingen doorvoeren in de terugbetalingstermijn indien uit de praktijk blijkt dat hier aanleiding toe is, en indien de financiers van de Stichting (Rabobank, ASN Bank en de minister) hiermee instemmen.

Vraag 19

Op welke manier en door wie worden de rentes bepaald?

Antwoord 19

De rente bij een NEF-lening wordt bij de start van het fonds vastgesteld in overeenstemming tussen de financiers van het fonds en de fondsmanager SVn. De rente wordt bepaald aan de hand van de kosten die het fonds maakt om de leningen aan te bieden. Hiertoe behoren de kosten voor het fondsmanagement, de verwachte kosten van op termijn oninbare leningen, en de kosten die de banken rekenen voor het geld dat zij in het fonds ter beschikking stellen. Gedurende de looptijd van het NEF zal de te berekenen rente voor nieuwe aanvragen mee fluctueren met schommelingen in de markt. Als een lening eenmaal is afgesloten zal de rente gedurende 7 of 10 jaar gelijk blijven voor de betreffende aanvrager. Het bestuur van de stichting NEF zal gedurende de looptijd van het fonds verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van het rentepercentage.

Vraag 20

Wat zijn de doelstellingen van het NEF en hoe wordt dit gemeten? Hoe groot is het bereik dat wordt voorzien en hoe wordt over de bereikte resultaten en effecten gerapporteerd?

Antwoord 20

Uitgangspunt is dat het bedrag van 300 miljoen euro van het NEF gedurende de looptijd twee keer wordt uitgezet in leningen. Dit betekent dat bij een goed functioneren van het fonds, gedurende de totale looptijd in totaal voor 600 miljoen euro kan worden geïnvesteerd in energiebesparing.

In het NEF is een ondergrens voor Energiebespaarleningen opgenomen van 2.500 euro, alsmede een limitatieve lijst van energiebesparende maatregelen. Met deze ondergrens en de limitatieve maatregelenlijst is gegarandeerd dat er per huis een ondergrens is van de te behalen energiewinst.

De Stichting NEF verstrekt met ingang van 1 januari 2014 driemaandelijks een rapportage aan de minister waarbij inzicht wordt gegeven in het aantal leningen dat is toegekend, het uitgeleende bedrag per lening, het totale bedrag aan leningen, het totale bedrag dat aan leningen is afgelost, de uitvoeringskosten, een overzicht van maatregelen waaraan de leningen zijn besteed en informatie over defaults. Op basis van deze rapportages zal ik ook jaarlijks Uw Kamer en de borgingscommissie van het Energieakkoord informeren over de resultaten van het NEF.

Vraag 21

Wanneer komt de definitieve reactie op de staatssteunmelding? Kan het fonds nog steeds op 1 december 2013 actief worden?

Antwoord 21

De Europese Commissie heeft het onderzoek naar het NEF inmiddels afgerond. Op 12 november 2013 heeft de Europese Commissie aangegeven dat op basis van de huidige gegevens er geen sprake is van staatssteun. Inmiddels is overgegaan tot het intrekken van de notificatie. Wanneer de voorhangprocedure bij Uw Kamer voor het oprichten van de stichting tijdig wordt afgerond en de AFM toestemming geeft voor het verstrekken van leningen aan particulieren, kan het fonds op 1 december 2013 starten.

Naar boven