33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2014

Defensie is voor de nationale veiligheid partner voor civiele autoriteiten bij crisisbeheersing en rampenbestrijding en levert daarnaast bijstand in het kader van de Politiewet. Defensie beschikt hiervoor over specifieke en aanvullende capaciteiten die op verzoek van en onder civiel gezag kunnen worden ingezet. In 2005 werd de regeling voor bijstand en steunverlening met meer algemene capaciteit van Defensie vastgelegd in de Civiel-Militaire Bestuursafspraken (CMBA). Mede gezien de toenemende internationale inzet van Defensie werden in het convenant Bestuursafspraken inzake Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS) in 2007 ook garanties afgesproken over de beschikbaarheid van defensiecapaciteiten voor militaire bijstand en steunverlening in Nederland. Defensie moest zich zo ontwikkelen van vangnet tot een structurele veiligheidspartner naast de politie, de brandweer, de gemeenten en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

De Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ, voorheen Inspectie Openbare Orde en Veiligheid) en de Audit Functie Defensie (AFD, voorheen Audit Dienst Defensie) hebben in 2006 gezamenlijk een nulmeting uitgevoerd en in 2009 een tussenmeting. Hierbij is de civiel-militaire samenwerking onderzocht vanuit zowel de civiele als de militaire kant om eerst de uitgangspositie en vervolgens de vorderingen te schetsen. De eindmeting vond in 2013 plaats. Mede namens de minister van Defensie bied ik u hierbij ter kennisname het onderzoeksrapport aan van de eindmeting civiel-militaire samenwerking1.

Het verheugt mij dat de conclusies uit het onderzoeksrapport overwegend positief zijn. De Inspectie VenJ en de AFD concluderen in het rapport onder meer dat de civiel-militaire samenwerking aan vrijwel alle randvoorwaarden voor effectieve militaire bijstand en steunverlening voldoet en dat een ontwikkeling zichtbaar is naar steeds meer structurele en professionele civiel-militaire samenwerking.

Wel is de conclusie gerechtvaardigd dat ICMS zich vooral richt op grootschalige rampen en crises op basis van de Wet Veiligheidsregio’s, terwijl de bijstandsaanvragen een duidelijke trend laten zien richting ondersteuning door Defensie op basis van de Politiewet. Nieuwe capaciteiten (zoals Advanced Search Teams) zijn inmiddels beschikbaar en worden frequent ingezet. Daarnaast zijn omgevingsfactoren veranderd en daarom is voor het bereiken van synergie effecten eind 2012 door de ministeries van VenJ en Defensie een project gestart onder de naam Versterking Civiel Militaire Samenwerking (VCMS). Civiele en militaire autoriteiten moeten elkaar op het brede terrein van (nationale) veiligheid en crisisbeheersing automatisch kunnen vinden en op elkaar kunnen rekenen. Dit is slechts mogelijk door structureel en op dagelijkse basis al in de koude fase samen te werken. VCMS richt zich daarom meer op de samenwerking in de koude fase en bouwt voort op ICMS. Voorbereiding, kennisdeling, planvorming en oefenen en trainen zijn hierin pijlers. Dit geldt zowel voor het regionale als het nationale niveau. Voor de nationale crisisorganisatie en haar professionals is het borgen en verder ontwikkelen van de kwaliteit essentieel. Een eenduidige manier van handelen bevordert de professionaliteit van de crisisorganisatie en het crisisnetwerk. Opleiden, trainen en oefenen vormen de basis om dit te bereiken. Dit wordt vormgegeven in een civiel-militaire taskforce opleiden, trainen, oefenen waarin concrete werkafspraken over gezamenlijke inspanningen op dit terrein worden gemaakt.

VCMS heeft tot doel nog meer voordeel te behalen op het gebied van gezamenlijke aanpak. Daarmee wordt beoogd «meer veiligheid voor hetzelfde geld» te creëren en de betrokken organisaties samen sterker te maken door minder versnippering van schaarse capaciteiten.

Uit het onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie en de Audit Functie Defensie komt naar voren dat de positionering van Defensie nog niet in alle veiligheidsregio’s optimaal is. Om de civiel-militaire samenwerking goed vorm te kunnen geven is het nodig dat Defensie overal een structurele partner is. Ook de Commissie Hoekstra heeft daarop gewezen. Een goede en brede bekendheid van de mogelijkheden van civiel-militaire samenwerking is daarbij essentieel. Het gaat daarbij enerzijds om bekendheid van de burger met de civiel-militaire samenwerking door een betere communicatie, anderzijds om de bekendheid die bestuurders moeten hebben met de capaciteiten van Defensie en de procedures om deze zo snel mogelijk beschikbaar te krijgen. Om dit te bereiken zal ik in overleg met het Veiligheidsberaad bevorderen dat Defensie in elke Veiligheidsregio structureel wordt betrokken bij de voorbereiding van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Daarbij zullen ook de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport die gericht zijn aan de Veiligheidsregio’s onder de aandacht worden gebracht. Zo zal onder meer worden gekeken hoe Defensie vroegtijdig betrokken kan worden bij het opstellen van de regionale risicoprofielen. Mijn ambtsgenoot van Defensie zal zich bovendien inspannen om de positie van de Officieren Veiligheidsregio (OVR) verder te verbeteren door gerichte selectie van kandidaten en een specifiek voor deze functie ontwikkelde opleiding. Tevens zal zij streven naar een verlenging van de duur van de functievervulling binnen de mogelijkheden van het vigerende personeelsbeleid van Defensie.

Ook op het terrein van samenwerking tussen Defensie en de nationale politie wordt ingezet op het enerzijds verstevigen en uitbouwen van de bestaande samenwerking en waar mogelijk het realiseren van nieuwe win-win situaties. Anderzijds wordt onderzocht op welke gebieden op de middellange en lange termijn samenwerkingsmogelijkheden zich voordoen met wederzijds voordelen. Dit betreft bijvoorbeeld de mogelijkheid de duikcapaciteit van Defensie (mens en materieel) breder in te zetten op terreinen waar civiele duikers beperkingen ondervinden. Een heel ander voorbeeld betreft samenwerking op het gebied van kleding en persoonsgebonden uitrusting tussen politie en Defensie. Het is de verwachting dat hier efficiencyslagen gemaakt kunnen worden. Verder wordt de mogelijke samenwerking onderzocht op het terrein van onbemande vliegtuigen, operationele centra, innovatie en het medegebruik van militaire terreinen en faciliteiten en op termijn helikopters.

Civiel-militaire samenwerking vergroot de slagkracht en zorgt voor een efficiënter gebruik van de beschikbare capaciteiten van civiele hulpdiensten en Defensie in Nederland. De eindmeting ICMS laat zien dat de afgelopen jaren grote vooruitgang is geboekt en het VCMS project heeft tot doel de civiel-militaire samenwerking nog verder te versterken en uit te breiden. Want samen kunnen we méér, staan we sterker en kan de slagkracht op het terrein van nationale veiligheid worden vergroot.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven