33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2018

In uw brief van 20 april jl, heeft u de Minister van Defensie verzocht een evaluatie aan te bieden van de op 15 februari 2016 aan de Kamer aangeboden Operationele Energiestrategie (Kamerstuk 33 763, nr. 95). Hierbij doen wij u de evaluatie toekomen.

Inleiding

In 2015 heeft Defensie de Operationele Energiestrategie (OES) opgesteld, waarmee tevens uitvoering werd gegeven aan de NAVO Chicago Summit Declaration (2012). Hierin hebben de NAVO lidstaten afgesproken zich in te zetten voor de verbetering van de energie-efficiëntie van hun krijgsmachten. Daarnaast heeft de Europese Raad in 2012 het «European Union Military Concept on Environmental Protection and Energy Efficiency for EU-led military operations» vastgesteld. Dit document geeft strategische richtlijnen voor de bescherming van het milieu, energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energie in alle fases van EU-geleide militaire operaties en bij opleiding, training en verwerving.

Op 15 februari 2016 is de OES aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 763, nr. 95). Defensie richt zich met de OES primair op het vergroten van de effectiviteit, efficiëntie en weerbaarheid van de krijgsmacht, door het terugdringen van de energieafhankelijkheid tijdens opleiding, training, gereedstelling en operationele inzet. Naast het reduceren van het gebruik van fossiele brandstoffen door nieuwe technieken en energiebesparende maatregelen in het materieel, stimuleert de OES ook gedragsverandering. Hiermee worden voordelen behaald op operationeel gebied (geluid, signatuur, bereik, afhankelijkheid) en wordt de logistieke footprint verkleind (minder brandstoftransporten). Ook levert het mogelijk financieel voordeel op en neemt de belasting van het milieu af. Hiermee draagt Defensie bij aan de klimaatdoelstellingen van het Parijs-akkoord en aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Doelstellingen Operationele Energiestrategie

In de Operationele Energiestrategie is een aantal streefdoelen opgenomen voor de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen en de toepassing van duurzaam opgewekte energie. De komende jaren zal verder worden gewerkt aan de realisatie van die streefdoelen door het vergroten van de kennisbasis en het innovatieve vermogen op het gebied van energie, het structureel reduceren van het energieverbruik onder operationele omstandigheden, het vergroten van het gebruiksaandeel van duurzame energie in operaties en het bevorderen van energiebewust gedrag.

De krijgsmacht streeft ernaar in 2050 grotendeels onafhankelijk van fossiele brandstoffen te kunnen optreden en voor langere duur operaties te kunnen uitvoeren zonder aanvoer van energie. De streefdoelen van Defensie zijn:

  • In 2030 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 20 procent gereduceerd ten opzichte van 2010. In 2050 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 70 procent gereduceerd ten opzichte van 2010.

  • In 2030 wordt 50 procent van de benodigde energie op kampementen duurzaam opgewekt. In 2050 zijn kampementen volledig zelfvoorzienend op energiegebied.

Activiteiten in het kader van de Operationele Energiestrategie

Projecten en experimenten

De afgelopen jaren is in samenwerking met gerenommeerde onderzoeksinstituten, universiteiten en het bedrijfsleven in Nederland, door innovatiekernen bij de defensieonderdelen en in diverse innovatiecompetities hard gewerkt aan technische innovaties, experimenten en projecten op energiegebied bij het materieel. Deze onderzoeksprojecten en experimenten op de werkvloer worden gecontinueerd. Een aantal voorbeelden ter illustratie:

  • Hybride sleepboten: er varen inmiddels drie van deze schepen in de haven van Den Helder;

  • Euro6-norm: de nieuwe Scania wielvoertuigen zijn voorzien van dieselmotoren die aan hoge efficiëntie- en emissienormen voldoen en die bij uitzendingen geschikt gemaakt kunnen worden voor gebruik van de lagere kwaliteit brandstof in uitzendgebieden;

  • Fieldlab Smartbase: een standaard lay-out van een kampement in Soesterberg, waar het Nederlandse bedrijfsleven haar innovatieve ontwikkelingen op gebied van energie kan toepassen binnen een militaire context;

  • E-Fennek: een proefproject waarin de Fennek verregaand wordt geëlektrificeerd;

  • Waterzuiverings-innovaties: Defensie biedt social innovators een testfaciliteit in Mali aan om mobiele waterzuiveringssystemen te testen;

  • Hybrid Quad: het ontwikkelen van een demonstratiemodel van een vierwielig hybride transportmiddel voor het Korps Commandotroepen;

  • Hullvane: het onderzoeken van de effecten op het energieverbruik van een onderwaterspoiler aan de achterzijde van marineschepen;

  • Het hydrografisch opnamevaartuig Zr. Ms. Snellius vaart sinds kort op de gebruikelijke F76 brandstof gemengd met 30 procent plantaardige olie in de vorm van nabewerkt oud frituurvet. De proef zal een jaar duren, waarbij de voor- en nadelen van het gebruik van biobrandstof in kaart worden gebracht.

  • In april 2018 is het eindrapport van de operationele test met de Kite-power verschenen. De Kite-power was winnaar van de Defensie Innovatie Competitie in 2016 en wekt energie op door met een vlieger via een kabel een generator aan te drijven. De test heeft uitgewezen dat het systeem nog niet zover is dat het operationeel kan worden ingezet, maar er is een aantal nuttige verbeterpunten onderkend waarmee de ontwikkeling wordt voortgezet.

  • Naar aanleiding van de motie van de leden Diks en Van der Molen (Kamerstuk 34 775 X, nr. 56) is door het Commando Luchtstrijdkrachten besloten gedurende de Elfwegentocht met een F16 op een mengsel van kerosine en 5 procent biobrandstof te vliegen. Het doel van dit experiment is om vast te stellen of er structureel vaker F16»s op een dergelijk mengsel met biobrandstof kunnen worden ingezet.

Projectorganisatie

Op dit moment wordt gewerkt aan de oprichting van een tijdelijk programmateam, dat sturing moet gaan geven aan de implementatie van het plan van aanpak, het duurzaam en efficiënt gebruik van energie binnen Defensie gaat aanjagen en het in de processen en de organisatie moet verankeren. De daadwerkelijke implementatie van de energiemaatregelen blijft een lijnverantwoordelijkheid. Het programmateam is voorzien voor een periode van drie jaar.

De manier waarop de kennisbasis en het innovatieve vermogen op energiegebied moet worden versterkt, hoe de structurele reductie van het energieverbruik wordt vormgegeven en het aandeel duurzame energie zal worden vergroot en hoe energiebewust gedrag wordt gestimuleerd, zal door het op te richten programmateam in een plan van aanpak worden uitgewerkt.

Beleidsdocumenten

Defensie kent momenteel twee beleidsdocumenten op energiegebied: de Operationele Energie Strategie (OES) en de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota (DEM) 2015–2018, waarin naast een meerjarig milieuprogramma ook maatregelen voor energiebesparing bij het vastgoed zijn opgenomen. Eind van dit jaar zal de DEM, die voor de periode 2019–2022 geactualiseerd wordt, samengevoegd worden met de OES zodat één integraal beleidsdocument op energie- en milieugebied ontstaat.

Tussentijdse resultaten

Het is nog te vroeg om te kunnen berekenen tot welke energiebesparing de tot nu toe uitgevoerde experimenten kunnen leiden. Hiervoor zullen ze eerst moeten worden omgezet in projecten of maatregelen met een structureel karakter. Er zal daarbij ook aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor het gebruik van synthetische- en biobrandstoffen.

De verbruiksgegevens van brandstof voor 2010 -en daarmee de baseline voor de beide doelstellingen van de OES- zijn bekend. Een van de eerste activiteiten van het programmateam zal zijn het opstellen van een nauwkeurig overzicht van de brandstofgegevens bij Defensie. Op dit moment zijn er daarom geen uitspraken te doen over eventueel al behaalde reductieresultaten. Te beginnen met het Defensie Jaarverslag 2019 zal jaarlijks over de voortgang van de implementatie en de behaalde resultaten worden gerapporteerd.

Afsluitend

Er wordt hard gewerkt aan de projecten en experimenten die moeten leiden tot een (relatieve) vermindering en vergroening van het energieverbruik om zo de doelstellingen uit de OES te kunnen realiseren. Ondanks de grote uitdagingen blijft het operationele belang van het terugdringen van het energieverbruik en een mindere afhankelijkheid van fossiele brandstoffen onverminderd bestaan.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven