33 758 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 31 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN A. R.-TEN O.2 TE R. OVER TOEPASSING VAN DE NATUURSCHOONWET 1928

Vastgesteld 26 juni 2014

Klacht

Verzoekster beklaagt zich over de afwijzing van haar verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen nadat haar verzoek om toepassing van de fiscale faciliteit voor uit successie verkregen onroerende zaken krachtens de Natuurschoonwet 1928 (NSW) door de Belastingdienst is geweigerd.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Verzoekster erft op 26 mei 2007 onder andere een drietal landgoederen, waarvoor zij in januari 2008 de rangschikking als opengestelde landgoederen volgens de NSW aanvraagt. Het verzoek wordt een jaar later door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens zijn collega van Financiën ingewilligd, met ingang van de datum van aanvraag. Als verzoekster vervolgens aangifte van successierechten doet, wordt deze door de Belastingdienst op 2 punten gecorrigeerd: de waarde van de onroerende zaken is verhoogd en de fiscale faciliteit uit de NSW wordt niet verleend. Een bezwaarschrift tegen de aanslag successierecht wordt niet onvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Daarop volgt het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule dat in september 2012 wordt afgewezen met als motivatie dat de onroerende zaken op het tijdstip van overlijden van de erflaatster niet aan de op dat moment geldende vereisten voor aanmerking als NSW-landgoed voldeden.

Overwegingen

In zijn reactie meldt de Staatssecretaris dat op 1 juni 2007 enkele wijzigingen van de NSW, samen met een gewijzigd Rangschikkingsbesluit, in werking zijn getreden. Vanaf die datum kunnen ook bepaalde natuurterreinen als NSW-landgoed worden gerangschikt, een mogelijkheid die daarvoor ontbrak. Voorwaarde is wel dat bij de aanvraag een natuurinrichtingsplan wordt overgelegd en goedgekeurd, hetgeen in het geval van verzoekster is gebeurd, zij het per januari 2008. Vóór de invoering van de wetswijziging voldeden de onroerende zaken niet aan de vereisten van de NSW, omdat de NSW niet de mogelijkheid had om natuurterreinen te rangschikken.

Verzoekster vindt de invoeringsdatum van de wetswijziging willekeurig. Zij vindt het onjuist en onbillijk dat voor de berekening van het successierecht geen rekening wordt gehouden met de rangschikking van de landgoederen. De Staatssecretaris antwoordt dat het voor verzoekster vervelend is dat er slechts enkele dagen liggen tussen de verkrijging van de landgoederen en de datum van inwerkingstreding van de wetswijzigingen die rangschikking wel mogelijk maakten. Hij ziet echter geen aanleiding om in afwijking van de wet in deze casus anders te beslissen.

Oordeel van de commissie3

Het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Van Toorenburg (CDA), Schouw (D66), Helder (PVV), Klein (50PLUS), Dik-Faber (CU), Van der Linde (PVV) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD),Kuzu (PvdA), Berndsen-Jansen (D66), Baay-Timmerman (50PLUS) en Litjens (VVD).

Naar boven