Klacht
Verzoeker, directeur van een vennootschap, beklaagt zich erover dat zijn beroepsschrift
tegen beëindiging van een betalingsregeling voor een belastingschuld door de directeur
van de Belastingdienst is afgewezen. Hij verzoekt deze uitspraak nietig te verklaren.
Voorts acht verzoeker een objectieve beoordeling van een beroepsschrift door een medewerker
van de Belastingdienst niet goed mogelijk.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
In maart 2012 wordt er door de Belastingdienst een betalingsregeling getroffen met
de firma die haar fiscale verplichtingen betreffende afdracht van ingehouden loonbelasting
en sociale lasten niet nakomt. Aan de betalingsregeling is de voorwaarde gekoppeld
dat de belastingschuld, waarvoor geen uitstel is verleend, op tijd betaald zou worden.
Omdat aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan, wordt de betalingsregeling in maart
2012 beëindigd. Tegen deze beslissing dient verzoeker een beroepsschrift in, dat in
juni 2013 gemotiveerd wordt afgewezen.
Overwegingen
Verzoeker, die overigens geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om gehoord
te worden, is van mening dat de uitspraak op zijn beroepsschrift geen blijk geeft
van een objectieve beoordeling, aangezien daarin niet wordt ingegaan op de door hem
genoemde aandachtspunten. Volgens de staatssecretaris betekent dat niet dat de beëindiging
van het uitstel van betaling onjuist is. Bij de totstandkoming van de Invorderingswet
1990 werd de beroepsgang bij de directeur vanuit het oogpunt van rechtsbescherming
van de burger zonder meer aanvaardbaar geacht.
Het is vast beleid dat geen uistel van betaling wordt verleend als de betalingsproblemen
structureel zijn. Er moet worden vastgesteld dat de betalingsachterstand van de firma
blijft oplopen. De staatssecretaris ziet dan ook geen aanleiding om de uitspraak van
de directeur van de Belastingdienst nietig te verklaren.
Oordeel van de commissie3
Het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers