33 758 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de

Nr. 1 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN DE ERVEN R.W.W. EN R.J.S. TE2 S. BETREFFENDE ERFBELASTING

Vastgesteld 31 oktober 2013

Klacht

Verzoeksters zijn van mening dat de staatssecretaris van Financiën ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bij de vaststelling van de door hen verschuldigde erfbelasting over de waarde van landbouwgrond met opstallen en een boerderij. Zij menen dat alsnog moet worden uitgegaan van de agrarische waarde van de landbouwgrond, die aanmerkelijk lager is dan de vastgestelde waarde in het economisch verkeer op de datum van overlijden.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

In 2008 is aan verzoeksters een aanslag erfbelasting opgelgegd over de nalatenschap van hun broer, bestaande uit landbouwgrond met opstallen en een boerderij. De aanslag is gebaseerd op een door beide partijen overeengekomen taxatie van de waarde van de landbouwgrond in het economisch verkeer op de datum van overlijden, 15 maart 2007. Verzoeksters hebben geen bezwaarschrift tegen die aanslag ingediend. In mei 2012 hebben verzoeksters alsnog verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen met als motivering dat de taxatie gebaseerd is op de veronderstelling dat de grond als «warme grond» kon worden aangemerkt, dat wil zeggen mogelijk bestemd voor woningbouw, waardoor deze een aanzienlijk hogere waarde krijgt. Aangezien er in de markt hiervoor geen belangstelling is gebleken, menen verzoeksters dat de grond alleen te verkopen is voor de agrarische waarde. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen met als motivering dat de grond op het moment van overlijden juist en met instemming van beide partijen is gewaardeerd en dat de huidige situatie daar geen wijziging in brengt. Verzoeksters hebben vervolgens gevraagd hen een tegemoetkoming te verlenen door toepassing van de hardheidsclausule. De staatssecretaris van Financiën heeft dit verzoek afgewezen op grond van de overwegingen dat de inspecteur heeft geoordeeld dat het evenredigheidsbeginsel niet is geschonden, het taxatierapport berust op een vaststellingsovereenkomst die beide partijen bindt aan de uitkomst en de hardheidsclausule geen mogelijkheid biedt tot het verlenen van een tegemoetkoming, omdat de wetgever bedoeld heeft waardeveranderingen na de overlijdensdatum buiten beschouwing te laten. Tot slot hebben verzoeksters de staatssecretaris om goedkeuring gevraagd alsnog in beroep te kunnen gaan tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve herziening, hetgaan is geweigerd omdat de middelen van bezwaar en beroep in de wet zijn vastgelegd.

Overwegingen

Verzoeksters vinden dat de heffing van het successierecht hen onevenredig zwaar treft nu de verwachting omtrent de potentiële marktwaarde van de landbouwgrond op het moment van taxatie (vlak voor aanvang van de economische crisis) niet is uitgekomen. Het betreffende perceel is overigens nog steeds niet verkocht. Als gevolg hiervan zullen verzoeksters beduidend minder voordeel kunnen hebben van de aan hen toegevallen erfenis.

De staatsecretaris is van mening dat er op louter formele gronden geen aanleiding bestaat aan het verzoek tegemoet te komen.

Oordeel van de commissie3

Hoewel het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd is de commissie van oordeel dat verzoeksters onevenredig zwaar worden getroffen door de waardevermindering van de grond als gevolg van de economische crisis. De commissie heeft de staatssecretaris daarom verzocht het verzoek nogmaals te heroverwegen. Bij brief van 20 september jl. meldt de staatssecretaris geen mogelijkheid te zien uit te gaan van een lagere waarde omdat dit in strijd zou zijn met de uitgangspunten van belastingheffing en er bovendien een precedentwerking van zou kunnen uitgaan. De commissie besluit zich naar deze uitleg te voegen.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Van Toorenburg (CDA), Schouw (D66), Helder (PVV), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD),Kuzu (PvdA), Berndsen-Jansen (D66)en Litjens (VVD).

Naar boven