Aan de Staatssecretaris van Financiën
Den Haag, 9 oktober 2014
In de commissievergadering van de commissie Financiën van 7 oktober jl. is uw verzoek
tot uitstel van het mondelinge overleg over het toekomstperspectief van pensioen in
eigen beheer besproken. De commissie is bereid het overleg uit te stellen tot 4 november
2014.
De kwestie van het pensioen in eigen beheer is door diverse woordvoerders aan de orde
gesteld tijdens het plenaire debat over het belastingplan 2014, op 16 en 17 december
2013. In het bijzonder werd tijdens dit debat gesproken over de brief van uw ambtsvoorganger
van 6 december 20131, waarin – ter nakoming van een toezegging gedaan bij de behandeling van het Belastingplan
2013 – enkele opties werden gegeven om de gevolgen van het onderscheid tussen commerciële
en fiscale waarderingsregels bij pensioen in eigen beheer te mitigeren. Bij de conclusies
werd de eerste variant van de hand gewezen vanwege te hoge budgettaire consequenties.
Over de tweede variant, waarbij de fiscale pensioenverplichting uitgangspunt vormt
voor een herrekening van de pensioenaanspraken, werd opgemerkt dat deze slechts tijdelijk
en niet structureel een oplossing zal bieden, maar wel het acute knelpunt oplost dat
geen dividend kan worden uitgekeerd. In de brief werd de voorkeur uitgesproken voor
de derde variant, waarbij een fiscale reserve voor de oude dag wordt geïntroduceerd
die los komt te staan van het arbeidsrecht en de (sancties in de) loonheffingssfeer.
Tijdens het debat van 16/17 december 2013 werd besproken dat het kabinet dividenduitkeringen
als gevolg van de tijdelijke verlaging van het box 2-tarief stimuleert, maar in de
berekening van de daarmee samenhangende inverdieneffecten geen rekening houdt met
het feit dat vanwege de problemen met het fiscale pensioen in eigen beheer veel directeur-grootaandeelhouders
helemaal geen dividend kunnen uitdelen vanwege het risico dat ze dan worden geconfronteerd
met de opvatting van de Belastingdienst dat ze hun pensioen aan het afkopen zijn.
Het probleem dat de dividendreserves van een vennootschap worden beklemd vanwege een
verschil tussen de commerciële en fiscale waardering van de pensioenverplichting achtten
de woordvoerders urgent en zij bepleitten dat ook voor de korte termijn maatregelen
zouden worden genomen.
Uw ambtsvoorganger heeft tijdens dit debat toegezegd te bekijken wat de consequenties
zijn van het wegnemen van belemmeringen. «Ik snap ook dat het weinig zin heeft om
na de zomer over het jaar 2014 te spreken. Ik streef dus naar het einde van het eerste
kwartaal, ergens in het voorjaar.»
Deze toezegging aan de Kamer staat geregistreerd onder nummer T01958 en werd bij brief
van 29 juli 2014 gerappelleerd. In reactie op het rappel openstaande toezeggingen
werd bij brief van 11 september 20142 t.a.v. deze toezegging gemeld «planning afronding Prinsjesdag 2014».
In de commissievergadering van 23 september 2014 constateerden de leden van de commissie
Financiën dat de toegezegde nadere uitwerking nog niet aan Eerste en Tweede Kamer
was aangeboden en dat het probleem van de beklemde dividendreserves nog immer urgent
is. Daarom werd besloten u uit te nodigen voor een mondeling overleg op 7 oktober
2014.
In uw brief van 3 oktober 20143 geeft u aan dat thans hard wordt gewerkt aan een concreet voorstel, maar dat 7 oktober
te vroeg is om al te spreken over de contouren van de voorziene stelselherziening.
De commissie is genegen u enig uitstel te gunnen, maar meent ook dat al in 2014 voorzien
moet zijn in een oplossing voor de beklemde dividendreserves. Om deze reden wenst
de commissie een volgende datum voor mondeling overleg voor te stellen op 4 november
a.s. en beschikt zij graag voordien over het toegezegde toekomstperspectief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P.H.J. Essers