33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2014

Hierbij informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitvoering van de moties bij de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2014.

Eerder ben ik ingegaan op het amendement waarin uw Kamer 20 miljoen euro structureel beschikbaar stelt voor een subsidie aan de Nederlandse filmindustrie (Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 64).

Nummer 24 – de motie Mohandis, Duisenberg, Van Meenen en Klaver over betere voorlichting over klachtenregeling studenten

De Kamer verzoekt de regering om samen met onderwijsinstellingen en landelijke studentenorganisaties (ISO, LSVB en JOB) te komen tot betere voorlichting over de klachtenregeling, zodat studenten exact weten waar zij terecht kunnen met hun klachten binnen de eigen onderwijsinstelling.

Reactie

In mijn brief Evaluatie wet Versterking besturing (Kamerstuk 33 824, nr. 1) heb ik u geïnformeerd dat ik in gesprek ben met de koepels over verbetering van de voorlichting en waar nodig de uitvoering van de interne klachten- en geschillenregeling.

Nummer 27 – de motie Rog, Bisschop, Jasper van Dijk, Voordewind en Klaver over een landelijk genormeerde kleutertoets

De Kamer verzoekt de regering de inspectie op te dragen het uitgangspunt inzake de landelijk genormeerde kleutertoets te laten vervallen en als uitgangspunt te hanteren dat scholen zelf de middelen kiezen waarmee zij de ontwikkeling van kleuters volgen.

Reactie

Zoals eerder aangegeven, zal de Inspectie van het Onderwijs niet langer een onvoldoende oordeel geven bij afwezigheid van een gevalideerd toetsinstrument («de kleutertoets»). De Inspectie van het Onderwijs blijft wel van scholen vragen de ontwikkeling van het jonge kind te volgen; leerkrachten moeten vanaf het begin van de schoolperiode de brede ontwikkeling van jonge kinderen volgen door middel van gestructureerde observaties.

Nummer 28 – de motie Rog, Duisenberg, Beertema, Mohandis en Jasper van Dijk over het gewenste opleidingsniveau van docenten

De Kamer verzoekt de regering zich in te spannen om in de sectorakkoorden heldere en scherpe ambities te formuleren voor de verwachte prestaties op lange en middellange termijn, in het bijzonder voor het gewenste opleidingsniveau van docenten, waarbij zo veel mogelijk docenten een mastergraad behalen.

Nummer 47 – de motie Duisenberg, Rog, Jasper van Dijk, Van Meenen, Beertema en Mohandis over ambitieniveau vwo-lesstof en -docenten

De Kamer verzoekt de regering om voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs de gewenste wetenschappelijke benadering van de lesstof door docenten te stimuleren en in samenspraak met de vo-sector daarbij het academisch opleidingsniveau voor leraren in de bovenbouwklassen in 2020 als uitgangspunt te nemen.

Reactie

Bij de uitwerking van het Nationaal Onderwijsakkoord voor het vo (sectorakkoord vo) komen we met heldere doelstellingen en ambities. Deze zullen voor een belangrijk deel bestaan uit afspraken over het vergroten van het aantal docenten met een mastertitel, in het bijzonder academisch gevormde docenten. Bij de uitwerking wordt voor leraren in de bovenbouw van het vwo de nadruk gelegd op een academisch opleidingsniveau. De VO-raad wordt gevraagd dit in cao-besprekingen uit te werken. Daarbij gaan we ook verder met de activiteiten in het kader van de Impuls Leraren Tekortvakken vo om het aantal academisch opgeleide docenten in de tekortvakken te verhogen. Inmiddels voorziet de lerarenagenda van de VSNU in het opleiden van meer academisch geschoolde leraren.

Ten slotte stimuleren we het gebruik van de lerarenbeurs voor zittende docenten die nog geen universitaire master hebben. Dit komt in de publiciteitscampagne voor de lerarenbeurs in 2014 en verder expliciet aan de orde.

Nummer 31 – de motie Van Meenen en Ypma over de doelstelling om de gemiddelde Cito-score te verhogen naar 537

De Kamer verzoekt de regering de doelstelling om de gemiddelde Cito-score te verhogen naar 537 te vervangen door doelstellingen op basis van toegevoegde waarde.

Nummer 39 – de motie Klaver, Rog, Jasper van Dijk, Voordewind en Bisschop over nuttige criteria om de kwaliteit van het onderwijs te meten

De Kamer verzoekt de regering de verhoging van de Cito-eindtoetsscore te schrappen als doelstelling voor het regeringsbeleid en tevens met het onderwijsveld en de Tweede Kamer tot nuttige criteria te komen om de kwaliteit van het onderwijs te meten.

Reactie

De Staatssecretaris zal een meer uitgebreide set van indicatoren samenstellen die recht doet aan de veelzijdige kwaliteit van het onderwijs. Hiervan zullen indicatoren van de eindopbrengsten van leerlingen en van de toegevoegde waarde van scholen deel uitmaken. De Staatssecretaris onderzoekt ook of een doelstelling op basis van toegevoegde waarde van scholen mogelijk is.

Toelichting

De kwaliteit van het basisonderwijs is meer dan de opbrengsten wat betreft de gebieden taal en rekenen. Daarom zal de Staatssecretaris in overleg met het onderwijsveld en de Inspectie van het Onderwijs een meer uitgebreide set van indicatoren samenstellen die recht doet aan de veelzijdige kwaliteit van het onderwijs. Het volgen van de eindopbrengsten van leerlingen en van de toegevoegde waarde van scholen zal hiervan deel (blijven) uitmaken. De informatie over de eindopbrengsten blijft immers relevant. Zoals uit het jaarlijkse Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs blijkt, kunnen we ook andere relevante aspecten van ons onderwijs in beeld brengen. Deze informatie kan ook de basis vormen voor het meten van de voortgang bij de uitvoering van de afspraken die worden gemaakt in het kader van de af te sluiten sectorakkoorden ter uitvoering van het Nationaal Onderwijsakkoord.

Nummer 40 – de motie Klaver en Mohandis over het halen van de doelstelling voor de functiemix in het vmbo

De Kamer verzoekt de regering haar inspanning te vergroten om de doelstelling voor de functiemix in het vmbo te halen om zo beter betaalde arbeidsplaatsen voor vmbo-leraren in te stellen en tevens de Kamer voor de behandeling van de Onderwijsbegroting voor het jaar 2015 te informeren over de voortgang hiervan.

Reactie

Binnenkort wordt tripartiet overleg over de functiemix vo afgerond. In dat overleg zal de Staatssecretaris bevorderen dat de sociale partners bij de uitwerking van de volgende tranche van de functiemix rekening houden met uw verzoek. Over de effecten zal de Staatssecretaris de Kamer informeren in de voortgangsrapportage over de Lerarenagenda 2013–2020. Die ontvangt u voor de Dag van de Leraar 2014.

Toelichting

Het Convenant Leerkracht van Nederland verbetert het carrièreperspectief van leraren. In dat kader zijn over streefpercentages en middelen voor de functiemix afspraken gemaakt op sectorniveau. De afspraken met betrekking tot de functiemix voor het vmbo staan derhalve niet op zichzelf en moeten worden bezien in het perspectief van de afspraken voor de hele sector vo. Daarbij zijn de hogere salarisschalen (LC/LD) niet gereserveerd voor havo/vwo-leraren; deze schalen bieden ook perspectief voor vmbo-leraren. Een rekenmodel wordt ontwikkeld dat op schoolniveau budget en meerkosten van de functiemix inzichtelijk maakt, zodat maatwerk kan worden geleverd.

Nummer 46 – de motie Bisschop, Rog, Van Meenen, Klaver en Voordewind over vergroting ruimte voor vakmanschap van leraren

De Kamer verzoekt de regering de Kamer op korte termijn te berichten hoe in het onderwijs de ruimte voor vakmanschap wordt vergroot door concrete maatregelen die de tijd en capaciteit die besteed worden aan controle en verantwoording te beperken zonder tekort te doen aan de kwaliteit van het onderwijs.

Reactie

Per 1 augustus 2013 is voor het (v)so de verplichting tot het elk jaar opstellen van een handelingsplan voor elke leerling met een indicatie vervangen tot het eenmalig opstellen van een ontwikkelingsperspectief, dat zo nodig wordt bijgesteld. Per 1 augustus 2014 gaat dit ook in het po en het vo gelden voor leerlingen met een indicatie.

Andere concrete maatregelen voor het verminderen van de administratieve last rondom zorgleerlingen zijn het schrappen van de landelijke indicatiestelling voor het (v)so en voor het verkrijgen van een rugzak.

Voorts is in het Nationaal Onderwijsakkoord afgesproken dat in het po en vo in navolging van het mbo de zeggenschap van teams geborgd zal worden door middel van invoeren van een professioneel statuut. Dan kan in het kader van het toegezegde gedifferentieerde toezicht de verantwoordingsplicht gereduceerd worden als de resultaten daarvoor aanleiding geven.

In het Nationaal Onderwijsakkoord is ook afgesproken dat in het vo de onderwijstijd wordt geflexibiliseerd tot 1.000 uur gemiddeld per schooljaar over de gehele schoolloopbaan. De tijd die hierdoor vrijkomt kunnen scholen inzetten voor werkdrukverlichting van teams.

In het mbo zal toezicht op naleving van de urennorm worden opgenomen in het reguliere toezicht op de onderwijskwaliteit. Hierbij wordt rekening gehouden met de flexibele urennorm, zoals recent ingevoerd.

Ten slotte zijn wat betreft het ho in de hoofdlijnenakkoorden met de VSNU en de VH afspraken gemaakt over deregulering en vermindering van administratieve lasten. Naar aanleiding daarvan is een inventarisatie uitgevoerd naar rapportageverplichtingen die mogelijk kunnen worden afgeschaft of vereenvoudigd. Uit deze inventarisatie blijkt dat goede communicatie al veel knelpunten wegneemt. Wel wordt het vraagstuk van deregulering verder fundamenteel bekeken. Gekomen moet worden tot toekomstbestendige stabiele duurzame bestuurlijke verhoudingen die recht doen aan de kernverantwoordelijkheden van de overheid en de ho-instellingen. Zo zal ik naar aanleiding van de behandeling door uw Kamer van het wetsvoorstel Versterking kwaliteitsborgen hoger onderwijs sterk inzetten op verminderen van de administratieve lasten van het accreditatiestelsel. Daartoe zullen gesprekken worden gevoerd met het veld, zal onderzoek worden gedaan naar het Duitse en Vlaamse accreditatiestelsel en zullen pilots worden gestart. Ook wordt overlap weggenomen in de taken van de NVAO, de Inspectie van het Onderwijs en de Reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek.

Nummer 48 – de motie Ypma, Van Meenen, Voordewind, Bisschop, Straus, Jasper van Dijk, Rog en Klaver over intensiveren aanpak laaggeletterdheid

De Kamer verzoekt de regering om vanaf 2015 5 miljoen euro te reserveren voor de aanpak van laaggeletterdheid en dit te vinden in de middelen voor het mbo zoals deze beschikbaar komen naar aanleiding van het begrotingsakkoord en tevens om deze 5 miljoen euro in te zetten voor effectieve methodes om de problematiek rondom laaggeletterdheid af te laten nemen.

Reactie

Het Actieplan Laaggeletterdheid wordt op korte termijn geëvalueerd en de pilotprogramma’s Taal voor het Leven worden doorlopend geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten vindt besluitvorming plaats over de toekomstige inhoudelijke en financiële inzet van de middelen voor de aanpak van laaggeletterdheid. De 5 miljoen wordt gedekt binnen de OCW begroting.

Nummer 49 – de motie Van Meenen en Mohandis over stageplaatsen bij zzp-ers

De Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe het voor zzp'ers zo eenvoudig mogelijk kan worden gemaakt om stage- en leerwerkplekken aan te bieden en daarover uiterlijk 1 maart 2014 aan de Kamer te rapporteren.

Reactie

Op 21 januari vindt een gesprek plaats tussen SZW, EZ, OCW en vier belangenorganisaties van zzp-ers. Daarin wordt uitleg gegeven over de mogelijkheden voor zzp-ers om stages en leerwerkbanen aan te bieden. Vervolgens worden mogelijke belemmeringen besproken. De uitkomsten en mogelijke acties worden opgenomen in de kabinetsreactie op het SER-advies over de ambachtseconomie.

Nummer 58 – de motie Bergkamp over een brede herdenking van het begin van de Eerste wereldoorlog

De Kamer verzoekt de regering samen met Huis Doorn te kijken naar de mogelijkheden om tot een brede herdenking te komen en de Kamer daarover te informeren, uiterlijk in het eerste kwartaal van 2014.

Reactie

Met Huis Doorn ga ik het eerste kwartaal van 2014 in gesprek over de mogelijkheden voor brede herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Bij dit overleg betrek ik het Nederlands Openluchtmuseum. Dit museum werkt aan de verbeelding van de vensters van de Canon. De Eerste Wereldoorlog is één van deze vijftig vensters.

Nummer 72 – de motie Heerma over onderzoek naar meer integratie en samenwerking van regionale omroepen met lokale omroepen

De Kamer verzoekt de regering om naast de voorgenomen samenwerking en integratie van taken parallel aan het ingezette traject tussen de regionale omroepen met de landelijke publieke omroep ook, in overleg met OLON en ROOS, nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot meer horizontale regionale integratie en verticale samenwerking van regionale omroepen met de lokale omroepen en voor 1 juli 2014 de Kamer hierover te berichten.

Reactie

De Staatssecretaris zal met OLON en ROOS onderzoeken welke mogelijkheden op termijn bestaan voor nauwere samenwerking tussen lokale en regionale omroepen en uw Kamer hierover voor 1 juli 2014 informeren.

Toelichting

Het kabinet zet thans in op samenwerking tussen landelijke en regionale omroepen. Samen met NPO en ROOS geven we daar vorm aan. In verband met de overheveling van het budget voor de regionale omroepen van het Provinciefonds naar de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze samenwerking prioriteit. Dat sluit niet uit dat op termijn ook samenwerking tussen de lokale en regionale omroepen verder gestalte kan krijgen. Daarvoor is nodig dat de lokale omroepen een professionaliseringslag maken. Sinds enige tijd zijn OLON met de lokale omroepen en de VNG daarmee bezig. De Staatssecretaris zal met OLON en ROOS onderzoeken welke mogelijkheden op termijn bestaan voor nauwere samenwerking tussen lokale en regionale omroepen en uw Kamer hierover voor 1 juli 2014 informeren.

Nummer 74 – de motie Verhoeven over regels voor reclame- en telewinkelboodschappen op internet

De Kamer verzoekt de regering met voorstellen te komen hoe de regels over

reclame- en telewinkelboodschappen op internet op vergelijkbare wijze in de wet kunnen worden vormgegeven als de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op radio en tv.

Reactie

De Staatssecretaris zal bezien of voorstellen noodzakelijk zijn.

Toelichting

Het zij benadrukt dat voor reclame- en telewinkelboodschappen op internet grotendeels dezelfde regels gelden als voor radio en televisie. Daarnaast is op een aantal terreinen sprake van zelfregulering. Dat neemt niet weg dat door voortschrijdende technologische ontwikkelingen de bestaande regelgeving niet meer goed zou kunnen aansluiten aan de praktijk. Dat blijven we volgen. De Staatssecretaris zal bezien of voorstellen noodzakelijk zijn, mede in het licht van de uitvoering van de motie Van Dam Huizing (Kamerstuk 33 664, nr. 27). Hiervoor maken NPO en de Ster momenteel een uitvoeringsplan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven