33 750 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014

Nr. 130 MOTIE VAN HET LID VAN DER STEUR C.S.

Voorgesteld 26 juni 2014

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het seksueel misbruik en het geweld in de rooms-katholieke kerk onvoorstelbaar veel leed heeft veroorzaakt waarvan de gevolgen ook nu nog voor de slachtoffers voelbaar zijn;

overwegende dat naar aanleiding van de onderzoeken van de commissie-Deetman en de moties die in deze Kamer zijn aangenomen, de kerkelijke autoriteiten zich hebben ingespannen om de waarheid op tafel te krijgen, de feiten te erkennen, hulp te bieden en schadevergoeding te betalen;

constaterende dat in de opgestelde «nulmeting» is opgenomen dat een einddatum voor het indienen van klachten wenselijk is;

constaterende dat in november 2013 de einddatum van 1 juli 2014 is vastgesteld en openbaar is gecommuniceerd;

overwegende dat de kerkelijke autoriteiten in het verleden er alles aan gedaan hebben om vervolging van daders te voorkomen en slachtoffers hulp en erkenning te onthouden en dat daarom coulance op zijn plaats is, vooral voor schrijnende gevallen zoals slachtoffers die niet eerder konden klagen of waarbij het onthouden van schadevergoeding onredelijk zou zijn;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de Bisschoppenconferentie en de Konferentie van Nederlandse Religieuzen teneinde te bewerkstelligen dat slachtoffers die na 1 juli 2014 klachten indienen over seksueel misbruik of geweld gepleegd door overleden daders waarvan de daad wegens verjaring niet meer kan worden vervolgd, kunnen rekenen op hulp en erkenning en dat voor schrijnende gevallen coulance wordt betracht ten aanzien van het niet meer kunnen uitkeren van schadevergoeding,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Steur

Rebel

Helder

Van Toorenburg

Berndsen-Jansen

Naar boven