33 750 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2014

Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

Tijdens de begrotingsbehandeling van mijn 27 november jl. heb ik uw Kamer naar aanleiding van de motie Omtzigt over zedendelinquenten in het buitenland (Kamerstuk 33 750 V, nr. 30) een reactie toegezegd. Daar het hier het werkterrein van Veiligheid en Justitie betreft, antwoord ik mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie.

In het meerjarig plan van aanpak kindersekstoerisme dat op 9 oktober jl. aan de Kamer is aangeboden, zijn maatregelen opgenomen voor het gebruik van de internationale Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) en de daarbij behorende uitwisseling van justitiële gegevens. Er bestaat gerichte aandacht voor veroordeelde zedendelinquenten, zoals blijkt uit het wetsvoorstel voor langdurig toezicht op zedendelinquenten. Op Europees niveau zijn al afspraken gemaakt om een verbod op te leggen op het uitoefenen van beroepsactiviteiten zoals de kinderopvang. Verder bevraagt Nederland met ingang van 1 oktober 2012, waar relevant, andere lidstaten over justitiële informatie van personen die in de kinderopvang, jeugdzorg of het onderwijs willen werken en hiervoor een VOG aanvragen. Deze bevraging vindt standaard plaats bij personen die een andere nationaliteit hebben dan de Nederlandse en hier in de kinderopvang, jeugdzorg of het onderwijs willen werken. Om het mogelijk te maken dat werkgevers in het buitenland, bijvoorbeeld in bronlanden van kindersekstoerisme, voor Nederlanders die daar willen komen werken, een VOG kunnen vragen, worden thans voorbereidingen getroffen om de VOG, en het aanvraagformulier daarvoor, ook in het Engels beschikbaar te stellen. Daarmee kunnen Nederlanders, die eerder zijn veroordeeld voor zedendelicten, in de toekomst makkelijker geweigerd worden voor een functie in het buitenland waarbij met kinderen of andere kwetsbare groepen gewerkt wordt. Verder neemt Nederland deel aan een Interpol project dat zich richt op het ontnemen van de mogelijkheid voor veroordeelde pedofielen met een hoog recidiverisico om anoniem en onopgemerkt te reizen, te emigreren of (vrijwilligers)werk te verrichten met kinderen in het buitenland.

Ten aanzien van de uitwisseling van informatie geldt dat dit in beginsel met alle landen mogelijk is. Hoewel een verdrag of Memorandum of Understanding (MoU) daarvoor niet altijd vereist is, kan het VN verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit (UNTOC) in voorkomende gevallen dienen als verdragsbasis. Bij dit verdrag zijn 176 landen aangesloten. Als een land geen partij is bij een verdrag of wanneer deze multilaterale verdragen geen uitkomst bieden, en bij afwezigheid van een specifiek bilateraal verdrag, kan in ruime mate worden samengewerkt op basis van wederkerigheid als er een Nederlands strafrechtelijk belang tot samenwerking aanwezig is. Ofschoon het bestaan van een verdrag of MoU niet bepalend is voor de mogelijkheid tot samenwerking in concrete gevallen, is het kabinet bereid uw Kamer desgewenst binnen de gevraagde termijn te voorzien van een overzicht van landen waarmee een dergelijke relatie bestaat.

Zoals ik tijdens de begrotingsbehandeling aan de heer Omtzigt heb laten weten, laat ik het oordeel over deze motie aan uw Kamer.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven