Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2013
Hierbij ontvangt u de kabinetsreactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Zaken van 17 oktober 2013 inzake het rapport van het Committee to protect Journalists.
Nederland hecht, net als de Verenigde Staten, zeer aan de vrijheid van meningsuiting
en de vrijheid van de pers. Beide landen hebben op dit gebied ook een voorbeeldfunctie
in de wereld. De bijzondere rol die de pers heeft bij het op een onafhankelijke manier
vergaren en brengen van nieuws is cruciaal voor een open democratische samenleving.
Echter, deze vrijheid is niet onbegrensd. Ook journalisten moeten zich houden aan
de wet, waaronder ook wetgeving die toeziet op bescherming van staatsgeheime informatie.
In Nederland wordt dit geregeld in de Wet Bescherming Staatsgeheimen, waarin wordt
beschreven wat staatsgeheime informatie is en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voorts
is in artikel 98a van het Wetboek van Strafrecht (kortweg) het openbaar maken van
staatsgeheimen strafbaar gesteld. Indien een journalist zich beroept op zijn journalistieke
verschoningsrecht, moet de rechter afwegen of het belang van de staatsveiligheid in
het concrete geval zwaarder weegt dan het belang van de vrijheid van meningsuiting
en vrije nieuwsgaring in een vrije democratische samenleving.
Het rapport van het Committee to protect Journalists is kritisch over de manier waarop de Amerikaanse regering omgaat met journalisten
die staatsgeheime informatie publiceren. Het kabinet is van mening dat de Amerikaanse
regering vermeende overtredingen van de wet voor de rechter kan brengen. Het is dan
aan de Amerikaanse rechter om een belangenafweging te maken. Het Nederlandse kabinet
kan geen uitspraak doen over de vraag of de Amerikaanse nationale veiligheid in de
in het rapport genoemde gevallen in het geding is geweest.
Als er sprake zou zijn van uitspraken of handelen van de overheid dat erop gericht
is om journalisten te ontmoedigen hun werk op een onafhankelijke manier uit te voeren,
acht het kabinet dit onwenselijk. Het kabinet deelt de conclusies van het Committee to protect Journalists dat sprake zou zijn van een trend, echter niet.
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans