33 750 Nota over de toestand van ’s Rijks financiën

Q BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken

Den Haag, 18 december 2013

Bij brief van 9 december 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Eerste Kamer een brief gezonden waarbij hij een overzicht voegt van wetgeving die voortvloeit uit de begrotingsafspraken die in het najaar met drie partijen zijn gemaakt. De Minister refereert aan de aankondiging die u tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 29 oktober 2013 aan de heer Brinkman hebt gedaan. In de brief noemt de Minister een aantal wetsvoorstellen waarvan het kabinet het wenselijk acht dat de Eerste Kamer deze voor 19 maart 2014 behandelt.

De brief is in het College van Senioren van de Eerste Kamer besproken. Gehoord de discussie bericht ik u dat de Eerste Kamer in beginsel graag vasthoudt aan het uitgangspunt dat zij slechts 1 januari en 1 juli als deadline voor de behandeling van spoedeisende wetsvoorstellen wenst te aanvaarden. Deze data staan bekend als «de vaste verandermomenten». Verzoeken wetsvoorstellen als spoedeisend te behandelen dienen per wetsvoorstel nadrukkelijk gemotiveerd te zijn, waarbij ook de consequentie van eventuele overschrijding van de deadline wordt aangegeven. Wanneer een commissie zich bereid heeft verklaard een wetsvoorstel met spoed te behandelen, verlangt zij dat de regering verslagen van haar kant met grote voortvarendheid behandelt. De Kamer was onlangs onaangenaam verrast door een van 3 december daterend verzoek van de Staatssecretaris van Economische Zaken om een aanhangig wetsvoorstel op 10 of 11 december plenair te behandelen, dit nadat de commissie drie weken op de memorie van antwoord had moeten wachten. Voor wat betreft de voorwaarden waaronder de Kamer wil overwegen zich in te spannen een wetsvoorstel als spoedeisend te behandelen verwijs ik in algemene zin verder naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 11 april 20131.

Bij wijze van uitzondering is de Kamer bereid 19 maart 2014 aan te merken als principe-deadline voor de in de brief van 9 december genoemde (nieuwe) wetsvoorstellen. De Kamer verzoekt de betrokken bewindslieden een deugdelijke motivering te verstrekken waaruit het spoedeisende karakter van de genoemde wetsvoorstellen in relatie tot de datum van 19 maart 2013 blijkt. Ik wijs erop dat de betrokken commissies tenminste zes weken nodig hebben voor een zorgvuldige voorbereiding van de behandeling van wetsvoorstellen, waarna nog een week nodig is voor de plenaire behandeling. Om tot een goede behandeling van wetsvoorstellen te kunnen komen zullen wetsvoorstellen die voor 19 maart 2014 moeten worden afgewikkeld, uiterlijk 23 januari 2014 door de Tweede Kamer moeten zijn aanvaard, wil de Eerste Kamer een inspanningsverplichting aangaan.

Een afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, alsmede aan de bewindslieden van Veiligheid en Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol


X Noot
1

EK 33 400, AA

Naar boven