Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33750-IV nr. T |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33750-IV nr. T |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2014
Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer op 25 maart jl. heb ik toegezegd verslag te doen van de Koninkrijksconferentie 2014. Hierbij stuur ik ook uw Kamer dit verslag alsmede de afspraken die daarbij zijn gemaakt.
Daarnaast wil ik van deze mogelijkheid gebruik maken om te reageren op een aantal toezeggingen van mijn kant alsmede u te informeren over enkele (nog openstaande) onderwerpen en vragen van uw Kamer.
Verslag Koninkrijksconferentie 2014
Op 2 april jl. heeft de tweede Koninkrijksconferentie plaatsgevonden te Aruba. Als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vertegenwoordigde ik Nederland op de Koninkrijksconferentie, inclusief de Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De gezaghebbers van de eilanden waren als toehoorder bij de conferentie aanwezig.
In aanloop naar 10-10-10 is afgesproken om de Koninkrijksconferentie jaarlijks te laten plaatsvinden ten behoeve van een goede verbinding tussen de landen van het Koninkrijk. De Koninkrijksconferentie heeft voor het eerst plaatsgevonden in 2011. Onder meer als gevolg van verkiezingen bij de diverse landen heeft in de jaren daarna geen Koninkrijksconferentie plaatsgevonden. In 2013 heeft in Aruba wel een (informeel) Koninkrijksberaad plaatsgevonden.
De deelnemers aan de Koninkrijksconferentie konden ieder agendapunten aandragen. Aruba, Nederland en Curaçao hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Aangezien Nederland en Curaçao dezelfde agendapunten hebben voorgesteld (namelijk economische samenwerking en kinderrechten) zijn deze in gezamenlijk overleg voorbereid. Op de agenda van de Koninkrijksconferentie stonden, naast procedurele punten, de volgende inhoudelijke bespreekpunten:
– Kinderrechten;
– Cohesie binnen het Koninkrijk;
– Economische samenwerking;
– Kleine landen, grote uitdagingen;
– Uitkomsten van de werkgroepen:
○ Samenwerking binnen het Koninkrijk
○ Praktische knelpunten functioneren Koninkrijk
○ Interlandelijk personen- en goederenverkeer
○ Geschillenregeling.
In het vervolg van deze brief zal ik per agendapunt kort verslag doen van hetgeen is besproken
en de uiteindelijke gemaakte afspraken. Voor de volledigheid zijn de door de vier landen
ondertekende conclusies van de Koninkrijksconferentie als bijlage 1 bij deze brief gevoegd.
Kinderrechten
Het agendapunt Kinderrechten is door Nederland en Curaçao gezamenlijk voorbereid. De heer N.A. Kastberg heeft het agendapunt tijdens de Koninkrijksconferentie ingeleid. Hij is tussen 2003 en 2009 Regionaal directeur Latijns-Amerika en de Cariben geweest van UNICEF, en kon vanuit die kennis en ervaring een goede appreciatie geven van de kansen en uitdagingen van de Kinderrechten in het Koninkrijk. In het gesprek tussen Kastberg en de Landen dat zich na de inleiding ontspon, heb ik onder andere aandacht gevraagd voor de rol van de vader in het gezin zoals ik dat tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties had toegezegd. De heer Kastberg bevestigde het belang van de aanwezigheid van vaders in het gezin en lichtte toe dat voor het bewerkstelligen van een grotere rol van de vader in het gezin, de kerken een belangrijke rol kunnen spelen. De noodzaak om voor het verbeteren van de kinderrechten alle sectoren van de maatschappij te betrekken, is daarom opgenomen in de slotconclusies bij dit onderwerp.
Er bleek een grote wil onder de Landen van het Koninkrijk te zijn om het thema Kinderrechten voortvarend en in gezamenlijkheid op te pakken. Zoals ik tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heb gemeld, heb ik me ingezet om tot een Taskforce Kinderrechten te komen. Daarnaast heb ik in het overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties toegezegd me in te zetten om binnen een jaar na instelling van die Taskforce te komen tot een Kinderrechtenplan en om het thema opnieuw te agenderen op de eerstvolgende Koninkrijksconferentie. Op al deze punten zijn de Landen tot overeenstemming gekomen zodat de Taskforce, het actieplan en de agendering op de volgende Koninkrijksconferentie in de slotconclusies zijn opgenomen. Vanwege de urgentie die door de Landen gevoeld werd, is afgesproken dat een eerste concept van het actieplan voor Kinderrechten niet binnen een jaar, maar uiterlijk 20 november aan de Landen gepresenteerd zal worden. Deze datum hangt samen met de viering van 25 jaar van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind op 20 november 2014 (Internationale kinderrechtendag).
Cohesie in het Koninkrijk
Met dit agendapunt wilde Aruba een impuls geven aan het leggen van een fundering die een positieve basis voor ons het Koninkrijk vormt. Aruba stelde onder meer dat het Koninkrijk niet alleen een verzameling van overzeese regio’s van het Nederlandse grondgebied is, maar ook een gemeenschap van sociale entiteiten die een morele gemeenschappelijke cultuur hebben. «Zij vormt ook een verzameling van fundamentele waarden die mensen met elkaar delen en waarmee een gemeenschappelijke ruimte wordt gedefinieerd waarin mensen niet alleen hun juridische rechten claimen en gewaarborgd zien maar waarin ook verantwoordelijkheden naar elkaar en naar het collectief toe aanwezig is».
Tijdens de Koninkrijksconferentie in 2011 is de afspraak gemaakt dat alle landen het belang van het Koninkrijk zouden uitdragen. Tijdens de conferentie is het grote belang daarvan voor de beeldvorming bij de burgers van het Koninkrijk nogmaals bevestigd. Deze beeldvorming is bepalend voor het gevoel van verbondenheid tussen de burgers van het Koninkrijk waarvan alle Landen het belang onderkennen.
Daarbij realiseren de Landen zich dat die verbondenheid ook moet blijken uit daden, niet alleen van de overheid maar ook van maatschappelijke organisaties. Betere en meer samenwerking tussen maatschappelijke en overheidsorganisaties, bijvoorbeeld in de vorm van twinning (tijdelijk uitwisselen van personeel), draagt bij aan dit gevoel van verbondenheid onderling en aan de meerwaarde van het Koninkrijk.
Economische Samenwerking
Het agendapunt Economische Samenwerking was door Nederland en Curaçao gezamenlijk voorbereid. De Landen hebben het belang van een goede economische samenwerking en de wederzijdse voordelen die daarbij te behalen zijn voor de verdere economische ontwikkeling onderstreept. De strategische ligging van de landen biedt de mogelijkheid om uit te groeien tot een potentiële hub; een economische springplank tussen Europa en Midden- en Zuid-Amerika. Van deze mogelijkheden kunnen ook de openbare lichamen BES profiteren.
Ter bevordering van de economische ontwikkeling krijgt ook de versterking van de concurrentiepositie van de landen aandacht. Het gaat daarbij vooral om creëren van randvoorwaarden voor een gunstig vestigings- en investeringsklimaat. Het uitwisselen van kennis en expertise op het gebied van onder andere mededinging, buitenlandse handel en belastingverdragen tussen de landen staat hierbij centraal. In dit verband is zoals toegezegd aan de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties de mogelijkheid van het gebruik van het netwerk van PUM onder de aandacht gebracht van de landen.
Daarnaast is afgesproken de komende zes maanden te gebruiken om voorstellen uit te werken voor het concretiseren van vrijhandelsmogelijkheden tussen en het bevorderen van handel en ondernemerschap op de eilanden Curaçao, Aruba, Sint Maarten en de openbare lichamen BES.
Kleine landen, grote uitdagingen
Met dit agendapunt wilde Aruba aandacht vragen voor de uitdagingen waarmee de (kleine) eilanden, inclusief Caribisch Nederland, te maken kunnen krijgen als gevolg van hun kleinschaligheid. Ten dele worden de kenmerken van kleinschaligheid van de eilanden op dit moment reeds ondervangen door samenwerking in het Koninkrijksverband, zoals op het gebied van defensie, douane en justitie. Daarmee wordt bijvoorbeeld de beperkte capaciteit die op de eilanden aanwezig is, ondervangen.
De verwachting is dat de uitdagingen in komende jaren zullen toenemen, onder meer als gevolg van vergrijzende bevolking en klimaatveranderingen. Ook het moeten voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit verdragen waaraan het Koninkrijk zich verbindt, blijft een voortdurende uitdaging. Komende maanden zal daarom een werkgroep met vertegenwoordigers uit de landen de (toekomstige) uitdagingen inventariseren en aanbevelingen formuleren om deze in gezamenlijkheid en voldoende toegerust tegemoet te kunnen treden.
Werkgroepen
Een duurzame samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk is van groot belang. Op de Koninkrijksconferentie is dit nog eens onderstreept. Uiteraard zonder te treden in de autonome bevoegdheden van de afzonderlijke landen kan waar mogelijk en zinvol bi- of multilateraal worden samengewerkt op thema’s die zich daartoe lenen. Dit gebeurt reeds op terreinen als justitie, douane en economische ontwikkeling.
Ook de diverse agendapunten van deze conferentie leiden tot verdieping van de samenwerkingsrelatie. Besloten is dat het secretariaat van het land dat als gastheer van de eerstvolgende Koninkrijksconferentie optreedt, zorg draagt voor de voortgangsbewaking van de gemaakte afspraken. Aangezien de volgende Koninkrijksconferentie in Curaçao gehouden zal worden, zal Curaçao de voortgang van de gemaakte afspraken van de Koninkrijksconferentie 2014 bewaken.
Deze werkgroep die is ingesteld tijdens de Koninkrijksconferentie van 2011 heeft zich gebogen over praktische knelpunten en interpretatieverschillen (van o.a. bepalingen in het Statuut) tussen de landen. Alleen Curaçao heeft knelpunten ingebracht, te weten: het ontbreken van een individueel opzegrecht ter beëindiging van de consensusrijkswetten, en de evaluatie en onderhandeling van Curaçao en Sint Maarten over de Centrale Bank Curaçao en Sint Maarten (CBCS).
Ten aanzien van dit laatste onderwerp is geconstateerd dat het feitelijk een geschil is tussen twee landen en geen knelpunt van het Koninkrijk en de landen. Het onderwerp is daarom niet verder besproken tijdens de Koninkrijksconferentie.
Wel is stilgestaan bij het belang dat Curaçao en Sint Maarten hechten aan het opnemen van het (eenzijdig) opzegrecht in de consensus Rijkswetten. Dit zal worden meegenomen in de evaluatie van de Rijkswetten die in 2015 zal plaatsvinden. Daarbij heb ik wel aangetekend dat niet alle varianten open staan. Er is een samenhang tussen hetgeen is geregeld in de Rijkswetten en de samenwerkingsrelatie tussen Nederland en de landen op deze thema’s.
Zoals u weet, is Aruba uitsluitend aangesloten bij de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie. De Arubaanse delegatie heeft bij dit onderwerp te kennen gegeven zich voor wat betreft het opzegrecht aan te sluiten bij de opstelling van Curaçao en Sint Maarten. Aruba heeft zich overigens niet meer uitgelaten over de wenselijkheid aan te sluiten bij andere consensusrijkswetten. Eerder heeft mijn voorganger mevrouw Spies, naar aanleiding van een toezegging van toenmalig Staatssecretaris Bijleveld (Eerste Kamer, Handelingen I 2009–2010, 31.568, nr. 36) uw Kamer te informeren over het onderzoek dat Aruba doet naar de wenselijkheid van aansluiting bij diverse consensusrijkswetten in het kader van de nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk, uw Kamer bericht (Eerste Kamer, 31 568, nr D, 2011–2012) dat Aruba hoopt door deelname aan de werkgroepen die voortvloeien uit de Koninkrijksconferentie, beter zicht te krijgen op de praktische uitwerking van de consensusrijkswetten en op basis daarvan een mening te vormen over aansluiting. Ik concludeer derhalve dat Aruba hierin geen aanleiding heeft gevonden de aansluiting uit te breiden naar andere rijkswetten.
In dit verband wil ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie, nog het volgende berichten ten aanzien van de evaluatie van de Rijkswetten Gemeenschappelijk Hof van Justitie, Openbaar Ministerie, Politie en Raad voor de Rechtshandhaving.
De vier Ministers van Justitie binnen het Koninkrijk komen elk half jaar bijeen in het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO). Tijdens het JVO in januari jl. heeft overleg plaatsgevonden over de justitiële Rijkswetten. Tijdens het JVO is besloten een werkgroep op te richten, waarin alle landen zitting hebben, die de evaluatieopdracht zal formuleren. De werkgroep heeft als opdracht gekregen voor het JVO van juni te komen met een evaluatieopdracht voor de justitiële rijkswetten. Deze evaluatieopdracht zal vervolgens na vaststelling in de RMR aan het parlement worden aangeboden. Daarnaast heeft de Rijksministerraad de Raad van State van het Koninkrijk om een voorlichting gevraagd over de evaluatie justitiële Rijkswetten.
Tijdens de conferentie is stilgestaan bij de concrete voorstellen van de werkgroep voor het vereenvoudigen van het reizen tussen de landen van het Koninkrijk en het reizen met een identiteitskaart tussen de eilanden van het Koninkrijk. De voorstellen zijn overgenomen en zullen door de betreffende landen individueel verder worden uitgewerkt. Dit betekent dat ieder land voor zich zal nagaan welke maatregelen genomen kunnen en moeten worden om de voorstellen te realiseren en deze waar mogelijk doorvoert.
Het voorstel om de mogelijkheid te onderzoeken om te komen tot een vrijhandelszone tussen de landen en BES zal nader worden uitgewerkt in de werkgroep die de economische samenwerking een impuls zal geven.
Zoals toegezegd aan met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heb ik bij de Landen onder de aandacht gebracht dat de Nederlandse regering er nog steeds naar streeft om op basis van het uitgangspunt van wederkerigheid overeenstemming te bereiken over het personenverkeer binnen het Koninkrijk. Hoewel de landen benadrukten dat dit een gevoelig onderwerp betreft, waren zij bereid hierover nader -bij voorkeur schriftelijk- van gedachten te wisselen.
De Caribische landen willen dat er, als uitwerking van artikel 12 Statuut, een onafhankelijke instantie komt die bindende uitspraken doet over de uitleg van het Statuut. Daarbij zouden alle besluiten van Koninkrijksorganen, ook de al vastgestelde Rijkswetten, aan een onafhankelijke rechter moeten kunnen worden voorgelegd. Tijdens de conferentie bleek nogmaals dat de Landen het niet eens zijn over de uitwerking van een geschillenregeling. Afgesproken is dit onderwerp weer te agenderen voor de Koninkrijksconferentie 2015.
Afsluiting Koninkrijksconferentie
Zoals u kunt opmaken uit dit verslag zijn op de diverse agendapunten concrete afspraken gemaakt welke de komende maanden uitvoering zullen krijgen. Ik ben voornemens uw Kamer dit najaar een tussenstand te geven van de voortgang van de werkgroepen en projecten.
De volgende Koninkrijksconferentie zal plaatsvinden in de eerste week van april in 2015. Het voorzitterschap en de organisatie hiervan is dit maal in handen van Curaçao. Tijdens deze conferentie zal onder meer worden teruggekeken op de resultaten van de genomen besluiten en ingestelde werkgroepen.
Financiële situatie van het land Aruba
Na afloop van de Koninkrijksconferentie heb ik de ondertekening bijgewoond van een Memorandum of Innovation tussen Aruba en Philips. Doel van dit memorandum is de verduurzaming van verlichting van overheidsgebouwen door aanbrengen van LED-verlichting. Dit is mede ter ondersteuning van het duurzaamheidbeleid van Aruba en de ontwikkeling van de economische pijler gericht op duurzaamheid en innovatie. Ook levert het aanbrengen van de LED-verlichting een kostenbesparing op. Het verheugt mij te zien dat de inzet van Aruba op deze nieuwe economische pijler ook daadwerkelijk tot resultaten leidt.
Er zijn de nodige zorgen omtrent de financiële situatie van het land Aruba. De Arubaanse instituties als de Raad van Advies en de Algemene Rekenkamer en het Internationaal Monetair Fonds hebben diverse malen kritische kanttekeningen gemaakt over de houdbaarheid van de openbare financiën en de almaar groeiende Arubaanse staatsschuld. Om die reden zijn er in de Rijksministerraad afspraken gemaakt met Aruba over het verlenen van (zelf)inzicht in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, onder meer door een onafhankelijke toets op de begroting 2014, en over een pad naar begrotingsevenwicht waarover ook het IMF geadviseerd heeft. Ik heb in dit verband op 11 februari 2014 aan de Minister van Financiën van Aruba een brief gezonden over het verlenen van (zelf)inzicht in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën door Aruba, onder meer middels een onafhankelijke toets op de begroting 2014, en over de noodzaak van begrotingsevenwicht.
Aruba is en blijft geheel zelf verantwoordelijk voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en dient daarvoor alle noodzakelijke maatregelen te treffen.
Ik zal uw kamer nader informeren zodra er meer duidelijkheid is over de stand van de overheidsfinanciën van Aruba, mede aan de hand van het daartoe door de regering van Aruba toegezegde onafhankelijke onderzoek op de vastgestelde begroting 2014.
Overige toezeggingen
In het algemeen overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van 12 februari 2013 heb ik toegezegd de Tweede Kamer te informeren over een aantal zaken op het gebied van milieu en natuur die spelen op Curaçao, te weten de Isla raffinaderij, de olievervuiling bij Jan Kok en de ontwikkelingen op Oostpunt. Ik heb de Tweede Kamer hier reeds bij verschillende gelegenheden over geïnformeerd, laatstelijk bij de behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties op 28 november jl. Daarin heb ik de Tweede Kamer onder andere geïnformeerd over de Isla raffinaderij en Oostpunt. Voor wat betreft de olievervuiling bij Jan Kok kan ik u niet nader informeren omdat deze zaak thans onder de rechter is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-IV-T.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.