33 750 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2014

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 oktober 2013

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 26 september 2013 voorgelegd. Bij brief van 3 oktober 2013 zijn ze door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Recourt

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Welk bedrag is het afgelopen jaar door Nederland uitgegeven aan financiële verplichtingen ten aanzien van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, uitgesplitst naar de diverse beleidsterreinen zoals onderwijs, justitie, et cetera?

Antwoord

Vanuit hoofdstuk IV zijn er, met betrekking tot de landen, in de begroting over 2013 financiële verplichtingen voor artikel 1 aangegaan voor een bedrag van € 63,6 miljoen en voor artikel 2 van € 23,5 miljoen. Onderscheid naar de verschillende eilanden en beleidsterreinen is niet mogelijk vanwege de uiteenlopende werkzaamheden binnen het gehele Caribisch gebied. Bij artikel 1 bedragen de financiële verplichtingen respectievelijk € 36,2 miljoen voor de Kustwacht, € 16,9 miljoen voor de RST, € 6,1 miljoen voor de Koninklijke Marechaussee en € 5,3 miljoen voor de Rechterlijke macht. Bij artikel 2 zijn de financiële verplichtingen voornamelijk voor pensioenen, subsidies en overige uitgaven aangegaan. Overigens betreft het hier nadrukkelijk geen begrotingssteun aan de Landen.

2

Kan een overzicht worden gegeven van de totale kosten van de samenwerkingsprogramma’s waarmee Nederland de afgelopen jaren Caribisch Nederland, Aruba, Sint Maarten en Curaçao op een groot aantal terreinen heeft ondersteund en die nu worden beëindigd?

Antwoord

De totale kosten van de samenwerkingsprogramma`s waarmee Nederland gedurende de jaren 2001–2012 de landen en de openbaar lichamen heeft ondersteund, bedragen € 503,7 miljoen.

3

Hoe ziet u de nieuwe vorm van samenwerking die gericht is op gelijkwaardigheid?

Antwoord

Vanuit de autonomie van de landen zoals die is geregeld in het Statuut en bij de afspraken op 10/10/10 kunnen de landen keuzes maken om zaken zelf te behartigen of bij de realisering van hun doelstellingen samenwerking met anderen te zoeken. Afgezien van een beperkt aantal onderwerpen die in Koninkrijksverband worden behartigd (die verband houden met financieel toezicht, goed bestuur, rechtshandhaving, etc.) staat het landen vrij naar believen die samenwerking binnen het Koninkrijk te zoeken, die past bij hun behoeften en bij hun visie op de toekomst.

4

Kan worden aangegeven op welke terreinen Aruba als voorbeeld kan dienen voor Caribisch Nederland en Sint Maarten en Curaçao?

Antwoord

Het is niet aan Nederland om aan te geven welke andere landen binnen het Koninkrijk een voorbeeld zijn. In ieder geval kan worden gezegd dat de relaties met Aruba goed en open zijn en dat de constructieve houding van Aruba in Koninkrijksverband zeer wordt gewaardeerd.

5

Kunt u aangeven hoeveel reizen er jaarlijks door bestuurders en ambtenaren gemaakt worden? Kunt u ook aangeven of er inderdaad sprake is van een afname van het aantal reizen in de afgelopen jaren? Kunt u ook aangeven hoeveel bij de Rijksdienst Caribisch Nederland werkzame ambtenaren vanuit Nederland voor een relatief korte periode (maximaal twee jaar) zijn uitgezonden?

Antwoord

Momenteel vindt een onderzoek plaats naar aanleiding van een Wob-verzoek van de NTR waarin gedetailleerd wordt gevraagd naar de reisbewegingen van ambtenaren en bestuurders van alle ministeries. Het Wob-verzoek vraagt om gegevens uit 2012 en de eerste helft van 2013. Zodra het Wob-besluit gereed is, zal ik de TK hierover informeren. Naar verwachting zijn de gegevens in november 2013 beschikbaar.

6

Zijn de instrumenten van het Koninkrijk die het Statuut geeft een papieren tijger of worden deze daadwerkelijk ingezet als een land niet zelfstandig kan voldoen aan zijn verantwoordelijkheden? Wat is de afweging om deze al dan niet in te zetten?

Antwoord

Het Statuut verleent aan de Koninkrijksregering een algemene bevoegdheid om in de Caribische landen genomen besluiten te schorsen of te vernietigen. Deze mogelijkheid is neergelegd in artikel 50. Onder het vernietigingsrecht vallen alle soorten besluiten van alle organen, inclusief landsverordeningen. Het vernietigingsrecht dient tot handhaving van de rechtsorde en de belangen van het Koninkrijk. Artikel 50 is tot dusver nooit toegepast. Daarnaast is er ook het instrument van de algemene maatregel van rijksbestuur die gebruikt kan worden om actief in te grijpen in het landsbestuur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten (artikel 51). Een dergelijk ingrijpen kan plaatsvinden wanneer een orgaan in een van de Caribische landen niet of niet voldoende voorziet in hetgeen het volgens Koninkrijksrecht of internationaal recht moet verrichten. Ook dit instrument, dat van een aanzienlijk zwaarder kaliber is dan het vernietigingsrecht, is tot dus ver nooit toegepast. Dat wil niet zeggen dat deze instrumenten papieren tijgers zijn. Verondersteld mag worden dat van het bestaan daarvan preventieve werking uitgaat.

7

Hoeveel geldleningen lopen er per land? Wat is het totaalbedrag en wanneer zijn de aflossingen afgerond?

Antwoord

Het land Aruba heeft 11 geldleningen lopen voor een totaalbedrag van € 28,6 miljoen. De leningen zullen in 2026 zijn afgelost. Het land Curaçao heeft 5 geldleningen lopen voor een totaalbedrag van € 667,5 miljoen. Deze leningen zijn in 2040 afgelost. Het land Sint Maarten heeft 6 geldleningen lopen voor een totaalbedrag van € 131,6 miljoen. In 2040 zijn deze leningen afgelost.

8

Kunt u voor zo ver nu reeds mogelijk een tijdschema opstellen, met daarin de belangrijkste momenten van de voorziene evaluaties? Kunt u dit zowel voor de evaluaties van de rijkswetten als voor de evaluatie van de staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba doen?

Antwoord

Zoals eerder toegezegd zullen beide kamers worden geïnformeerd over de opzet en inhoudelijke reikwijdte van beide evaluaties. Het is mijn voornemen om de beide evaluaties zoveel mogelijk synchroon te laten verlopen. Ik heb de Raad van State ook gevraagd om een voorlichting over de evaluaties uit te brengen. Zodra deze beschikbaar is, kan ik uw Kamer dan ook gerichter informeren.

9

Lopen de Plannen van Aanpak Landstaken op schema? Zo nee, waarom niet? Wat wordt daar aan gedaan?

Antwoord

De uitvoering van de plannen van aanpak gebeurt onder verantwoordelijkheid van de landen. Ik heb regelmatig overleg met de ministers-presidenten en de ministers van Justitie van de landen over de voortgang van de plannen. De Voortgangscommissie bewaakt de voortgang van de plannen van aanpak. In mijn brief van 6 september 2013 (Kamerstuk 33 400 IV, nr. 45) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de meest recente bevindingen van de Voortgangscommissie.

10

Waarom heeft de Vereffeningscommissie een jaar verlenging nodig om te komen tot afronding? Ofwel, wat is de reden voor het niet tijdig afronden van de vereffening?

Antwoord

De Vereffeningscommissie heeft begin september, op ambtelijk niveau, de 3 rechtsopvolgers (Curaçao, Sint Maarten en Nederland) geïnformeerd over de voortgang. In dat overleg is gebleken dat de voortgang voorspoedig is en het werk van de Vereffeningscommissie haar einde nadert, ondanks de complexe materie van de boedelbalans, deelnemingen en fondsen. Niettemin vereist een aantal zaken nog nader onderzoek en ook overleg. In de onderlinge regeling is alleen de mogelijkheid opgenomen dat het werk van de commissie met 1 jaar kan worden verlengd. Ik heb begrepen dat de commissie echter in het voorjaar van 2014 met een eindrapport en een voorstel tot vereffening zal komen. Het eindrapport zal vervolgens ter accordering geagendeerd worden in een bestuurlijk overleg van de rechtsopvolgers. Ik zal de Tweede Kamer na afloop van het bestuurlijk overleg over de besluitvorming informeren.

11

Waarom wordt de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 2 niet in 2014 uitgevoerd?

Antwoord

De beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 2 wordt niet in 2014 uitgevoerd, omdat in dat jaar een aantal samenwerkingsprogramma’s nog in uitvoering zullen zijn. In 2014 zal worden gestart met de eerste inhoudelijke evaluaties van de samenwerkingsprogramma’s. De verschuiving van de beleidsdoorlichting maakt het mogelijk dat de beleidsdoorlichting als syntheseonderzoek voortbouwt op de inhoudelijke evaluaties en in 2016 kan worden gerealiseerd. De beleidsdoorlichting zal hierdoor een beter en completer beeld bieden van artikel 2, dan wanneer deze in 2014 zou worden uitgevoerd.

12

Wat is het totaalbedrag, per stichting, dat AMFO en SONA hebben ontvangen?

Antwoord

Het bedrag dat AMFO in 2012 heeft ontvangen is € 7,1 miljoen en het bedrag voor SONA in 2012 bedroeg € 41,3 miljoen.

13

Bent u van plan om SONA discharge te verlenen?

Antwoord

Tijdens mijn reis naar het Caribische deel van het Koninkrijk heb ik op maandag 30 september tijdens het overleg met het SONA bestuur, SONA decharge verleend over 2012. Ik heb dit gedaan op basis van het reviewverslag van de Auditdienst Rijk, die een review heeft uitgevoerd naar aanleiding van de accountantscontrole van KPMG van de jaarrekening 2012 van SONA ten aanzien van de BZK gelden. De Auditdienst Rijk kijkt met name of de besteding van de geldmiddelen in het kader van het samenwerkingsprogramma in overeenstemming is met de toepasselijke bepalingen van de beheers- en managementovereenkomst, waaronder de procedureregels. De Auditdienst Rijk concludeert dat de beschreven controleaanpak met betrekking tot de BZK gelden toereikend is uitgevoerd en dat de strekking van de controleverklaring in overeenstemming is met de controlebevindingen.

14

Welke «laatste projecten» vinden nog binnen de AMFO en SONA?

Antwoord

De projecten die binnen AMFO plaatsvinden zullen eind 2013 binnen de AMFO constructie tot een einde komen. Curaçao wil de doelstelling van AMFO (namelijk het financieren van projecten van non-gouvernementele organisaties gericht op de thema’s jeugd, ouderen, zieken en gehandicapten, tienermoeders en integrale wijkaanpak) voortzetten in een andere organisatie en daar de komende jaren geld voor reserveren op de eigen begroting. Ik ben er mee akkoord gegaan dat NAf. 3 miljoen uit het budget van de vrijgevallen middelen van SONA, plus het deel van het restvermogen van de stichting AMFO – waarop Curaçao aanspraak kan maken na vereffening van schulden en nakoming van overige financiële verplichtingen – zullen worden ondergebracht in de nog aan te wijzen organisatie. In Sint Maarten is de Sint Maarten Development Fund voor die doelstelling opgericht. Binnen SONA zullen de projecten uiterlijk in 2014 afgerond moeten worden. Het gaat om verschillende projecten binnen verschillende samenwerkingsprogramma’s en landen. Voorbeelden van nog lopende projecten zijn de sociale vormingsplicht binnen het Onderwijs en Jongerensamenwerkingsprogramma van Curaçao en het project «versterking meteorologische dienst» binnen het samenwerkingsprogramma Institutionele Versterking van de Bestuurskracht van Curaçao.

15

Wat zijn de mogelijke risico’s in de portefeuille van de NPMNA?

Antwoord

Dit betreft bedrijfstrategische informatie die schade zou kunnen berokkenen aan het beheer van de resterende overigens zeer geringe portefeuille. Er resteert op dit moment slechts 1 deelneming. Mede hierdoor kon de risicoreserve neerwaarts worden bijgesteld.

16

Waarom zijn de vervangingsinvesteringen in de Kustwacht ongeraamd?

Antwoord

De exacte omvang van deze vervangingsinvesteringen is nog onderwerp van besluitvorming. Op 17 oktober a.s. vindt een vergadering van het Presidium van de Kustwacht plaats, waarin gestreefd wordt overeenstemming te bereiken tussen alle betrokken partijen over de exacte omvang en het tijdspad van de vervangingsinvesteringen.

17

Wat is de interceptorcapaciteit die bij de kustwacht vervangen moet worden?

Antwoord

Dit zijn de zogenaamde super-RHIBs (Rigid Hull Inflatable Boat), in 2004 door de Kustwacht aangeschaft.

18

Waarop zijn de bedragen kasschuif kustwacht in 2016 (1.000) en 2017 (4.156) gebaseerd?

Antwoord

De omvang van de kasschuif komt voort uit de afbouw van de portefeuille van deelnemingen van de NPMNA (Nederlandse Participatie Maatschappij Nederlandse Antillen). Met de teruglopende omvang van de portefeuille neemt ook de benodigde risicoreserve af. Het hierdoor vrijkomende bedrag van € 5,1 mln. wordt ingezet voor de vervangingsinvesteringen Kustwacht. Naar huidige inzichten zal het vervangen van de interceptorcapaciteit in 2016 en 2017 zijn financiële beslag krijgen.

19

Wat was de omvang van de laatste tranche en wat is de omvang van de nog openstaande vorderingen op SONA?

Antwoord

De laatste tranche over 2012 bedroeg € 18 miljoen, de omvang van de openstaande vorderingen bedraagt € 371.000.

20

Waarom is er onzekerheid over de toekomst van het Solidariteitsfonds?

Antwoord

Ten tijde van de laatste betalingen aan het Solidariteitsfonds was het nog niet duidelijk of het fonds zou blijven voortbestaan. Als gevolg van de transitie op 10-10-2010 is het fonds opgeheven.

21

Welke vervangingsinvesteringen worden bij de kustwacht gedaan?

Antwoord

Zie mijn antwoord op vraag 17.

22

Zijn de openstaande vorderingen van SONA volledig verrekend?

Antwoord

Ja, de openstaande vorderingen van mijn departement op SONA zijn volledig verrekend.

23

Hoeveel was de tranche managementkosten en beheersvergoeding geweest zonder de verrekening?

Antwoord

Zonder verrekening bedroeg de tranche voor de managementkosten en beheersvergoeding NAf. 3.366.500.

24

Op welke delen van de kustwacht slaat de korting van € 1,0 mln. neer? Welke gevolgen heeft de € 1,0 mln. korting voor het functioneren van de kustwacht?

Antwoord

Uitgangspunt is dat de operationele inzetbaarheid wordt ontzien. De ruimte zal onder andere worden gezocht in het efficiënter inrichten van de bedrijfsvoering. Andere manieren waarop invulling gegeven zal worden aan de taakstelling, worden nog uitgewerkt en zullen in het Jaarplan 2014 aan de orde komen. Dit jaarplan wordt door de minister van Defensie, na behandeling in de rijksministerraad in december 2013, aan de Tweede Kamer aangeboden.

25

Wie is er in het Koninkrijk eindverantwoordelijk als gevolge van de waarborg-functie?

Antwoord

De waarborgfunctie is een verantwoordelijkheid van de Koninkrijksregering, belichaamd in de portefeuillehouders onder wiens verantwoordelijkheid de kwestie valt die aanleiding heeft gegeven tot het toepassen van de waarborgfunctie.

26

Kan een volledig overzicht worden gegeven wanneer de art. 43, 50 en 51 van het Statuut al eens zijn gebruikt en om welke reden?

Antwoord

Ingevolge van artikel 43, eerste lid, dienen de landen zorg te dragen voor de verwezenlijking van mensenrechten, vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur. Als blijkt dat de landen niet of niet voldoende voorzien in hetgeen zij op grond van het eerste artikel verplicht zijn kan de Koninkrijksregering op grond van artikel 43, tweede lid, en artikel 51 voorzieningen treffen in de vorm van een algemene maatregel van bestuur. Er is tot dusver geen gebruik gemaakt van die bevoegdheid. Met betrekking tot de artikelen 50 en 51 van het Statuut verwijs ik u naar mijn antwoord bij vraag 6.

27

Hoe zal de samenstelling van de evaluatiecommissies eruit gaan zien? Wie komen er in deze commissies en hoe is de verdeling naar land?

Antwoord

Zie mijn antwoord op vraag 8.

28

In hoeverre wordt de Tweede Kamer betrokken bij het opstellen van de onderzoeksopdrachten voor de te houden evaluaties?

Antwoord

Zie mijn antwoord op vraag 8.

29

Wat is de positie van de Tweede Kamer bij het budget van 2014 als deze al voor 86–100% juridisch verplicht is?

Antwoord

De mate waarin het budget juridisch verplicht is, doet geenszins afbreuk aan het budgetrecht van de Kamer. Het staat de Kamer altijd vrij om een begrotingswet te amenderen. Overigens is het percentage juridisch/bestuurlijk verplicht in de begroting Koninkrijksrelaties met name zo hoog omdat de reeks van rente en aflossing in het kader van de schuldsanering in dit begrotingshoofdstuk zichtbaar wordt gemaakt.

30

Waarom is de begroting van de Kustwacht exclusief de inzet van Defensie-middelen?

Antwoord

De inzet van Defensiemiddelen ziet op het medegebruik van in het gebied aanwezige Defensiecapaciteit en maakt derhalve geen onderdeel uit van de begroting van de Kustwacht.

31

In hoeverre is het verstandig om de KMar te laten functioneren onder aansturing van lokale diensthoofden? Is de buitengrens van het Koninkrijk niet een Koninkrijkstaak?

Antwoord

De feitelijke bewaking van de (buiten)grenzen van het Koninkrijk is in eerste aanleg een autonome aangelegenheid van het land dat het betreft en geen aangelegenheid van het Koninkrijk (ex art 3 van het Statuut). De grensbewaking van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten is een autonome aangelegenheid en valt onder de verantwoordelijkheid van de respectievelijke ministers van Justitie. Ter verbetering van de veiligheidssituatie van de Nederlandse Antillen is in 2005 het protocol inzake de instelling van Gemeenschappelijke Grenscontroleteams Nederlandse Antillen en Nederland ondertekend. Na de ontmanteling van de Nederlandse Antillen in 2010 is er een nieuw protocol inzake de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee voor de periode 1 januari 2011 tot 30 juni 2015 getekend tussen Curaçao, Sint Maarten en Nederland. In het protocol zijn taakvelden gedefinieerd waarop de KMar kan worden ingezet: de bestrijding van geweldscriminaliteit, het grens- en vreemdelingentoezicht, de bestrijding van mensensmokkel en -handel, en de bestrijding van drugssmokkel via de luchthavens. De inzet van de zogenaamde flexpool is in 2012 geëvalueerd (Kamerstuk 30 176, nr. 31).

32

Hoe verloopt de overdracht van voorzieningen van de RST naar de GVP?

Antwoord

De Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorziet in samenwerking tussen de politie van de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland. De vorming van een gemeenschappelijke voorziening politie (GVP) heeft nog niet plaatsgevonden. Overdracht van voorzieningen van het RST naar de GVP is hierdoor niet aan de orde. In 2014 wordt een evaluatie uitgevoerd, conform de Rijkswet politie, om te zien of de GVP voldoende ontwikkeld is om taken over te dragen.

33

Wat is het totaalbedrag per land van investeringen in het bevorderen van autonomie? Kunt u tevens concrete voorbeelden geven in hoeverre de investeringen hebben geholpen bij het verbeteren van bestuur en overheidsfinanciën?

Antwoord

Het totaalbedrag van investeringen in het bevorderen van autonomie voor Curaçao bedraagt NAf. 59,9 miljoen en voor Sint Maarten NAf. 28,3 miljoen over de gehele looptijd van het programma Institutionele Versterking van de Bestuurskracht (2008–2014). Projecten die het verbeteren van bestuur en overheidsfinanciën tot doel hebben worden onder meer gefinancierd vanuit dit samenwerkingsprogramma. Zo kunt u denken aan de oprichting van de Hoge Colleges van Staat die met behulp van dit samenwerkingsprogramma zijn opgericht en die Sint Maarten in staat stellen als zelfstandig land te kunnen functioneren. In 2011 is het IVB programma tussentijds geëvalueerd en naar Uw Kamer gezonden (Kamerstuk 31 568, nr. 90). Uitkomst van de evaluatie was onder meer dat voor Sint Maarten bleek dat de IVB projecten relevant zijn, maar ook dat in aanloop van de staatkundige transitie op 10-10-10 er binnen het IVB voornamelijk hard is gewerkt aan de nieuwe staatsinrichting van het land Sint Maarten. Daarom is besloten om een actieplan vast te stellen om de resterende looptijd van het IVB zodanig in te vullen dat de beoogde resultaten van het IVB zoveel mogelijk worden gerealiseerd (Kamerstuk 31 568, nr. 90). Voor Curaçao bleek ook dat de projecten relevant zijn, dat het programma Curaçao heeft ondersteund in haar transitie van eilandgebied naar land, maar dat de doelstellingen breed geformuleerd waren. Daarom is ook voor Curaçao vervolgens een actieplan opgesteld waarin de benoeming van de concrete te behalen resultaten en de oprichting van het programmabureau belangrijke instrumenten zijn om het programma Institutionele Versterking en Bestuurskracht beter te kunnen monitoren en aansturen (Kamerstuk 31 568, nr. 118). In 2015 zal een eindevaluatie van het samenwerkingsprogramma plaatsvinden en zal een definitief oordeel geveld kunnen worden over de bijdrage van de investeringen aan het verbeteren van bestuur en overheidsfinanciën. De evaluatie zal naar Uw Kamer worden gezonden.

34

Zijn er het afgelopen jaar subsidies verstrekt ten behoeve van Aruba, Curaçao of Sint Maarten vanuit andere begrotingen dan de onderhavige begroting? Zo ja, welke begrotingen betreft het hier en om welke bedragen gaat het?

Antwoord

Ten laste van de begroting van het ministerie van OCW is, op basis van met de drie landen gemaakte afspraken om studeren in de regio van Curaçao, Aruba en Sint Maarten te stimuleren, in 2012 een bedrag van in totaal ongeveer € 850.000 beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn ten laste van genoemde begroting in 2012 voor een bedrag van in totaal ongeveer € 300.000 subsidies verleend aan instellingen actief in Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op Curaçao, Aruba en Sint Maarten, die niet tot de overheid behoren. Doel is een betere aansluiting op het Nederlandse middelbaar beroeps- en hoger onderwijs op de eilanden om onnodige schooluitval in Nederland te voorkomen. Verder voorzien de faciliteiten op de grotere eilanden, zoals hoger onderwijs, in een behoefte voor inwoners van Caribisch Nederland.

35

Waarom loopt de schuldsanering in 2017 weer op?

Antwoord

De budgettaire reeks in de begroting van Koninkrijksrelaties vertegenwoordigt de technische verwerking van de overname van schuld van de Nederlandse Antillen en Curaçao door Nederland in de jaren tot aan 2010. In de periode van 2010–2030 is hiervoor een bijdrage zichtbaar vanuit begrotingshoofdstuk IV naar begrotingshoofdstuk IXA, de nationale schuld. Deze bijdrage is samengesteld uit rente en aflossing; het totaalbedrag wordt jaarlijks verantwoord op de begroting van Koninkrijksrelaties om uitdrukking te geven aan de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor de schuldsanering. Het feit dat deze verantwoording tot 2030 zichtbaar is in de begroting betekent niet dat er nieuwe schuldovername plaatsvindt, maar is een uitvloeisel van de overname in 2010.

36

Welk jaar is beoogd dat de schuldsanering afloopt?

Antwoord

Zie mijn antwoord op vraag 35.

37

Welk bedrag is door Nederland in totaal aan schuldsanering besteed? Kan over het volledige aan deze schuldsanering gespendeerde bedrag verantwoording worden afgelegd en kan derhalve van al het door Nederland verstrekte geld worden nagegaan waar het is gebleven?

Antwoord

De totale schuldsanering bedroeg € 1,9 miljard. Verantwoording over de schuldsanering heeft reeds plaatsgevonden via de begroting en het jaarverslag van Hoofdstuk IV in de jaren waarin de uitgaven zijn gedaan. Deels zijn de middelen aangewend voor het saneren van langlopende schuldtitels van het Land NA en Curaçao, deels betreft het betalingsachterstanden aan derden. Deze betalingen hebben door tussenkomst van het College financieel toezicht rechtstreeks aan de crediteuren plaats gevonden.

38

Tot wanneer zijn de AMvRB, waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten, geldig? In hoeverre wordt een verlenging overwogen?

Antwoord

Deze is geldig tot 10 oktober 2014. Een verlenging is op dit moment niet aan de orde. De ministers-presidenten en ministers van Justitie van Curaçao en Sint Maarten hebben mij tijdens de laatste ministeriële overleggen over de plannen van aanpak verzekerd alles in het werk te stellen om afronding van de plannen van aanpak binnen de huidige termijn te bewerkstelligen.

39

Kunt u aangeven of het geld dat naar het Sociale Vormingstraject Aruba (SVA) gaat in het verleden goed is besteed? Betreft het een succesvol project? Hoe ziet de toekomst van SVA eruit? Is het mogelijk dat Aruba dit project in de toekomst zelfstandig voortzet?

Antwoord

Tijdens het derde en laatste jaar (november 2013-november 2014) van de looptijd van het SVA zal het programma door Aruba worden geëvalueerd. Aan de hand van deze evaluatie zal de regering van Aruba bepalen of het programma wordt voortgezet.

40

Kunt u de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling informeren over sociale achterstanden op de eilanden, nu de staatssecretaris van SZW in juli reeds naar de eilanden is geweest?

Antwoord

Ik heb van mijn collega Staatssecretaris vernomen dat zij haar verslag (in de vorm van een brief die momenteel in voorbereiding is) binnenkort aan uw Kamer doet toekomen. Hierbij hoort dan wel de kanttekening dat het onderwerp behandeld zou moeten worden bij de begroting van SZW.

Naar boven