33 750 IIB Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs (IIB) voor het jaar 2014

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

2

     

B.

DE BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1.

Leeswijzer

3

     

2.

De beleidsartikelen

4

 

Artikel 1. Raad van State

4

 

Artikel 2. Algemene Rekenkamer

7

 

Artikel 3. De Nationale ombudsman

9

 

Artikel 4. Kanselarij der Nederlandse Orden

15

 

Artikel 6. Kabinet van de Gouverneur van Aruba

19

 

Artikel 7. Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

21

 

Artikel 8. Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

23

     

3.

Het niet-beleidsartikel

26

 

Artikel 10. Nominaal en onvoorzien

26

     

4.

Verdiepingsbijlage

27

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsartikel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Indeling van de begroting

Deze begroting is opgebouwd uit 7 begrotingsartikelen en 1 niet-beleidsartikel. Ieder college/kabinet heeft een eigen begrotingsartikel.

De begrotingsartikelen zijn als gevolg van Verantwoord Begroten, ingedeeld in de volgende paragrafen:

  • A. Algemene doelstelling

  • B. Rol en verantwoordelijkheid

  • C. Beleidswijzigingen

  • D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

  • E. Toelichting artikelonderdeel

De begroting IIB valt onder het regime van kleine begrotingen, dit betekent dat er geen apart centraal apparaatartikel opgenomen hoeft te worden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Juridisch verplicht

Met juridisch verplicht wordt inzichtelijk gemaakt welk deel van programmagelden juridisch verplicht is. Bij de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs is het merendeel van de verschillende budgetten aan te duiden als apparaat.

2. DE BELEIDSARTIKELEN

ARTIKEL 1: RAAD VAN STATE

A. Algemene doelstelling

De Raad van State heeft de taak om als adviseur voor wetgever en bestuur en als hoogste algemene bestuursrechter bij te dragen aan behoud en versterking van de democratische rechtsstaat en daarbinnen aan de eenheid, legitimiteit en kwaliteit van het openbaar bestuur in brede zin, alsmede aan de rechtsbescherming van de burger.

De Grondwet en de Wet op de Raad van State vormen het wettelijk kader, waarbinnen de Raad van State zijn taken verricht. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden vormt de grondslag voor zijn werkzaamheden als Raad van State van het Koninkrijk.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van een voldoende begroting en het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.1

C. Beleidswijzigingen

De Afdeling advisering

Taak van de Afdeling advisering is het op de meest doelmatige en kwalitatief goede wijze afdoen van binnengekomen adviesaanvragen. Tijdigheid, kenbaarheid en voorspelbaarheid zijn daarbij belangrijke kernbegrippen.

In de onderstaande tabel zijn de realisatie 2012 en voor de jaren 2013 en verder de planning van de afhandeling van adviesaanvragen door de Afdeling advisering weergegeven.

Tabel 1.1 Afhandeling adviesaanvragen (in aantallen)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Instroom

514

575

575

575

575

575

575

Uitstroom

566

575

575

575

575

575

575

Toelichting

De gemiddelde instroom van zaken ligt gedurende een reeks van jaren tussen de 550 en 600 per jaar. Dit aantal is nu aangehouden voor de te verwachte instroom van zaken.

De Afdeling bestuursrechtspraak

Taak van de Afdeling bestuursrechtspraak is het op de meest doelmatige en kwalitatief goede wijze afdoen van binnengekomen zaken. Tijdigheid, kenbaarheid en voorspelbaarheid en bruikbare rechtsvorming zijn daarbij belangrijke aspecten.

De Afdeling bestuursrechtspraak bestaat uit drie kamers: de Ruimtelijke-ordeningskamer, de Algemene kamer en de Vreemdelingenkamer.

In de onderstaande tabel is de realisatie van de afhandeling van zaken door de Afdeling bestuursrechtspraak weergegeven. De gemiddelde doorlooptijden van alle afdoeningen (hoofdzaken en Voorlopige Voorzieningen) zijn weergegeven.

Tabel 1.2 Norm en gerealiseerde gemiddelde doorlooptijden van uitspraken van alle afdoeningen (in weken)
 

Norm doorlooptijd

2012

Ruimtelijke-ordeningskamer

52

34

Algemene kamer

40

32

Vreemdelingenkamer

23

22

Totaal Bestuursrechtspraak

 

26

Instroom van zaken

In de onderstaande tabel is de gerealiseerde uitstroom van zaken in 2012 en de instroomverwachting voor 2013 en verdere jaren voor de Ruimtelijke-ordeningskamer, de Algemene kamer en de Vreemdelingenkamer weergegeven.

Tabel 1.3 Uitstroom 2012 en instroom 2013 e.v. van zaken Afdeling bestuursrechtspraak (in aantallen)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Ruimtelijke-ordeningskamer

1.841

2.145

1.950

1.950

1.950

1.950

1.950

Algemene kamer

3.717

4.100

3.800

3.800

3.800

3.800

3.800

Vreemdelingenkamer

8.060

9.620

9.280

9.460

9.460

9.460

9.460

waarvan:

             

Asiel

5.496

6.035

5.570

5.540

5.540

5.540

5.540

Regulier

2.564

3.585

3.710

3.920

3.920

3.920

3.920

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.4 Raad van State

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

59.949

61.482

59.650

57.411

56.268

55.361

55.322

                 

Uitgaven:

59.863

61.482

59.650

57.411

56.268

55.361

55.322

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

100

       
                 

1.3

Raad van State

59.863

61.482

59.650

57.411

56.268

55.361

55.322

                 
 

Ontvangsten

2.686

2.302

2.002

1.950

1.950

1.950

1.950

E. Toelichting artikelonderdelen

In de meerjarenreeks van de begroting 2014 is de taakstelling materieel en personeel uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt. Deze taakstelling begint in 2016 en loopt op tot € 2,2 mln. structureel (4,4%) vanaf 2018. Tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vice-president van de Raad van State bestaat een verschil van inzicht met betrekking tot deze taakstelling. Gegeven de aard van de werkzaamheden en de daarmee samenhangende samenstelling van het personeelsbestand ontbreekt het de Raad van State vrijwel aan mogelijkheden om zonder wijzigingen in de wet- en regelgeving een taakstelling van een dergelijke omvang in te vullen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de taakstelling als inspanningsverplichting ingeboekt.

De ontvangsten van de Raad van State bestaan voornamelijk uit griffierechten.

De realisatie van de overige ontvangsten was in 2012 incidenteel hoog. Meerjarig wordt gerekend met een vlak verloop.

ARTIKEL 2: ALGEMENE REKENKAMER

A. Algemene doelstelling

De Grondwet en de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) vormen het wettelijke kader voor de Algemene Rekenkamer om de ontvangsten en uitgaven van het Rijk en de daarmee verbonden organen te onderzoeken. De Algemene Rekenkamer heeft als doel het rechtmatig, doelmatig, doeltreffend en integer functioneren van het Rijk en de daarmee verbonden organen te toetsen en te verbeteren. Daarbij toetst zij ook de nakoming van verplichtingen die Nederland in internationaal verband is aangegaan.

De Algemene Rekenkamer voorziet de regering, de Staten-Generaal en degenen die verantwoordelijk zijn voor de aan het Rijk verbonden organen van bruikbare en relevante informatie, aan de hand waarvan zij kunnen bepalen of het beleid van een minister rechtmatig, doelmatig en doeltreffend is uitgevoerd.

De Algemene Rekenkamer keurt de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk goed. Jaarlijks stelt de Algemene Rekenkamer haar onderzoeksprogramma vast en bepaalt zij zelf wat zij openbaar maakt. Zij voorziet de regering, de Staten-Generaal en degenen die verantwoordelijk zijn voor de gecontroleerde organen van informatie. Deze informatie bestaat uit onderzoeksbevindingen, oordelen en aanbevelingen over organisatie, beheer en beleid en is in beginsel voor het publiek toegankelijk.

De Algemene Rekenkamer doet onderzoek bij de rijksoverheid, bij zelfstandige organisaties die met publiek geld een publieke taak uitvoeren en bij particulieren, bedrijven en overheden die Europese subsidies ontvangen.

Daarnaast rekent zij het tot haar verantwoordelijkheden om een bijdrage te leveren aan goed openbaar bestuur door kennisuitwisseling en samenwerking in binnen- en buitenland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal en van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.2

Het is de rol van de Algemene Rekenkamer haar wettelijke taken uit te voeren.

C. Beleidswijzigingen

In 2012 is de Algemene Rekenkamer een inspanningsverplichting aangegaan op verzoek van het kabinet Rutte I die oploopt tot een bedrag van € 1,9 miljoen in 2018. In 2013 wordt de eerste tranche van € 800.000 gerealiseerd en is een organisatie ontwikkelingstraject ingezet dat moet leiden tot minder management en efficiënter ingerichte ondersteuning. Op het verzoek van het kabinet Rutte II aan de Algemene Rekenkamer om aanvullend een inspanningsverplichting oplopend tot € 1,2 miljoen in 2018 op zich te nemen, is door de Algemene Rekenkamer afwijzend gereageerd. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat er een toenemend aantal verzoeken tot onderzoek wordt ontvangen, met name vanuit de Tweede Kamer. Ook wijst zij op de extra inspanningen die van de Algemene Rekenkamer worden verwacht in het kader van het toezicht op de financiële sector. Samen met de risico’s rondom de vorming van, en de bezuinigingen op de Auditdienst Rijk zorgt dit ervoor dat de Algemene Rekenkamer op dit moment geen aanvullende inspanningsverplichting op zich kan nemen.

Het kabinet is echter van mening dat ook de Algemene Rekenkamer haar aandeel moet leveren in het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

Het kabinet staat op het standpunt dat iedereen moet bijdragen aan de bezuinigingen en dat de Algemene Rekenkamer hiervan niet gevrijwaard moet worden. Het kabinet gaat er dan ook van uit dat de Rekenkamer haar inspanningsverplichting op zich neemt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.1 Algemene Rekenkamer

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

29.451

30.088

29.841

28.311

27.701

27.144

26.985

                 

Uitgaven:

29.279

30.088

29.841

28.311

27.701

27.144

26.985

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

90

       
                 

2.1

Recht- en doelmatigheidsbevordering

29.279

30.088

29.841

28.311

27.701

27.144

26.985

                 
 

Ontvangsten

1.712

1.217

1.217

1.217

1.217

1.217

1.217

E. Toelichting artikelonderdelen

De Algemene Rekenkamer maakt haar eigen werkprogramma. Dit publiceert zij voor het eind van elk kalenderjaar op haar website, www.rekenkamer.nl . De Staten-Generaal ontvangen daarvan een afschrift op papier. Ook in 2014 draagt de Algemene Rekenkamer er zorg voor dat er sprake is van een evenwichtige verdeling tussen haar taken op het gebied van rechtmatigheid en doelmatigheid; dit alles ingebed in haar strategie die loopt van 2010 tot en met 2014. In haar eigen bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer zich daar, onder meer met kwartaalrapportages, rekenschap van.

Over de uitvoering van het werkprogramma wordt zoals in de wet bepaald, jaarlijks een verslag aangeboden aan de Staten Generaal.

In toenemende mate blijkt dat Nederland zich ook in dit tijdsbestek niet van het buitenland kan isoleren. Op de driejaarlijkse bijeenkomst van EUROSAI, de European Organisation of Supreme Audit Institutions is de Algemene Rekenkamer in mei 2011 in Lissabon unaniem benoemd tot plaatsvervangend voorzitter van deze organisatie. Dit betekent dat de Algemene Rekenkamer van medio 2014 tot medio 2017 de eervolle taak heeft het EUROSAI voorzitterschap op zich te nemen. Bij de start van het voorzitterschap organiseert de Algemene Rekenkamer een congres met alle EUROSAI-leden. In 2014 besteedt de Algemene Rekenkamer ook aandacht aan haar 200-jarig bestaan.

ARTIKEL 3: DE NATIONALE OMBUDSMAN

A. Algemene doelstelling

De burger heeft recht op behoorlijke behandeling door de overheid. Meestal gebeurt dat ook, maar het lukt niet altijd. Dan kan de burger terecht bij de Nationale ombudsman, wiens missie is de burger te beschermen tegen onbehoorlijk overheidsoptreden.

De doelstelling van de Nationale Ombudsman is als onafhankelijk orgaan oplossingen te bieden voor individuele klachten van burgers en een bijdrage te leveren aan de oplossing van structurele behoorlijkheidproblemen onder meer door onderzoek op eigen initiatief. Het voorkomen van klachten door onder meer het geven van preventief advies speelt hierbij een belangrijke rol.

De Kinderombudsman en de Veteranenombudsman hebben tot doel te bevorderen dat de rechten van respectievelijk jeugdigen en veteranen worden geëerbiedigd door bestuursorganen en door privaatrechtelijke organisaties. De Kinderombudsman en de Veteranenombudsman zijn ondergebracht bij de Nationale ombudsman.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.

In artikel 78a van de Grondwet is vastgelegd dat er een Nationale ombudsman is. In deze wet zijn de institutionele regels opgenomen. De Algemene wet bestuursrecht (AWB) ten slotte geeft de procedurele kaders voor het handelen door de Nationale ombudsman.

In de hoofdstukken IIA en IIB van de Wet Nationale ombudsman is vastgelegd dat er een Kinderombudsman en een Veteranenombudsman is.

Stimuleren en (doen) uitvoeren

Stimuleren

De Nationale ombudsman stimuleert de overheid haar relatie met de burger te verbeteren, waardoor het vertrouwen van de burger in de overheid toeneemt. Dit doet hij onder meer door, het verder ontwikkelen van de behoorlijkheidsnormen, het uitvoeren van onderzoek op eigen initiatief, het doen van aanbevelingen, het schrijven van een jaarverslag met jaarbrieven, het schrijven van artikelen en het houden van lezingen.

Uitvoeren

De Nationale ombudsman voert haar wettelijke taken uit door het oplossingsgericht behandelen van individuele klachten van burgers en door het instellen van onderzoek op eigen initiatief.

1. Beleidsinzet:

De Nationale ombudsman, waar ook de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman bij zijn ondergebracht is een onafhankelijke organisatie gericht op het effectief oplossen van problemen tussen burgers en overheid door steeds een verbinding te leggen tussen rechtmatigheid en behoorlijkheid. Het voortdurend ontwikkelen van deze behoorlijkheid is het uitgangspunt, zowel voor het functioneren van de eigen professionals en organisatie, als voor overheidsinstanties.

De Nationale ombudsman ondersteunt de goede ontwikkeling van het klachtrecht door onder meer het benutten van de ervaringen en inzichten van collegae in het binnen- en buitenland, van maatschappelijke organisaties en van de wetenschap.

De Nationale ombudsman kan zijn functie alleen vervullen als hij bekend is bij mensen die hem nodig hebben en bij de overheid. De financiële middelen voor zijn voorlichtingsbeleid worden vooral ingezet voor zijn vindbaarheid en toegankelijkheid voor kwetsbare groepen.

2. De mate waarin de ambtsdrager invloed heeft op het beleidsterrein:

Bij de uitvoering van de wettelijke taken is de invloed van de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en Veteranenombudsman groot.

De Nationale ombudsman is voor de oplossing van klachten en structurele problemen weliswaar afhankelijk van de medewerking van de overheid, maar in zijn oordeelsvorming is hij geheel onafhankelijk.

In de rol van stimuleren is de Nationale ombudsman afhankelijk van het opvolgen van zijn aanbevelingen, ideeën en gedachtegoed door de overheid.

3. De instrumenten die worden gebruikt:

De organisatie gebruikt bij zijn taakuitoefening diverse instrumenten, zoals het verwijzen en informeren van burgers, het plegen van interventies, het schrijven van rapporten, het doen van aanbevelingen en het uitvoeren van bemiddelingen. Maar ook het schrijven van artikelen en het geven van lezingen en aandacht in de media zijn belangrijke instrumenten om de doelen te behalen.

Klachtbehandeling

Het aantal klachten en contacten dat de Nationale ombudsman behandelt is de afgelopen jaren toegenomen, maar in 2013 wordt tijdelijk een daling verwacht, omdat de werkwijze van klachtbehandeling is veranderd en niet alle klachten meer worden geregistreerd. Het aantal klachten in 2014 zal naar verwachting licht toenemen als gevolg van gewijzigd kabinetsbeleid.

Naast de klachten ingediend bij de Nationale ombudsman worden ook klachten ontvangen bij de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman. De Nationale ombudsman ontvangt naast klachten over de Rijksoverheid ook klachten over de decentrale overheden zowel in Nederland als op Caribisch Nederland.

Ongeveer 82% van de klachten die in behandeling worden genomen, hebben betrekking op (onderdelen binnen) de Rijksoverheid. De overige 18% is voor klachtbehandeling van de decentrale overheden.

Tabel 3.1: aantal klachten en contacten

Klachten

2012

2013

2014

Informatie of doorverwijzing

10.476

8.831

9.150

Oplossing door interventie

3.344

2.985

3.050

Bemiddeling

36

28

120

Tussentijds beëindigd

909

570

420

Onderzoek waarvan met rapport

197

234

340

Onderzoek waarvan met brief

189

138

180

Rapporten uit eigen beweging

13

20

20

Contacten

     

(e-mail, telefoon, bezoek) Nationale ombudsman

30.365

31.000

31.000

Totaal

45.529

43.806

44.280

Doorlooptijden

De Nationale ombudsman vindt dat de overheid voortvarend te werk moet gaan. Ook in het eigen werk blijven medewerkers van de Nationale ombudsman streven naar zo kort mogelijke doorlooptijden.

Tabel 3.2: Percentage doorlooptijd van de behandeling van klachten binnen de norm

Indicatoren

waarde 2012

Norm

Informatie of doorverwijzing

48%

70% binnen 3 weken

Oplossing door interventie

78%

80% binnen 8 weken

Bemiddeling

54%

70% binnen 5 maanden

Onderzoek waarvan met rapport

38%

60% binnen 9 maanden

Onderzoek waarvan met brief

63%

80% binnen 7 maanden

Klachtbehandeling

Om haar doelen te bereiken gebruikt de organisatie indicatoren.

Tabel 3.3: Indicatoren

Indicatoren

Norm

Rapporten en rapportbrieven

12,6% van de afgedane zaken die in onderzoek zijn genomen

Onderzoeken uit eigen initiatief

20

Bemiddeling

2,9% van de afgedane zaken die in onderzoek zijn genomen

Interventies

75% van de afgedane zaken die in onderzoek zijn genomen

Telefonische dienstverlening 0800 nummer

Opnemen binnen 20 seconden

Structurele feedback

Het Bureau Nationale ombudsman streeft naar hoge waarderingscijfers van burgers over de dienstverlening. De waarderingscijfers kunnen liggen op een schaal van 1 tot 5.

Tabel 3.4: Waarderingscijfer van de burger

Indicatoren

Norm

Waardering Nationale ombudsman

3,5

Waardering medewerkers

3,5

Tevredenheid uitkomst

3,5

4. De wijze van sturing:

De Nationale ombudsman, Kinderombudsman en de Veteranenombudsman ontvangen een budget voor de uitvoering van hun wettelijke taken. Zij krijgen hiervoor budget vanuit de Rijksoverheid. Daarnaast wordt voor de klachtbehandeling van de decentrale overheden budget ontvangen vanuit deze decentrale overheden.

Daarnaast legt de Nationale ombudsman verantwoording af aan de Kamer onder andere door middel van een jaarverslag.

C. Beleidswijzigingen

Taakstellingen:

De Nationale ombudsman heeft een inspanningsverplichting op zich genomen om de aan de organisatie door het kabinet Rutte I opgelegde bezuiniging te realiseren. Dit gaat de Nationale ombudsman proberen op te vangen door de digitalisering van haar primair proces en het geleidelijk aanpassen van haar klachtbehandelingsorganisatie. Daarvoor zijn al stappen in de organisatie gezet. Een reorganisatie en cultuurtraject geheten Panta Rhei is ingezet en leidt tot een vermindering van het aantal leidinggevenden, een verbeterde efficiency en een andere manier van werken. Wat betreft de inspanningsverplichtingen zoals opgenomen in Rutte II, gaat de organisatie nog onderzoeken waar bezuinigingen mogelijk zijn.

Contact met de burger:

De Nationale ombudsman ontwikkelt momenteel een Ombudsplein. Dat Ombudsplein wordt de virtuele en fysieke omgeving voor het verkrijgen van informatie over de relatie tussen burger en overheid, het indienen van klachten en het afgeven van signalen. De ombudsman wil hiermee de dienstverlening aan de burger verder verbeteren, zich neerzetten als dé logische partner voor burger en overheid waar het gaat om de relatie burger-overheid, beter zicht krijgen op openbaar bestuur in Nederland (waar gaat het goed en waar niet) en bijdragen aan de samenhang in de interne dienstverlening, zowel nar de burgers als de overheid en andere doelgroepen en efficiëntere klachtbehandeling te realiseren.

Anders omgaan met klachten:

De Nationale ombudsman lost zoveel mogelijk het probleem van de burger direct op. Daarom is de directe aanpak van klachten ontwikkeld. Deze informele persoonlijke aanpak is vooral oplossingsgericht. Door het persoonlijke contact is de onderzoeker in de gelegenheid om gericht te achterhalen waar het de verzoeker werkelijk om te doen is. De burger wordt hierbij actief betrokken bij de behandeling van zijn klacht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3.5 De Nationale ombudsman

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

16.457

16.173

15.581

15.388

15.092

14.798

14.730

                 

Uitgaven:

16.635

16.173

15.581

15.388

15.092

14.798

14.730

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

81

       
                 

3.1

Reguliere klachten

14.393

14.000

13.408

13.215

12.919

12.625

12.557

                 

3.2

Klachten van lagere overheden

2.242

2.173

2.173

2.173

2.173

2.173

2.173

                 
 

Ontvangsten

2.340

2.189

2.189

2.189

2.189

2.189

2.189

E. Toelichting op artikelonderdelen

3.1 Reguliere klachten

Klachtbehandeling

Het op verzoek van de burgers beoordelen van de behoorlijkheid van het optreden van de departementen, de zelfstandige bestuursorganen Caribisch Nederland, en de politie in Nederland.

Onderzoek op eigen initiatief

Het uit eigen beweging instellen van onderzoek naar de behoorlijkheid van overheidsoptreden in individuele en structurele kwesties.

Het betreft de uitoefening van de bevoegdheid om onderzoek te doen. Dit is vaak gebaseerd op klachten of ontvangen signalen. Met dit onderzoek beschermt de ombudsman burgers tegen onbehoorlijk overheidsoptreden wanneer die burgers zelf niet of onvoldoende in staat zijn om klachten in te dienen, of als er door onderzoek structurele verbeteringen kunnen worden geïnitieerd. Jaarlijks worden een twintigtal onderzoeken uitgevoerd.

Kinderombudsman

Bevorderen dat de rechten van jeugdigen worden geëerbiedigd door overheidsinstanties en door privaatrechtelijke organisaties

Op 1 april 2011 is de Kinderombudsman van start gegaan met zijn nieuwe taken. Deze zijn het voorlichten en geven van informatie over de rechten van jeugdigen, het gevraagd en ongevraagd advies geven aan de regering en de Tweede Kamer over wetgeving en beleid dat rechten van jeugdigen raakt, het doen van onderzoek naar eerbiediging van de rechten van jeugdigen naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging. Ook houdt de Kinderombudsman toezicht op de wijze waarop klachten van jeugdigen of hun wettelijke vertegenwoordigers door de daartoe bevoegde instanties worden behandeld.

Veteranenombudsman

Bevordert dat de rechten van veteranen worden geëerbiedigd door overheidsinstanties en door privaatrechtelijke organisaties.

3.2 Klachten van lagere overheden

Decentrale overheden

Naast de provincies, de waterschappen en bijna alle gemeenschappelijke regelingen is ruim 70% van de gemeenten aangesloten voor klachtbehandeling door de Nationale ombudsman. Het percentage deelnemende gemeenten stijgt jaarlijks. Mede door deze hoge dekkingsgraad fungeert de Nationale ombudsman als kenniscentrum voor klachtbehandeling door decentrale overheden.

ARTIKEL 4: KANSELARIJ DER NEDERLANDSE ORDEN

A. Algemene doelstelling

De Kanselarij der Nederlandse Orden werd bij Koninklijk Besluit (KB) van 3 juni 1844 ingesteld. De Kanselarij der Nederlandse Orden is de organisatie die:

  • het Kapittel voor de Civiele Orden en het Kapittel der Militaire Willems-Orde huisvest en ambtelijk ondersteunt in hun advisering over de voorstellen tot decoratieverlening;

  • zorg draagt voor het beheer van de versierselen van de onderscheidingen (zie artikelonderdeel 2, decoraties) en voor de correcte verzending ervan aan de betrokken ministeries;

  • zorgt dat registers worden aangehouden van in het Koninkrijk der Nederlanden onderscheiden personen;

  • in de persoon van de Kanselier der Nederlandse Orden de zuiverheid en waardigheid van de orden bewaakt.

Kanselarij der Nederlandse Orden

De Kanselarij der Nederlandse Orden vormt met een aantal instanties een gesloten keten van actoren die leidt tot de (eventuele) toekenning van een Koninklijke onderscheiding of anderszins. Tot deze actoren worden gerekend de gemeenten, de provincies, het Kapittel voor de Civiele Orden, het Kapittel der Militaire Willems-Orde, de ministeries alsmede de verschillende diplomatieke posten – verspreid over de continenten – van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De relatie tussen de actoren is in bestuurlijke zin hiërarchisch van aard (van lokale overheid naar Rijksoverheid) waarin de Kanselarij der Nederlandse Orden enerzijds een intermediaire doch anderzijds een sterk administratief ondersteunende en beherende rol vervult naar de ministeries in totaliteit.

Kapittel der Militaire Willems-Orde

De taken van het Kapittel der Militaire Willems-Orde behelzen:

  • het adviseren van het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur over de voordrachten voor benoeming of bevordering in en ontslag uit de Orde dan wel over aanvragen om in de Orde te worden opgenomen of bevorderd;

  • het verstrekken van inlichtingen aan het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur alsmede het geven van inzage in alle zakelijke gegevens en bescheiden aan deze departementen;

  • het aanhouden van registers voor elk der vier klassen van ridders;

  • het houden van aantekening van verlening van het ordeteken aan onderdelen van de krijgsmacht.

Kapittel voor de Civiele Orden

Het Kapittel voor de Civiele Orden heeft als adviescollege op landelijk niveau tot taak onze minister wie het aangaat te adviseren over het verlenen van onderscheidingen in één van de Civiele Orden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal en van de begroting van de overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten. De Colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de aan dit beheer te geven inhoud bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minster en de Colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.3

De Kanselarij der Nederlandse Orden valt onder het begrotingsartikel van de Hoge Colleges van Staat. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een financiële rol naar de Kanselarij der Nederlandse Orden toe.

De werkzaamheden die door de Kanselarij worden uitgevoerd vloeien direct voort uit de taakomschrijving van de Kanselier der Nederlandse Orden, de taakopdracht aan het Kapittel der Militaire Willems-Orde en aan het Kapittel voor de Civiele Orden.

C. Beleidswijzigingen

De Kanselarij der Nederlandse Orden kent een aantal risico’s in de taakuitvoering dat van invloed zou kunnen zijn op de resultaten. Een grote factor daarbij is het totaal te verwerken aantal decoratieaanvragen van Koninklijke en niet-Koninklijke onderscheidingen op jaarbasis. Dit is in belangrijke mate van invloed op de benodigde formatie, bedrijfsvoering en aanschaf van versierselen. Daarnaast loopt er momenteel een onderzoek naar het uitplaatsen van ICT-voorzieningen van de Kanselarij, zijnde het serverpark, het beheer van de servers en van de kantoorautomatisering, naar SSC-ICT.

Naast de voornoemde bedrijfseconomische factoren zijn er nog factoren van mogelijk politieke of burgerlijke aard die van invloed kunnen zijn op de resultaten waarop de Kanselarij zelf geen directe invloed heeft, zoals bijvoorbeeld de gemeenteraadsverkiezingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.1 Kanselarij Nederlandse Orden

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

3.802

5.083

3.999

3.896

3.831

3.793

3.786

                 

Uitgaven:

4.807

5.083

3.999

3.896

3.831

3.793

3.786

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

41

       
                 

4.1

Apparaat

2.443

2.846

2.221

2.118

2.054

2.016

2.009

                 

4.2

Decoraties

2.362

2.232

1.773

1.773

1.772

1.772

1.772

                 

4.3

Riddertoelagen

2

5

5

5

5

5

5

                 
 

Ontvangsten

157

29

29

29

29

29

29

E. Toelichting artikelonderdelen

Verstrekking van versierselen

De Koninklijke onderscheidingen worden verstrekt aan personen waarvan aangetoond is dat ze voor de maatschappij waardevolle activiteiten ondernemen/verzet hebben. De Koninklijke onderscheidingen hebben tot doel een persoon de waardering te geven die ze verdienen.

De afdeling Bedrijfsvoering is o.a. belast met de aanschaf, beheer en verstrekking van de versierselen en oorkondes behorende bij de Orde van Oranje-Nassau, de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Militaire Willems-Orde. Daarnaast vragen de Politiekorpsen en Brandweerkorpsen hun medailles (waaronder O.O.V.) en oorkonden aan.

Activiteiten 2014

  • uitlevering van versierselen, doorlopend

  • uitlevering van trouwe dienst medailles Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht, Koninklijke Marechaussee, doorlopend

  • uitlevering van vrijwilligersmedailles en jaartekens, doorlopend

  • uitlevering van officiersdienstkruizen, doorlopend

  • uitlevering van trouwe dienst medailles Nationale Politie, doorlopend

  • uitlevering van overige versierselen, doorlopend

Tabel 4.2 Kengetallen
 

2008–2009

2009–2010

2010–2011

2011–2012

2012–2013

Totaal ingediend

6.300

6.928

5.761

5.732

5.311

Niet decorabel

630

463

422

455

493

Verstrekking Versierselen1

5.670

6.465

5.339

5.277

4.818

X Noot
1

het betreft hier uitsluitend de Koninklijke onderscheidingen (Orde van Oranje-Nassau en Orde van de Nederlandse Leeuw), excl. onderscheidingen die uitgegeven zijn tijdens staatsbezoeken.

Basiswaarde: gemiddeld 10.000–12.000 stuks (versierselen) per jaar, aangezien de inputcijfers van de politiekorpsen thans nog niet voorhanden zijn, is een schatting moeilijk en weinig zinvol. De bedoelde cijfers komen overigens wel bovenop de eerdergenoemde 12.000 stuks.

Interne behandeling van decoratievoorstellen

De afdeling Decoratie & Advies (D&A) van de Kanselarij der Nederlandse Orden is belast met de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden ontleend aan de taken van het Kapittel voor de Civiele Orden. In concreto worden alle voorstellen voor decoratie m.b.t. de Civiele Orden voorzien van een inhoudelijk pré-advies. De afdeling Bedrijfsvoering (BV) verricht ondersteunende werkzaamheden.

Z.M. de Koning ondertekent het Koninklijk Besluit (KB) waarna de minister die het aangaat dit contrasigneert. De ontvangst van een exemplaar van dit KB is voor de Kanselarij der Nederlandse Orden de legitimering (opdracht) om het versiersel met toebehoren uit te geven aan het betrokken ministerie.

Activiteiten 2014

  • Procedurele controle en registratie van decoratievoorstellen (BV)

  • Splitsing van voorstellen op Algemene en Bijzondere Gelegenheid (BV en D&A)

  • Inhoudelijke beoordeling en toetsing van voorstellen alsmede het prepareren en uitbrengen van preadviezen ten behoeve van het Kapittel voor de Civiele Orden (D&A)

  • Het omzetten van het preadvies naar definitief advies en het verzenden naar de minister die het aangaat (D&A en BV)

Basiswaarde: gemiddeld 5.600 preadviezen

Streefwaarde: gemiddeld 5.600 preadviezen

Realisatie: eind februari/begin maart van het lopende decoratiejaar (1 mei – 30 april).

Evaluatie onderzoek

De activiteiten van het Kapittel voor de Civiele Orden, het Kapittel der Militaire Willems-Orde worden in het reguliere jaarverslag nader verwoord.

ARTIKEL 6: KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN ARUBA

A. Algemene doelstelling

De missie van het kabinet is het optimaal ondersteunen van de Gouverneur in de uitoefening van zijn taken. Gezien deze ondersteunende rol zijn de taken van het kabinet een afgeleide van de wettelijke taken en bevoegdheden van de Gouverneur. De belangrijkste taken en bevoegdheden zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk, de Staatsregeling van Aruba en het Reglement van de Gouverneur. Verder is de regelgeving voor naturalisatie, optie, paspoorten en visa van belang (de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Paspoortwet, de Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba en de visuminstructies van de Minister van Buitenlandse zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie). Daarnaast zijn de taken en inrichting van het kabinet vastgelegd in een instellings- en beheersbesluit, alsmede een organisatie en formatieplan.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De bestuurlijke rol van de Gouverneur zowel binnen Aruba als landsorgaan, als in relatie tot het Koninkrijk als Koninkrijksorgaan brengt met zich mee dat op het hele werkveld van deze overheden contacten worden onderhouden, ook door het Kabinet ten behoeve van de Gouverneur met de Staten van Aruba, met ministers, andere bestuurders en instituties in het Koninkrijk, Aruba en Nederland. De relaties met de Gouverneurs van Aruba en van Curaçao zijn geïnstitutionaliseerd en worden onderhouden.

Met name bij de uitvoering van rijkswetgeving werkt het Kabinet samen met verschillende ministeries, agentschappen en diensten. Dit zijn in het bijzonder de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnen het land Aruba heeft het Kabinet intensief contact met de Staten, de Raad van Ministers, de Hoge Colleges van Staat en met overige landsdiensten. De Gouverneur van Aruba heeft de procedure van de aanvraag en uitgifte van nationale paspoorten aan ingezetenen van Aruba deels gemandateerd aan de Dienst Bevolking en Burgerzaken (Censo).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.4

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen, doch het aantal vertegenwoordigingen van Schengenstaten door het Kabinet voor de afgifte van Schengenvisa is toegenomen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.1 Kabinet Gouverneur Aruba

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

2.074

1.960

1.784

1.784

1.760

1.724

1.714

                 

Uitgaven:

2.092

1.960

1.784

1.784

1.760

1.724

1.714

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

74

       
                 

6.1

Apparaat

2.092

1.960

1.784

1.784

1.760

1.724

1.714

                 
 

Ontvangsten

53

60

60

60

60

60

60

E. Toelichtingen artikelonderdelen

Ondersteuning Gouverneur

Het kabinet informeert de Gouverneur inzake politieke, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen, doch vormt geen beleid. Het draagt tevens zorg voor de doorgeleiding aan de Gouverneur gerichte correspondentie en handelt deze af.

Voorts bereidt het kabinet de binnen- en buitenlandse bezoeken van de Gouverneur en begeleidt deze hierin.

Landsbesluiten en Landsverordeningen

De Gouverneur stelt alle landsregelgeving en landsbesluiten vast. Het Kabinet staat de Gouverneur bij in de uitoefening van deze taak met het oog op de kwaliteit van de besluitvorming.

Uitvoeringstaken

Het kabinet zorgt namens de gouverneur voor afkondigingen van Rijkswetten en Algemene Maatregelen van Bestuur.

Ingevolge Rijkswetten en verdragen is vastgesteld dat de Gouverneur is belast met de afgifte van paspoorten, nooddocumenten en visa en met de registratie, beoordeling en indien nodig van doorgeleiding van naturalisatieverzoeken. Het kabinet draagt hier namens de Gouverneur de zorg voor.

Ook beoordeelt het kabinet aanvragen voor toestemming aan vreemde (militaire) schepen en vliegtuigen die Aruba willen aandoen of de Arubaanse wateren cq. het Arubaanse luchtruim wensen te doorkruizen.

Paspoortafgifte aan ingezetenen van Aruba

De Gouverneur heeft de afgifte van paspoorten aan ingezetenen van Aruba gemandateerd aan de Directie Bevolking (Censo) van Aruba, echter het kabinet (namens de Gouverneur) heeft vooralsnog de eindverantwoordelijkheid voor de afgifte van de reisdocumenten.

ARTIKEL 7: KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN CURAÇAO

A. Algemene doelstelling

De missie van het kabinet is het optimaal ondersteunen van de Gouverneur in de uitoefening van zijn taken in zijn beide hoedanigheden: als het onschendbare hoofd van de regering van het land Curaçao en als orgaan van het Koninkrijk. De taken van het kabinet zijn afgeleid van de wettelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Gouverneur. De belangrijkste taken en bevoegdheden van de Gouverneur van Curaçao zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk, de Staatsregeling van Curaçao, verschillende (organieke) Curaçaose landsverordeningen, Koninkrijkswetgeving en het Reglement van de Gouverneur van Curaçao. Aan het feit dat de Gouverneur bevoegd orgaan is in de uitvoeringsregelingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet Paspoortwet ontleent het Kabinet van de Gouverneur veel dienstverlenende, uitvoerende werkzaamheden. Daarnaast zijn de taken en inrichting van het kabinet vastgelegd in een instellings- en beheersbesluit, evenals in een organisatie- en formatieplan.

De bestuurlijke rol van de Gouverneur zowel binnen Curaçao als landsorgaan, als in relatie tot het Koninkrijk als Koninkrijksorgaan brengt met zich mee dat op het gehele werkveld van deze overheden contacten worden onderhouden, ook door het kabinet ten behoeve van de Gouverneur met de Staten van Curaçao, met ministers, andere bestuurders en instituties in het Koninkrijk, Curaçao en Nederland. De relaties met de collega Gouverneurs van Aruba en Sint Maarten zijn verder geïnstitutionaliseerd.

Met name bij de uitvoering van rijkswetgeving werkt het kabinet samen met verschillende ministeries, agentschappen en diensten. Dit zijn in het bijzonder de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnen het land Curaçao werkt het kabinet intensief samen met de Staten, de Raad van Ministers, het Openbaar Ministerie en met overige landsdiensten. De Gouverneur van Curaçao heeft de procedure van de aanvraag en uitgifte van nationale paspoorten gemandateerd aan de landsdienst voor Burgerzaken (Kranchi).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges en kabinetten voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.5

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 7.1 Kabinet Gouverneur Curacao

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

2.425

2.813

2.815

2.714

2.677

2.624

2.608

                 

Uitgaven:

2.366

2.813

2.815

2.714

2.677

2.624

2.608

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

71

       
                 

7.1

Kabinet Gouverneur Curacao

2.366

2.813

2.815

2.714

2.677

2.624

2.608

                 
 

Ontvangsten

– 99

200

200

200

200

200

200

E. Toelichting artikelonderdelen

Ondersteuning van de Gouverneur

Het kabinet analyseert maatschappelijke, politieke, juridische, bestuurlijke, economische, sociale en financiële ontwikkelingen en adviseert de Gouverneur hierover. Het gaat hierbij om een veelheid aan onderwerpen, van belastingwetgeving tot constitutionele verhoudingen, van armoedebeleid tot budgetdiscipline, van privatisering tot NGO-beleid. Het kabinet is geen beleidsvormend orgaan. De informatieverwerving en analyses zijn uitsluitend bedoeld ter advisering van de Gouverneur. De ambtelijke ondersteuning van de Gouverneur is erop gericht dat de Gouverneur zijn taken als Lands- en Koninkrijksorgaan op adequate wijze kan vervullen.

Bekrachtiging Landsverordeningen en Landsbesluiten

De Gouverneur is belast met het toezicht op de naleving van Rijkswetten, Algemene Maatregelen van Rijksbestuur en Verdragen. In verband hiermee bereidt het Kabinet de toetsing voor van de aan de Gouverneur voorgelegde Curaçaose (concept-) regelgeving aan het hoger wettelijk kader, Koninkrijksbelangen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Aangeboden stukken worden tijdig en in correcte vorm aan de Gouverneur ter tekening of ter goedkeuring voorgelegd.

Uitvoeringstaken

Uit enkele verdragen en Rijkswetten vloeit voort, dat de Gouverneur de uitvoering daarvan verzorgt. Hierbij gaat het met name om de Wet op Naturalisatie en Optie, en de Paspoortwet en – voor wat betreft de uitgifte van visa – het Verdrag van Schengen. Het kabinet bereidt de afkondiging van Rijkswetten en Algemene Maatregelen van Rijksbestuur voor, behandelt de aanvragen voor overvliegvergunningen en havenbezoeken, verzoekschriften en voorstellen voor Koninklijke onderscheidingen.

Aanvragen voor naturalisatie en/of optie, paspoorten en visa worden volgens de geldende voorschriften behandeld. Op de uitgifte van paspoorten door het land Curaçao wordt actief toezicht gehouden.

ARTIKEL 8: KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN

A. Algemene doelstelling

Het kabinet draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Gouverneur in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Koning als hoofd van de regering van het land Sint Maarten en als vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk.

De taken en bevoegdheden van de Gouverneur van Sint Maarten zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk, de Staatsregeling van Sint Maarten, verschillende (organieke) Sint Maartense landsverordeningen, Koninkrijkswetgeving en het Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten.

Aan het feit dat de Gouverneur bevoegd orgaan is tot uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet Paspoortwet ontleent het Kabinet van de Gouverneur veel dienstverlenende, uitvoerende werkzaamheden. De taken en inrichting van het kabinet zijn vastgelegd in een instellings- en beheersbesluit, evenals in een Organisatie- en Formatieplan.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De bestuurlijke rol van de Gouverneur zowel binnen Sint Maarten als landsorgaan, als in relatie tot het Koninkrijk als Koninkrijksorgaan brengt met zich mee dat op het gehele werkveld van deze overheden contacten worden onderhouden, ook door het kabinet ten behoeve van de Gouverneur met de Staten van Sint Maarten, met ministers, andere bestuurders en instituties in het Koninkrijk, Sint Maarten en Nederland. De relaties met de Gouverneurs van Aruba en van Curaçao zijn geïnstitutionaliseerd en worden onderhouden.

Met name bij de uitvoering van rijkswetgeving werkt het kabinet samen met verschillende ministeries, agentschappen en diensten. Dit zijn in het bijzonder de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnen het land Sint Maarten heeft het kabinet intensief contact met de Staten, de Raad van Ministers, de Hoge Colleges van Staat en met overige landsdiensten. De Gouverneur van Sint Maarten heeft de procedure van de aanvraag en uitgifte van nationale paspoorten aan ingezetenen van Sint Maarten deels gemandateerd aan de landsdienst voor Burgerzaken (Census Office).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.6

C. Beleidswijzigingen

Sinds 1 mei 2013 treedt het kabinet op als vertegenwoordiger voor Frankrijk voor de afgifte van Schengenvisa. Vertegenwoordiging van andere Schengenstaten is in voorbereiding.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8.1 Kabinet Gouverneur St. Maarten

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

2.071

2.394

2.043

2.042

1.936

1.885

1.873

                 

Uitgaven:

2.120

2.394

2.043

2.042

1.936

1.885

1.873

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

79

       
                 

8.1

Kabinet Gouverneur St. Maarten

2.120

2.394

2.043

2.042

1.936

1.885

1.873

                 
 

Ontvangsten

6

50

50

50

50

50

50

E. Toelichting artikelonderdelen

Ondersteunen van de Gouverneur

Het kabinet verzamelt informatie aangaande politieke, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen en informeert de Gouverneur daarover. Het kabinet is geen beleidsvormend orgaan. Het kabinet voert de correspondentie namens de Gouverneur en begeleidt deze bij binnenlandse en buitenlandse bezoeken. Voorts behandelt en geleidt het Kabinet de aan de Gouverneur gerichte verzoekschriften door.

Bekrachtigen landsverordeningen en Landsbesluiten

De Gouverneur stelt alle landsregelgeving en landsbesluiten vast. Het kabinet staat de Gouverneur bij in de uitoefening van deze taak met het oog op de kwaliteit van de besluitvorming.

Uitvoeringstaken

In enkele verdragen en Rijkswetten is bepaald dat de Gouverneur belast is met de uitvoering daarvan. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de Paspoortwet, het Verdrag van Schengen en de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het kabinet zorgt voor afkondiging van Rijkswetten en Algemene Maatregelen van Rijksbestuur, geeft namens de Gouverneur paspoorten, laissez-passers en visa uit, beoordeelt en besluit op optieverklaringen, registreert naturalisatieverzoeken, neemt de leges in ontvangst en geleidt de naturalisatieverzoeken door, organiseert de naturalisatieceremonies en beoordeelt aanvragen voor toestemming voor vreemde militaire schepen en luchtvaartuigen die de Sint Maartense wateren respectievelijk het luchtruim willen bezoeken dan wel willen doorkruisen.

Paspoortuitgifte aan ingezetenen Sint Maarten

De Voortgangscommissie Sint Maarten heeft zich in haar rapporten opeenvolgend positief uitgelaten over de bereikte resultaten bij de Burgeradministratie. Dit heeft er toe geleid dat de Gouverneur de uitgifte van paspoorten aan ingezeten van Sint Maarten met ingang van 10 oktober 2011 heeft gemandateerd aan het Hoofd van de Burgeradministratie. Tegelijkertijd blijft het op 10-10-10 gesloten convenant – en het daarin opgenomen toezichtsinstrument – onverkort van kracht. Op basis daarvan vindt, aan de hand van maandrapportages, maandelijks overleg plaats tussen het hoofd Burgeradministratie en de directeur van het kabinet van de Gouverneur, die vervolgens de Gouverneur informeert.

Ingevolge een beslissing van de Rijksministerraad uit 2008 rapporteert de Gouverneur jaarlijks met betrekking tot de situatie in de detentie-inrichtingen in Sint Maarten om te bezien in hoeverre deze in overeenstemming is met de normen van de Committee on the Prevention of Torture van de Raad van Europa.

3. HET NIET-BELEIDSARTIKEL

ARTIKEL 10: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Tabel 10.1 Nominaal en onvoorzien

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

– 17

                 

Uitgaven:

0

0

0

0

0

0

– 17

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

             
                 

10.1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

                 

10.2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

                 

10.3

Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

– 17

4. VERDIEPINGSBIJLAGE

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

1 Raad van State

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

57.417

56.025

53.215

53.031

53.031

 

1.3

Raad van State

57.417

56.025

53.215

53.031

53.031

 
               

Mutaties Nota van Wijziging 2013

0

0

0

0

0

 

1.3

Raad van State

0

0

0

0

0

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

3.462

2.976

3.570

3.572

3.727

 

1.3

Raad van State

3.462

2.976

3.570

3.572

3.727

 
               

Nieuwe mutaties

603

649

626

– 335

– 1.397

 

1.3

Raad van State

603

649

626

– 335

– 1.397

 
 

Waarvan:

           
 

a. Loon- en prijsbijstelling

603

649

626

623

518

 
 

b. Taakstelling Rutte II

     

– 958

– 1.915

 

Stand ontwerpbegroting 2014

61.482

59.650

57.411

56.268

55.361

55.322

1.3

Raad van State

61.482

59.650

57.411

56.268

55.361

55.322

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

2.002

2.002

1.950

1.950

1.950

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

300

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

2.302

2.002

1.950

1.950

1.950

1.950

Toelichting

a. Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling 2013.

b. Taakstelling Rutte II

De mutatie betreft de invulling van de maatregel A1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s) uit het regeerakkoord.

Toelichting

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

2 Algemene Rekenkamer

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

28.895

29.566

28.031

27.904

27.904

 

2.1

Recht- en doelmatigheidsbevordering

28.895

29.566

28.031

27.904

27.904

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

841

– 80

– 26

– 5

– 5

 

2.1

Recht- en doelmatigheidsbevordering

841

– 80

– 26

– 5

– 5

 
               

Nieuwe mutaties

352

355

306

– 198

– 755

 

2.1

Recht- en doelmatigheidsbevordering

352

355

306

– 198

– 755

 
 

Waarvan:

           
 

a. taakstellling Rutte II

     

– 503

– 1.009

– 1.176

Stand ontwerpbegroting 2014

30.088

29.841

28.311

27.701

27.144

26.985

2.1

Recht- en doelmatigheidsbevordering

30.088

29.841

28.311

27.701

27.144

26.985

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.217

1.217

1.217

1.217

1.217

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

1.217

1.217

1.217

1.217

1.217

1.217

a. Taakstelling Rutte II

De mutatie betreft de invulling van de maatregel A1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s) uit het regeerakkoord.

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

3 De Nationale ombudsman

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

15.250

15.048

14.846

14.815

14.815

3.1

Reguliere klachten

13.477

13.275

13.073

13.042

13.042

 

3.2

Klachten van lagere overheden

1.773

1.773

1.773

1.773

1.773

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

764

363

377

381

381

 

3.1

Reguliere klachten

364

– 37

– 23

– 19

– 19

 

3.2

Klachten van lagere overheden

400

400

400

400

400

 
               

Nieuwe mutaties

159

170

165

– 104

– 398

 

3.1

Reguliere klachten

159

170

165

– 104

– 398

 

3.2

Klachten van lagere overheden

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

16.173

15.581

15.388

15.092

14.798

14.730

3.1

Reguliere klachten

14.000

13.408

13.215

12.919

12.625

12.557

3.2

Klachten van lagere overheden

2.173

2.173

2.173

2.173

2.173

2.173

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.789

1.789

1.789

1.789

1.789

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

400

400

400

400

400

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

2.189

2.189

2.189

2.189

2.189

2.189

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

4 Kanselarij Nederlandse Orden

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

3.424

3.516

3.414

3.378

3.378

 

4.1

Apparaat

1.737

1.738

1.636

1.601

1.601

 

4.2

Decoraties

1.682

1.773

1.773

1.772

1.772

 

4.3

Riddertoelagen

5

5

5

5

5

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

1.559

377

378

378

378

 

4.1

Apparaat

1.009

377

378

378

378

 

4.2

Decoraties

550

0

0

0

0

 

4.3

Riddertoelagen

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

100

106

104

75

37

 

4.1

Apparaat

100

106

104

75

37

 

4.2

Decoraties

0

0

0

0

0

 

4.3

Riddertoelagen

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

5.083

3.999

3.896

3.831

3.793

3.786

4.1

Apparaat

2.846

2.221

2.118

2.054

2.016

2.009

4.2

Decoraties

2.232

1.773

1.773

1.772

1.772

1.772

4.3

Riddertoelagen

5

5

5

5

5

5

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

29

29

29

29

29

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

29

29

29

29

29

29

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

6 Kabinet Gouverneur Aruba

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.865

1.764

1.764

1.772

1.772

 

6.1

Apparaat

1.865

1.764

1.764

1.772

1.772

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

76

0

0

0

0

 

6.1

Apparaat

76

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

19

20

20

– 12

– 48

 

6.1

Apparaat

19

20

20

– 12

– 48

 

Stand ontwerpbegroting 2014

1.960

1.784

1.784

1.760

1.724

1.714

6.1

Apparaat

1.960

1.784

1.784

1.760

1.724

1.714

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

60

60

60

60

60

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

60

60

60

60

60

60

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

7 Kabinet Gouverneur Curacao

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

2.786

2.786

2.686

2.698

2.698

 

7.1

Kabinet Gouverneur Curacao

2.786

2.786

2.686

2.698

2.698

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

0

0

0

0

0

 

7.1

Kabinet Gouverneur Curacao

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

27

29

28

– 21

– 74

 

7.1

Kabinet Gouverneur Curacao

27

29

28

– 21

– 74

 

Stand ontwerpbegroting 2014

2.813

2.815

2.714

2.677

2.624

2.608

7.1

Kabinet Gouverneur Curacao

2.813

2.815

2.714

2.677

2.624

2.608

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

200

200

200

200

200

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

200

200

200

200

200

200

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

8 Kabinet Gouverneur St. Maarten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

2.119

2.017

2.017

1.946

1.934

8.1

Kabinet Gouverneur St. Maarten

2.119

2.017

2.017

1.946

1.934

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

251

0

0

0

0

 

8.1

Kabinet Gouverneur St. Maarten

251

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

24

26

25

– 10

– 49

 

8.1

Kabinet Gouverneur St. Maarten

24

26

25

– 10

– 49

 

Stand ontwerpbegroting 2014

2.394

2.043

2.042

1.936

1.885

1.873

8.1

Kabinet Gouverneur St. Maarten

2.394

2.043

2.042

1.936

1.885

1.873

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

50

50

50

50

50

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

0

0

0

0

0

 
               

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

50

50

50

50

50

50

Opbouw uitgaven (x € 1.000)

10 Nominaal en onvoorzien

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

191

290

286

286

86

10.1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

 

10.2

Prijsbijstelling

299

301

301

301

101

 

10.3

Onvoorzien

– 108

– 11

– 15

– 15

– 15

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

986

975

936

– 943

– 2.822

 

10.1

Loonbijstelling

132

130

125

124

124

 

10.2

Prijsbijstelling

746

834

796

792

787

 

10.3

Onvoorzien

108

11

15

– 1.859

– 3.733

 
               

Nieuwe mutaties

– 1.177

– 1.265

– 1.222

657

2.736

 

10.1

Loonbijstelling

– 132

– 130

– 125

– 124

– 124

 
 

Waarvan:

           
 

a. Loonbijstelling 2013

– 132

– 130

– 125

– 124

– 124

 

10.2

Prijsbijstelling

– 1.045

– 1.135

– 1.097

– 1.093

– 888

 
 

Waarvan:

           
 

b. Prijsbijstelling 2013

– 1.045

– 1.135

– 1.097

– 1.093

– 888

 

10.3

Onvoorzien

0

0

0

1.874

3.748

 
 

Waarvan:

           
 

c. Taakstelling Rutte II

     

1.874

3.748

 

Stand ontwerpbegroting 2014

0

0

0

0

0

– 17

10.1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

10.2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

10.3

Onvoorzien

0

0

0

0

0

– 17

Toelichting

a. Loonbijstelling 2013

Dit betreft de uitgedeelde loonbijstellingtranche 2013.

b. Prijsbijstelling 2013

Dit betreft de uitgedeelde prijsbijstellingtranche 2013.

c. Taakstelling Rutte II

De mutatie betreft de invulling van de maatregel A1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s) uit het regeerakkoord.


X Noot
1

Comptabiliteitswet, artikel 19.

X Noot
2

Comptabiliteitswet, artikel 19.

X Noot
3

CW artikel 19:

sub 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal en van de begroting van de colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder g .

sub 6.De colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder e tot en met h , voeren het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel.

sub 7.Over de aan dit beheer te geven inhoud maakt Onze betrokken Minister afspraken met de onderscheiden colleges, waarin recht wordt gedaan aan hun staatsrechtelijke positie

X Noot
4

Comptabiliteitswet, artikel 19.

X Noot
5

Comptabiliteitswet, artikel 19.

X Noot
6

Comptabiliteitswet, artikel 19.

Naar boven