Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2014
Hierbij bied ik u het Toezichtverslag 2014 aan1. Dit verslag geeft een overzicht van de bevindingen van het door mij uitgeoefende
financiële toezicht op de begrotingen 2014 en de rekeningen 2012 van de provincies
en de gemeenschappelijke regelingen waaraan provincies deelnemen.
Tevens zend ik u ter kennisneming het door de gezamenlijke provincies opgestelde verslag
over het door de provincies uitgevoerde financieel toezicht op de gemeenten2.
Bevindingen financieel toezicht op provincies
Voor geen van de provincies is er aanleiding om voor het jaar 2014 op basis van de
financiële positie of anderszins over te gaan tot het instellen van preventief toezicht.
De financiële positie van provincies is solide. Weliswaar is er een forse geraamde
daling van de reserves in de jaren 2014 tot en met 2017, maar alle provinciale begrotingen
zijn structureel en reëel in evenwicht doordat de reserves in overwegende mate worden
ingezet ter dekking van incidentele lasten en de daling van de reserves niet ten koste
gaat van de benodigde weerstandscapaciteit (die ingezet kan worden voor het opvangen
van financiële risico’s). Verder hebben alle provincies nog onbenutte belastingcapaciteit.
Bevindingen financieel toezicht op gemeenten
Uit de jaarlijkse beoordeling van de begrotingen van gemeenten door de provincies
blijkt dat de financiële positie van de gemeenten onder druk staat. Voor 2014 zijn
9 gemeenten onder zogenaamd preventief financieel toezicht geplaatst, vanwege een
niet structureel sluitende begroting. Bij brief van 10 januari 2014 (Kamerstuk 27 581, nr. 48) bent u hierover reeds geïnformeerd.
De provinciaal toezichthouders schetsen over het algemeen een somber beeld van het
meerjarenperspectief. Zij wijzen er op dat de gemeenten de komende jaren naast de
rijksbezuinigingen op het Gemeentefonds geconfronteerd worden met de financiële gevolgen
van de decentralisaties en een herijking van het Gemeentefonds. Ook zijn de voortdurende
risico’s in de grondexploitaties naar de mening van de toezichthouders een belangrijke
factor bij de verslechterende financiële positie van gemeenten. De toezichthouders
spreken de verwachting uit dat de nieuw gekozen gemeenteraden daarom direct bij aanvang
van de zittingsperiode (in veel gevallen) stevige meerjarige ombuigingsmaatregelen
moeten nemen.
In reactie daarop wil ik in de eerste plaats mijn vertrouwen uitspreken in de gemeentebesturen
en gemeenteraden. Ik ga er vanuit dat -waar noodzakelijk – gemeenten besluiten nemen
die noodzakelijk zijn om een structureel sluitende begroting vast te stellen. Uit
de onderzoeken naar de financiële gevolgen van de economische crisis op de grondexploitaties
is mij ook gebleken, dat het overgrote deel van de gemeenten in staat is de gevolgen
zelf op te vangen. Ik heb uw Kamer in het Algemeen Overleg Ruimtelijke ordening van
16 april jongstleden toegezegd, dat het onderzoek naar financiële situatie bij de
grondbedrijven ook dit jaar zal worden uitgevoerd. Het kabinet hoopt uw Kamer in het
najaar de resultaten daarvan te presenteren.
De financiële aspecten van de decentralisaties hebben de volle aandacht van het kabinet.
Zeker de eerste jaren zal intensief worden gemonitord of de beleidsdoelstellingen
met de ingezette instrumenten worden gehaald. In de meicirculaire 2014 zullen gemeenten
worden geïnformeerd over de beschikbare budgetten in 2015 en de daarop volgende jaren.
In mijn brief aan de provinciaal toezichthouders van 30 januari 2014, waarvan u een
afschrift heeft ontvangen (Kamerstuk 33 750 B, nr. 10) spreek ik de verwachting uit dat rijk en provincies elkaar kunnen ondersteunen om
te borgen dat gemeenten voldoende financieel weerbaar blijven gegeven de opgaven in
ondermeer het sociale domein die op gemeenten afkomen.
Met het groot onderhoud van het gemeentefonds ten slotte, wordt de verdeling weer
in overeenstemming gebracht met de uitgangspunten van de financiële verhoudingswet.
Hierdoor zal de algemene uitkering beter aansluiten op de kosten van de opgaven waarvoor
gemeenten staan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk