33 743 Instelling van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie en wijziging van enkele wetten (Wet Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 12 november 2013

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoud

I

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

Aanleiding

2

3.

Motivering instelling Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie, opheffing AWT en AER en aanvulling taakomschrijving RLI.

2

4.

Opzet van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie

3

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel tot instelling van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie en aanvulling van de taakomschrijving van de RLI1. Zij vinden het een goede zaak dat door de hiermee samenhangende gelijktijdige opheffing van de AWT2 en de AER3 een stroomlijning wordt gerealiseerd.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij stellen de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij zien op dit moment geen aanleiding voor het stellen van vragen.

2. Aanleiding

De leden van de VVD-fractie lezen in de MvT4 dat verschillende ontwikkelingen maken dat de huidige taakomschrijving van en taakverdeling tussen de AWT, de AER en de RLI niet meer goed aansluiten op de brede vraagstukken in de praktijk, waardoor een nieuwe raad met een bredere taakomschrijving nodig is. Deze leden vragen in hoeverre er over een aantal jaren, als de ontwikkelingen ongetwijfeld weer anders zullen zijn, weer een nieuwe raad nodig is.

3. Motivering instelling Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie, opheffing AWT en AER en aanvulling taakomschrijving RLI

De leden van de VVD-fractie kunnen zich goed vinden in de efficiencyslag die wordt beoogd door meer dan in het verleden gebruik te gaan maken van een netwerk van kennisdragers en -instellingen en door de inzet van externe deskundigen die specifiek op het adviesonderwerp worden uitgenodigd mee te denken over een nieuw advies. Dit resulteert in een kleiner aantal leden voor beide raden samen (van 22 naar maximaal 10) en een kleiner secretariaat, zo lezen deze leden. Zij zijn dan ook verbaasd dat de regering schrijft dat uit dit wetsvoorstel «geen rechtstreekse financiële gevolgen voortvloeien». Kan de regering dit toelichten? Waar blijft de financiële winst van deze personeelsreductie? Ook schrijft de regering dat de exacte financiële gevolgen voortvloeien uit het op een later tijdstip vast te stellen Vergoedingenbesluit. Wanneer wordt dat vastgesteld? Waarom is dat nog niet gebeurd? De genoemde leden vragen waarom dit wetsvoorstel wordt ingediend zonder dat de financiële consequenties op tafel liggen.

De leden van deze fractie lezen dat de Raad van State opmerkt dat het beleidsdomein energie na opheffing van de AER wordt ondergebracht bij de RLI. Daarbij valt deze leden het gewijzigde adviesperspectief op. De RLI zal voortaan adviseren «over strategische beleidsvraagstukken inzake de duurzame ontwikkeling van de leefomgeving en infrastructuur». De genoemde leden vragen waarom hier expliciet naar duurzaamheid wordt verwezen. Beperkt deze focus op duurzaamheid niet juist de brede blik inzake het energieonderzoek? Vindt de regering ook dat het begrip duurzaamheid inzake het energievraagstuk vaak eenzijdig wordt gedefinieerd, zo informeren zij.

Deze leden constateren dat de Raad van State de zorg uit dat de integrale benadering van het energievraagstuk verloren kan gaan met deze nieuwe raad. De regering verwacht dat dit niet het geval zal zijn doordat de nieuwe adviesraad energie «meer dan voorheen in het bredere perspectief van de fysieke leefomgeving zal plaatsen». Deze leden merken op dat het energiebeleid verder strekt dan de fysieke leefomgeving en ook te maken heeft met onder meer de werking van markten en met vele internationale ontwikkelingen. Waarom en in hoeverre denkt de regering dat de nieuwe adviesraad toch in staat is om de ontwikkelingen op energiegebied dusdanig breed te bekijken? Hoe borgt zij dat, zo vragen genoemde leden.

De leden van de SP-fractie merken op dat het onderhavige wetsvoorstel een zeer ingrijpende reorganisatie behelst. Zij stellen de vraag of deze samenvoeging van bestaande raden en taken niet juist leidt tot minder effectief onderzoek, gezien het erg brede spectrum waarbinnen de raad in advies dient te voorzien. Deze leden missen een weergave van gevoerd overleg en de opvattingen van de genoemde raden zelf. Graag zien zij de visies van betrokkenen verder toegelicht.

De leden van de CDA-fractie willen zich graag aansluiten bij de kritische kanttekeningen van de Raad van State over de onderbouwing van het samenvoegen van AWT en AER. In het kort komt het erop neer dat in de kabinetsnotitie die wordt aangehaald ter onderbouwing van de samenvoeging van de huidige adviesraden een analyse van de problemen met het bestaande adviesstelsel ontbreekt en dat niet duidelijk is aan welke kennis de ministeries behoefte hebben en welke functies strategische adviesraden daarbij hebben. Graag ontvangen deze leden hierop een nadere toelichting.

De genoemde leden vinden een integrale visie op het vraagstuk energie van belang en vragen een nadere toelichting hoe voorkomen kan worden dat de overgang van de advisering naar RLI zal leiden tot een engere, technische benadering van het vraagstuk.

4. Opzet van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie

De leden van de SP-fractie vragen onder de verantwoordelijkheid van welk ministerie de nieuwe raad zal gaan vallen. Verder vragen zij op welke wijze de benoeming van de leden van de raad zal geschieden.

De genoemde leden vragen in hoeverre het samentrekken van de verschillende terreinen een verdere opschuiving is in de nadruk die dit kabinet legt op de economische insteek bij wetenschappelijk onderzoek. Graag ontvangen zij hierop een reactie. Met welke insteek en uitgangspunten gaat de nieuw in te stellen adviesraad te werk? Deze leden erkennen het belang van innovatie en van een integrale aanpak, maar vrezen een te eenzijdige nadruk op de economische invalshoek.

De leden van deze fractie vragen verder een reactie van de regering op de kritiek dat zij het advies van de KNAW5 aan de overheid «in de wind» zou slaan6. Betreffend advies is erop gericht richtlijnen voor de overheid op te stellen ten aanzien van omgang met wetenschappelijk onderzoek. Hoe moet het afwijzen van dit advies worden bezien binnen voorliggend wetsvoorstel? Graag ontvangen zij hierop een nadere toelichting.

De voorzitter van de commissie Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie Klapwijk


X Noot
1

RLI: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur

X Noot
2

AWT: Adviesraad voor wetenschaps- en technologiebeleid

X Noot
3

AER: Algemene Energieraad

X Noot
4

MvT: Memorie van Toelichting

X Noot
5

KNAW: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

X Noot
6

HOP, »Minister Bussemaker slaat wetenschappelijk advies in de wind», 19-10-13

Naar boven