Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel B, subonderdeel b, komt als volgt te luiden:
b. een bedrag bedraagt dat gelijk is aan een geldboete van de vierde categorie als
bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wegens een overtreding
van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 of 10;
Toelichting
Deze nota van wijziging omvat een juridisch-technische wijziging van het voorstel
van wet. Voor het boetemaximum dat geldt bij een overtreding van het bepaalde bij
of krachtens de artikelen 8 of 10 van de wet wordt voorgesteld aan te sluiten bij
de vierde boetecategorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht. Dat boetebedrag bedraagt op dit moment € 20.250. Dit bedrag wordt tweejaarlijks
geïndexeerd. Hiermee wordt invulling gegeven aan het kabinetsbeleid om bestuurlijke
boetes zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de boetecategorieën van het strafrecht.
Op dit moment is ervoor gekozen om alleen voor onderdeel b van artikel 11b, tweede
lid, van de wet aan te sluiten bij de boetecategorieën van het strafrecht. De reden
hiervoor is dat een geldboete van de vierde categorie aansluit bij de voorgestelde
verhoging van het boetemaximum naar € 19.500,- voor de overtreding van het rookverbod
en van de leeftijdgrens voor de verkoop van tabaksproducten. Voor de onderdelen a
en c van artikel 11b, tweede lid, van de wet wordt op dit moment geen aansluiting
gezocht bij de boetecategorieën van het strafrecht, omdat er geen passende boetecategorieën
in het strafrecht zijn die aansluiten bij de boetemaxima die zijn vermeld in de onderdelen a
en c.
Voorts wordt met deze nota van wijziging gerealiseerd dat in artikel 11b, tweede lid,
onderdeel b, van de Tabakswet slechts naar de artikelen 8 en 10 wordt verwezen. De
verwijzing naar de artikelen 11 en 11a komt hiermee te vervallen, omdat deze artikelen
door de vorige wijziging van de Tabakswet (verduidelijking van de rookverboden in
de Tabakswet, met inbegrip van een algemeen rookverbod in de horeca) (zijn) vervallen
in de wet. Daardoor behoeft artikel 11b, tweede lid, onderdeel b, nog slechts een
boetemaximum te bevatten voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 8 en 10 van de wet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn