33 738 Wijziging van de Tabakswet ter invoering van een verhoogd strafmaximum op overtreding van het rookverbod (Verhoging strafmaximum overtreding rookverbod Tabakswet)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 mei 2014

1. Inleiding

Ik dank de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het uitgebrachte verslag bij de wijziging van de Tabakswet ter invoering van een verhoogd strafmaximum op overtreding van het rookverbod. Het verheugt me dat de gedachte van verhoging van het strafmaximum dat geldt op grond van de Tabakswet door de leden van diverse fracties wordt ondersteund. Graag geef ik in het onderstaande een antwoord op de gestelde vragen. Bij de beantwoording van de vragen is de indeling van het verslag aangehouden. Voorts wijs ik u op het andere voorstel van wet tot wijziging van de Tabakswet (Verduidelijking rookverboden in de Tabakswet, met inbegrip van een algemeen rookverbod in de horeca 33 791) dat ter behandeling in uw Kamer ligt. Het zou mijn voorkeur hebben als u dit voorstel van wet gezamenlijk met dat andere voorstel van wet wilt behandelen.

2. Onderbouwing

De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere onderbouwing van de bewering dat de huidige boetetarieven en wettelijke strafmaxima niet toereikend zijn bij overtreding van het rookverbod, waarbij wordt ingegaan op het jaarlijks aantal boetes voor alle verschillende overtredingen, het jaarlijks aantal recidivisten bij deze overtredingen en het jaarlijks aantal controles dat bij al deze overtredingen heeft plaatsgevonden. Ook de leden van de PvdA-fractie en de CU-fractie vragen naar het aantal recidivisten. In reactie daarop kan ik melden dat naast de controles die plaatsvinden in het kader van de voedselveiligheid waarbij ook het rookverbod in ogenschouw wordt genomen (ca. 15.000 á 16.000 controles op jaarbasis) vanaf 2010 jaarlijks ongeveer 4.000 specifiek gerichte controles op de naleving van het rookverbod hebben plaatsgevonden die hebben geresulteerd in 4.548 boetebeschikkingen1. Bij 28% van de opgemaakte boetebeschikkingen betrof het recidivegevallen waarbij reeds meerdere malen het overtreden van het rookverbod werd vastgesteld. Voor alle overige bepalingen van de Tabakswet zijn gedurende deze periode 217 boetebeschikkingen opgelegd waarbij het in 15% van de gevallen ging om een recidive. Van de in totaal 4.765 boetebeschikkingen gaat het dus in ca. 95% van de gevallen om overtredingen van het rookverbod.

Naar aanleiding van de vragen van de leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de SP-fractie in hoeverre het gedrag van veelplegers, die de boete beschouwen als een in te calculeren onkostenpost, door het verhogen van het strafmaximum naar verwachting gaat veranderen, wijs ik erop dat deze wetswijziging beoogt een bijdrage te leveren aan een betere naleving van het rookverbod. De verwachting is namelijk dat het gedrag van de veelplegers zal veranderen als de boetetarieven uiteindelijk worden verhoogd. Met dit wetsvoorstel kan in de toekomst beter worden ingespeeld op het feit dat een hardnekkige groep veelplegers het rookverbod blijft ondermijnen. De wetswijziging zelf is echter slechts technisch van aard; het maakt slechts de verhoging van de sancties mogelijk. De wetswijziging op zichzelf heeft nog geen directe consequenties voor de hoogte van de boetes op dit moment en daarmee zal ook het gedrag van de groep veelplegers niet direct veranderen. Wel is het zo dat de notoire overtreders de thans geldende oplopende boetes al flink in hun portemonnee zullen voelen. Deze boetes kunnen fors oplopen en elkaar snel opvolgen als gevolg van herinspecties ingeval een overtreding is geconstateerd. Elk bedrijf dat voor de eerste keer een boete krijgt opgelegd, komt conform de werkwijze van de NVWA namelijk binnen drie maanden voor een hernieuwde inspectie in aanmerking. De verwachting is dat de fors hogere boetes die mogelijk worden door de voorgestelde wijziging, effectief zullen zijn voor de kleine horecagelegenheden die blijken te behoren tot de groep notoire overtreders. Naar aanleiding van de vraag van de leden van de PvdA-fractie of de verhoging van het wettelijk boetemaximum wel het beoogde effect heeft indien de opgelegde boetes oninbaar blijken te zijn of slechts in beperkte mate worden uitgedeeld, merk ik op dat ook een oninbare boete een schuld van het bedrijf blijft. De overheid zal er alles aan doen om deze boete te innen. Dit kan maken dat het bedrijf financieel geen bestaansrecht meer heeft waardoor het probleem mogelijk op een andere manier wordt opgelost. Voorts worden notoire overtreders vaker gecontroleerd waardoor er geen sprake is van geringe pakkans voor deze groep.

In reactie op de vraag van deze leden of er voorbeelden bekend zijn uit het verleden waaruit blijkt dat louter van de wettelijke mogelijkheid tot verhoging van een boetebedrag een afschrikwekkende of zelfs preventieve werking uitgaat, merk ik op dat dat niet het geval is.

Naar aanleiding van de vragen van de leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie en van de D66-fractie over het beoordelings- en afwegingskader dat gehanteerd gaat worden om in een algemene maatregel van bestuur daadwerkelijk de boetes te verhogen, merk ik op dat sinds 2011 de naleving van het rookverbod geleidelijk is verbeterd. In de horecagelegenheden waar ook gegeten wordt, is de naleving voldoende en hoeven er maar weinig boetes aan te pas te komen om het rookverbod af te dwingen. In de cafés en discotheken is de naleving sinds 2011 weliswaar licht gestegen, maar er blijft een aanzienlijke groep horecagelegenheden bestaan die herhaaldelijk het rookverbod blijft overtreden. Wanneer in de toekomst ook de kleine cafés zich weer aan het rookverbod moeten gaan houden, bestaat het risico dat de groep notoire overtreders zal groeien, omdat de huidige boetes onvoldoende afschrikwekkende werking blijken te hebben voor deze groep.

Ik blijf de naleving van het rookverbod op basis van het periodieke nalevingsonderzoek van de NVWA op de voet volgen. Mocht de naleving van het rookverbod stagneren, bijvoorbeeld omdat de kleine cafés onder het rookverbod gaan vallen en zich er niet aan blijken te gaan houden, dan zal ik een algemene maatregel van bestuur voorbereiden waarmee de boetebedragen verder worden verhoogd. Deze verhoging van de boetes zal dan samen met de intensivering van de handhaving vanaf 1 januari 2014 ertoe moeten leiden dat meer horecagelegenheden zich gaan houden aan het rookverbod. Slechts indien de naleving van het rookverbod door de groep cafés en discotheken sterk verbetert, kan overwogen worden of de huidige boetetarieven volstaan. Met een sterk verbeterde naleving in de cafés en discotheken wordt gedoeld op een sterk stijgende naleving die gaat richting het percentage zoals dat in de overige delen van de horeca wordt bereikt.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de VVD-fractie naar een onderbouwing van de stelling dat door de verhoging van het strafmaximum de afschrikwekkende werking van de boetes verzekerd is, merk ik het volgende op. Door dit voorstel van wet wordt het maximale boetebedrag voor de overtreding van het rookverbod van € 4.500,– verhoogd tot € 19.500,–. Dit maakt een aanzienlijke verhoging van de boetebedragen mogelijk. Gelet op het feit dat de groep van notoire overtreders voornamelijk bestaat uit een groep van relatief kleine bedrijven, ga ik er vooralsnog vanuit dat het effect van deze hogere boetebedragen een voldoende afschrikwekkend effect zullen hebben. De hogere boetebedragen zullen namelijk een direct effect hebben op de bedrijfsvoering van deze bedrijven.

In reactie op de vraag van de leden van de SP-fractie hoe hoog een boete moet zijn om calculerend gedrag uit te bannen, merk ik allereerst op dat de huidige boetebedragen voldoende afschrikwekkend blijken te zijn voor het grootste deel van de horecabedrijven. Dit is slechts anders voor discotheken en cafés. De naleving in deze horecabedrijven kan aanleiding zijn om de boetebedragen te verhogen tot bedragen die voldoende afschrikwekkend zijn voor deze bedrijven. Uit de bijlage bij de huidige wet blijkt dat de eerste boete voor de overtreding van het rookverbod € 600,– bedraagt. Bij een recidive binnen een in de bijlage aangegeven periode wordt de boete telkens verdubbeld zodat bij een tweede overtreding de boete € 1.200,– bedraagt en bij een derde overtreding € 2.400,–. Bij een vierde overtreding bedraagt de boete vanwege het thans geldende strafmaximum € 4.500,–.

De gedachte gaat in de eerste plaats uit naar een substantiële verhoging van de boetebedragen die gelden bij recidive. Het ligt in de bedoeling om bij een gelijkblijvend boetebedrag voor de eerste overtreding de boetebedragen bij een recidive telkens te verdrievoudigen. Dat zou tot boetebedragen leiden van respectievelijk € 600,–, € 1.800,–, € 5.400,–, € 16.200,–. Dit past nog goed binnen de voorgestelde maximale boete van € 19.500,–, waarvan wordt aangenomen dat deze voldoende afschrikwekkend is om calculerend gedrag uit te schakelen. Dit leidt al tot aanmerkelijk hogere boetebedragen.

Een verviervoudiging van het boetebedrag bij een derde overtreding van het rookverbod, zoals de leden van de CDA-fractie voorstellen, zou bij een gelijkblijvende eerste boetebedrag van € 600,– resulteren in een boete van € 1.200,– bij de tweede overtreding en een boete van € 4.800,– bij de derde overtreding van het rookverbod. Dit past prima binnen het voorgestelde verhoogde boetemaximum; daarbinnen is zelfs een verviervoudiging van het laatste genoemde boetebedrag mogelijk. Hoe hoog de boetebedragen uiteindelijk zullen worden vastgesteld, ligt nu nog niet vast, Dat komt eerst aan de orde als de bijlage bij de Tabakswet daadwerkelijk wordt aangepast.

In reactie op de vraag van de leden van de D66-fractie waarom is gekozen voor een boetebedrag van de vierde categorie als strafmaximum voor de overtreding van het rookverbod, merk ik het volgende op. Met de hoogte van deze boete is aanvankelijk aansluiting gezocht bij het Referentiekader geldboetes opgesteld door de Universiteit van Groningen. Op grond daarvan zouden overtredingen die de veiligheid en de gezondheid betreffen (waaronder tabak genoemd wordt) moeten leiden tot boetebedragen van de vierde dan wel vijfde categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Hier is gekozen voor aansluiting bij een boete van de vierde categorie, zijnde tot 1 januari 2014 een bedrag van € 19.500,–. Dit bedrag wordt ook na 1 januari 2014 als voldoende hoog beschouwd.

In antwoord op vragen van de leden van de PvdA-fractie, de SP-fractie en de CDA-fractie merk ik op dat schendingen van het rookverbod zich voornamelijk voordoen bij cafés en discotheken. Volgens recente gegevens van het Bedrijfschap Horeca en Catering omvat deze sector sinds december 2013 9.552 bedrijven. Onderzoek naar de naleving van het rookverbod geeft aan hoe deze sector zich in negatieve zin onderscheidt van de overige sectoren waarvoor het rookverbod geldt. In de jaren 2010 en 2011 hield ongeveer de helft van deze sector zich niet aan het rookverbod. Thans nog steeds bijna 30% niet, wat neerkomt op ongeveer 2.770 bedrijven. Vooral in de jaren 2008 en 2009 hebben veel van deze bedrijven in georganiseerd verband, onder andere de organisatie «Red de kleine horecaondernemer», met het openlijk overtreden van het rookverbod de publiciteit gezocht. Ook nu wordt in deze bedrijven nog steeds frequent het rookverbod overtreden.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel boetes sinds de inwerkingtreding van het rookverbod zijn uitgedeeld. Sinds de inwerkingtreding van het rookverbod in juli 2008 zijn er in totaal 8.676 boetebeschikkingen opgemaakt op grond van de Tabakswet, waarvan 6.419 voor het overtreden van het rookverbod. Binnen deze categorie was in 1.334 gevallen sprake van recidive. In antwoord op de vraag van de leden van de CU-fractie hoe vaak de maximale boete is opgelegd voor overtreding van het rookverbod, merk ik op dat in 2012 54 maal en in 2013 59 maal de maximale boete is opgelegd voor overtreding van het rookverbod.

De regering is bekend met de artikelenreeks van journaliste Stella Braam, en met het door de leden van de PvdA-fractie genoemde deel 2 van de serie «Frontsoldaten van de Tabak» over de belangenbehartigers van rokers, specifiek die van de tegenstanders van het rookverbod in de kleine horeca.2

In de genoemde artikelenreeks wordt ingegaan op organisaties die zeggen de belangen te behartigen van rokers, horeca en de tabaksindustrie en wordt gesteld dat de tabaksindustrie achter het verzet van de kleine horecabedrijven zit. Ik laat de verantwoordelijkheid voor het gestelde in dit artikel bij de journaliste en heb daarop geen commentaar. Dit kabinet maakt zijn eigen afwegingen in het tabaksbeleid. De NVWA zal bij overtreding van het rookverbod, de betreffende horecagelegenheid beboeten. De horecagelegenheid is zelf verantwoordelijk voor de betaling van deze boete. Er zijn mij geen signalen bekend dat tabaksproducenten zullen opdraaien voor de boetes.

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie hoe vaak het verbod op tabaksreclame de afgelopen jaren is overtreden en of er een boete is opgelegd van € 450.000,– merk ik op dat vanaf het jaar 2010 in 5.164 gevallen een boeterapport is opgemaakt in verband met overtreding van de Tabakswet. In al deze gevallen is ook een bestuurlijke boete opgelegd die verband houdt met de geconstateerde overtreding. In 101 gevallen betrof dit een overtreding van het verbod op tabaksreclame. In drie gevallen is voor wat betreft deze overtreding een boete van € 450.000,– opgelegd. Ik heb niet de bevoegdheid openbaar te maken welke ondernemingen beboet zijn. Daarom kan ik daarover geen mededeling doen. Wel kan ik melden dat het overtredingen betreffen van de artikelen 5 en 5a van de Tabakswet. Hierbij moet worden gedacht aan promotionele activiteiten op evenementen en festivals. Deze boetes kunnen op grond van de wet worden opgelegd aan fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten.

In reactie op de vraag van de leden van de SP-fractie hoe vaak overtredingen van het rookverbod, niet zijnde horeca, en overtredingen die te maken hebben met aanduidingen op verpakkingen, verkoop vanuit niet toegestane verkooppunten, melding van tabaksingrediënten en verpakkingsvoorschriftenverboden voorkomen en welke boetes in die gevallen worden opgelegd, merk ik op dat vanaf 2010 in 195 gevallen overtredingen zijn geconstateerd van het rookverbod buiten de horeca. Voor wat betreft de aanduidingen op de verpakking zijn gedurende dit tijdvak acht boeterapporten opgemaakt; zeven maal werd hiervoor een boete van € 450,– opgelegd en eenmaal € 1.350,– in een recidive geval. Voor de verkoop uit niet toegestane verkooppunten is éénmaal een boeterapport opgemaakt. Er werd daarvoor een boete van € 600,– opgelegd. Voor zaken met betrekking tot onjuiste, onvolledige, ontijdige of geen informatieverstrekking door fabrikanten en importeurs zijn boetes opgelegd van respectievelijk € 450,– (eenmaal), € 900,– (tweemaal), € 2.750,– (driemaal), € 4.950,– (eenmaal) en € 9.000,– (tweemaal). Hieruit blijkt dat de naleving van deze bepalingen op zich al goed is. De handhaving van het rookverbod in de horeca en het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen hebben hoge prioriteit.

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie of de naleving is verbeterd van de rookverboden (niet zijnde horeca), de aanduidingen op de verpakkingen, de verkoop vanuit niet toegestane verkooppunten, de melding van tabaksingrediënten en van verpakkingsvoorschriften en op de vraag van de leden van de D66-fractie naar de naleving van de normen van de Tabakswet met uitzondering van het reclameverbod, deel ik mee dat met uitzondering van de naleving van het rookverbod in cafés en het in acht nemen van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten, er geen aanwijzingen zijn dat het bepaalde in de Tabakswet met voeten wordt getreden. Naleving van de rookverboden buiten de horeca ligt al jaren op een hoog niveau. Overtredingen van de regels betreffende aanduidingen op de verpakkingen en verkoop vanuit niet toegestane verkooppunten zijn incidenteel van aard. De naleving van deze voorschriften heeft al een goed niveau bereikt waarbij niet gestreefd hoeft te worden naar verbetering. Naleving van de regels met betrekking tot het aanmelden van tabaksingrediënten is de laatste jaren sterk verbeterd. Voor wat betreft etiketteringsbepalingen is de pakkans groot omdat tabaksproducten jaarlijks worden bemonsterd voor nader onderzoek in het laboratorium.

Voor overtredingen met betrekking tot etikettering en het schenden van de regels betreffende informatieverstrekking met betrekking tot toevoegingen aan tabaksproducten en verkoop uit niet toegestane verkooppunten worden boetes opgelegd aan fabrikanten, importeurs en verkooppunten waarvan is geconstateerd dat zij de regels overschreden hebben. Evenals hierboven vermeld kan ik ook hier geen mededelingen doen over de namen van bedrijven die een boete hebben gekregen, omdat ik daartoe niet de bevoegdheid heb.

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie hoe de regering bij de stelling komt dat de naleving over het algemeen bevredigend is, gezien het gemak waarmee jongeren onder de toegestane leeftijdsgrens aan tabak kunnen komen, merk ik op dat met deze stelling wordt bedoeld dat de naleving van de normen uit de Tabakswet over het algemeen bevredigend is. Dit leid ik af uit het feit dat de naleving van het rookverbod op de werkplek, op scholen en in het openbaar vervoer bijvoorbeeld heel hoog is. Er zijn twee terreinen waarop de naleving nog onvoldoende is, namelijk bij een klein deel van de horeca (de kroegen en discotheken) en bij de leeftijdsgrens die geldt voor de verkoop van tabaksproducten. Er moet in dit verband overigens een onderscheid gemaakt worden tussen de spontane naleving door de jongeren zelf en de naleving door de tabaksverkopers van de wettelijke bepalingen. In 2009 heeft onderzoek uitgewezen dat er een zeer hoge slaagkans is voor jongeren die een aankooppoging doen. Tegelijkertijd bleek dat in 2009 slechts 9% van alle jongeren onder de 16 jaar zich aan een aankooppoging waagde. In 1999 was dat nog 26%. Veel jongeren zijn dus nadien gemotiveerd geraakt om geen aankooppoging meer te doen. De naleving door tabaksverkopers van de leeftijdsgrens die geldt voor de verkoop van tabaksproducten is echter absoluut nog onvoldoende.

Op de vraag van de leden van de SP-fractie of de regering van mening is dat het terugbrengen van het aantal verkooppunten van tabaksproducten een bijdrage kan leveren aan het vergroten van de pakkans voor het overtreden van het verbod tabaksproducten te verkopen aan personen jonger dan achttien jaar, merk ik op dat dit een van de aspecten is dat zal worden meegenomen in het onderzoek dat ik eerder heb aangekondigd naar de gevolgen van het terugdringen van het aantal verkooppunten van tabaksproducten. Voorts zal een onderzoek gedaan worden naar systemen en methoden voor leeftijdscontrole bij verkooppunten en de werking daarvan. De resultaten van deze onderzoeken verwacht ik voor het zomerreces naar de Tweede Kamer te kunnen sturen. Derhalve kan ik nu nog geen uitspraak doen over de vraag of het verminderen van het aantal verkooppunten een bijdrage kan leveren aan het vergroten van de pakkans.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering het eens is met de stelling dat het van belang is de pakkans significant omhoog te brengen. De leden van de D66-fractie vragen in verband met de in hun ogen lage boetes en de lage pakkans om verhoging van de handhavingscapaciteit. Het verhogen van de pakkans wordt onder andere gerealiseerd door de instelling per 1 januari 2014 van een speciaal tabaksteam voor het toezicht op de naleving van het rookverbod in de kleine horeca en de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van tabaksproducten. Dit team heeft een omvang van 17 formatieplaatsen en werkt volgens een gerichte aanpak. Binnen dit team van jonge toezichthouders zijn 45 part-time werkende studenten actief. Op veel plaatsen waar jongeren komen, kunnen zij onopgemerkt observeren. Ik ben het met de leden van de SP-fractie eens dat het belangrijk is om de pakkans aanzienlijk omhoog te brengen. Met de extra inzet van dit jonge tabaksteam wordt de capaciteit van de NVWA voor het toezicht op de naleving van het rookverbod en de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten aanzienlijk verhoogd. Door de kennis die dit speciale team opbouwt over de plaatsen en de tijdstippen van aankoop door jongeren is daarnaast ook de effectiviteit van de handhavingscapaciteit verhoogd en zal hierdoor de pakkans naar verwachting verder toenemen. Voorts zij nog opgemerkt dat tot 2013 het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen die gelden voor de verkoop van tabaksproducten, werd gecombineerd met het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen die gelden voor de verkoop van alcohol, waarbij het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen voor de verkoop van alcohol de hoogste prioriteit had. Het jonge tabaksteam (flexteam) heeft thans de mogelijkheid om zich volledig te concentreren op de plaatsen waar jongeren tabak kopen. Dit komt de pakkans van een overtreding van de regels voor de verkoop van tabaksproducten ten goede.

In reactie op de vraag van de leden van de SP-fractie over de afschrikwekkende werking van de boete die geldt bij overtreding van de leeftijdsgrens die geldt voor de verkoop van tabaksproducten, wijs ik er allereerst op dat het huidige maximale boetebedrag voor deze overtreding € 4.500,– bedraagt en niet € 4.800,– waar de leden van de SP-fractie vanuit lijken te gaan. Deze leden wijzen erop dat een boete ter hoogte van € 4.800,– voor deze overtreding naar hun mening aan de lage kant is zeker als die is begaan door een supermarktketen. In reactie daarop wijs ik er vervolgens op dat dit voorstel van wet ziet op de verhoging van de boete voor overtreding van het rookverbod, en niet op de verhoging van de boete die geldt bij overtreding van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten. Op dit moment bereid ik echter ook een boeteverhoging voor de overtreding van de leeftijdsgrens bij de verkoop van tabaksproducten voor. Ik heb uw Kamer toegezegd de hoogte van de boetebedragen van de Tabakswet voor de overtreding van het verbod tabaksproducten te verkopen aan personen onder de achttien jaar, gelijk te trekken aan de boetebedragen die gelden op grond van de Drank- en Horecawet voor de overtreding van het verbod alcoholhoudende dranken te verkopen aan personen jonger dan achttien jaar. Ik ben voornemens de boetereeks in de Tabakswet voor het niet naleven van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten als volgt te wijzigen: € 1.360,– bij de eerste overtreding, € 2.040,– bij eerste herhaling binnen twaalf maanden nadat de eerste boete onherroepelijk is geworden, € 2.720,– bij tweede herhaling en er nog geen twaalf maanden zijn verlopen sinds de eerste bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden en € 4.500,– bij de derde herhaling en er nog geen twaalf maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de bestuurlijke boete voor de eerste overtreding. Ook zal er voor bedrijven met meer dan vijftig werknemers een verdubbeling van de boetebedragen gaan gelden. Voor een supermarktketen zal dan een boete kunnen gaan gelden voor de overtreding van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten van € 4.080,–, € 5.440,– en eventueel € 9.000,–. In de Tabakswet is een verdubbeling van de laatste twee boetebedragen momenteel niet mogelijk zonder het huidige boeteplafond voor overtreding van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten van € 4.500,– te verhogen. Om ook deze systematiek van de Drank- en Horecawet over te kunnen nemen, verhoog ik tevens het boetemaximum voor overtreding van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten naar € 19.500,–. Dit is verwerkt in de nota van wijziging die ik samen met deze nota naar aanleiding van het verslag verzend. Deze wijziging van het voorstel van wet heeft tot gevolg dat de strekking van de onderhavige wijziging van de Tabakswet wordt verbreed. Het voorstel van wet ziet hierdoor niet meer alleen op de verhoging van het boeteplafond voor overtreding van het rookverbod, maar ook op de verhoging van het boeteplafond voor overtreding van het verbod tabaksproducten te verkopen aan personen jonger dan achttien jaar. Hiermee wordt bereikt dat de boetebedragen voor het overtreden van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten aanzienlijk worden verhoogd. De hierboven genoemde voorgestelde verdubbeling van de boetebedragen zal het veelal mogelijk maken aan supermarkten een hogere boete op te leggen voor het overschrijden van de leeftijdsgrens die geldt voor de verkoop van tabaksproducten. Ten slotte wijs ik er nog op dat het op grond van artikel 8a van de wet mogelijk is een verkoper de bevoegdheid te ontzeggen tabaksproducten te verkopen wanneer binnen twaalf maanden de leeftijdsgrens die geldt voor de verkoop van tabaksproducten drie maal is overtreden. Dit is ook een effectief middel om bijvoorbeeld een supermarkt die de geldende leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten blijft overtreden, aan te pakken. De combinatie van deze boetemogelijkheden maken het naar mijn mening mogelijk ook aan grote supermarktketens een afschrikwekkende boete op te leggen.

Naar aanleiding van de vragen van zowel de leden van de SP-fractie als de leden van de PvdA-fractie hoe de regering denkt over een omzetafhankelijke boete, merk ik op dat een systeem van omzetafhankelijke boetes een grote uitvoeringslast met zich meebrengt waarop de NVWA niet is berekend, uitgaande van de huidige handhavingscapaciteit. Ik ben van mening dat een adequate en slagvaardige handhaving gebaat is bij een eenvoudig systeem. Zoals hierboven vermeld, ben ik van plan om bij bedrijven met meer dan vijftig werknemers het boetebedrag voor overtreding van het verbod tabaksproducten te verkopen aan personen jonger dan achttien jaar, te verdubbelen, waardoor grotere bedrijven toch te maken krijgen met aanzienlijk hogere boetes. Ik ben voornemens dit te regelen door middel van een aanpassing van de bijlage bij de Tabakswet waarin de boetebedragen voor de diverse overtredingen zijn geregeld. Daarnaast zij opgemerkt dat notoire overtreders door de nieuwe three strikes out-maatregel die is opgenomen in artikel 8a van de Tabakswet, bovendien tijdelijk de verkoop van tabaksproducten kunnen kwijtraken en daardoor omzet mislopen. Ik ben van mening dat deze mogelijke maatregelen samen voldoende zijn om ook supermarktketens en verkooppunten met een hoge omzet effectief aan te kunnen pakken.

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie om een overzicht van de hoeveelheid opgelegde boetes over de jaren 2010 tot en met 2012 en de hoogte daarvan merk ik op dat in 2010 in totaal 1.026 boetes zijn opgelegd, in 2011 zijn in totaal 1.420 boetes opgelegd en in het jaar 2012 1.473 boetes. In 2013 zijn 1.245 boetes opgelegd. Er waren in de periode van 2010 tot en met 2013 1.315 gevallen van recidive. De hoogte van de boetes varieerde van € 150,– tot € 450.000,– Meestal werden boetes van respectievelijk € 600,– en € 1.200,– opgelegd.

In antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie of de voor 2013 geplande gerichte rookcontroles voor 2013 zullen worden gehaald, kan ik melden dat dat het geval is. Daarbij zijn er in 2013 voor overtreding van het rookverbod in de horeca 1.513 boeterapporten opgemaakt en 566 schriftelijke waarschuwingen verzonden. Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt is de NVWA uitgebreid met een tabaksteam bestaande uit jonge toezichthouders. Daarmee is de handhavingscapaciteit voor het toezicht op de naleving van de rookverboden en de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten uitgebreid met 17 fte en daarmee is de pakkans ook verhoogd.

3. Concrete maatregelen bij algemene maatregel van bestuur

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de PvdA-fractie en de ChristenUnie-fractie waarom er niet voor wordt gekozen ook het tarief voor first offenders te verhogen, zo niet eveneens te verdrievoudigen, merk ik op dat het verhogen van de boete voor first offenders een mogelijke optie is. Het ligt echter minder voor de hand voor deze optie te kiezen, omdat de boete voor first offenders in 2011 nog is verdubbeld. Als blijkt dat de bestaande boete voor een kleine groep niet voldoende afschrikwekkend is, kan deze boete alsnog worden verhoogd.

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie merk ik op dat indien het strafmaximum voor de overtreding van het rookverbod wordt verhoogd, het hogere boetebedrag niet geldt voor andere overtredingen van de Tabakswet. Dit voorstel van wet wijzigt namelijk artikel 11b, tweede lid, onderdeel b, van de Tabakswet waarin alleen de maximale bestuurlijke boete voor overtreding van de rookverboden is opgenomen. Echter bij nota van wijziging, die met dit wetsvoorstel wordt meegezonden, wijzig ik ook zoals hiervoor vermeld het boetemaximum voor overtreding van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten.

Op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie wanneer de maximale boete van € 19.500,– kan worden opgelegd, merk ik – zoals hiervoor ook al aangegeven op een vraag van de leden van de VVD-fractie – op dat daartoe pas zal worden besloten bij het opstellen van de algemene maatregel van bestuur tot wijziging van de bijlage bij de Tabakswet. Dan zal een besluit worden genomen over de verhoging van de sancties. In de memorie van toelichting is slechts een mogelijk voorbeeld van de verhoogde tarieven beschreven. Ik wil nu nog niet vooruitlopen op hoe de tarieven daadwerkelijk zullen worden verhoogd. Doel van dit wetsvoorstel is evenwel om de verhoging van de tarieven mogelijk te maken.

4. Gevolgen voor burgers, bedrijfsleven, overheid en milieu

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de D66-fractie hoeveel extra inkomsten deze wijziging de overheid zou kunnen opleveren indien de geopperde tariefswijziging van een verdrievoudiging voor recidivisten zou worden ingevoerd, merk ik op dat het uitgangspunt van dit voorstel van wet niet het generen van extra inkomsten is. Naar verwachting zal de verhoging van de boetebedragen leiden tot een betere naleving van de wet en niet tot extra inkomsten voor de overheid.

Op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie welke consequenties dit wetsvoorstel heeft voor de handhavingstaak van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) merk ik op dat voor zover de naleving door boeteverhoging wordt bevorderd, de handhavingstaak minder inspanning zal gaan vergen. Hier staat echter wel tegenover dat in incidentele gevallen aanzienlijk hogere boetebedragen aanleiding kunnen geven tot agressie.

In reactie op de vraag van deze leden naar de voor- en nadelen van het eventueel decentraliseren van de handhaving van de Tabakswet naar gemeenten, wijs ik op mijn toezegging tijdens de behandeling in uw kamer van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tabakswet ter verhoging van de minimumleeftijd van 16 jaar naar 18 jaar van personen aan wie tabaksproducten mogen worden verkocht, om de voor- en nadelen van het eventueel decentraliseren van de handhaving van de Tabakswet naar gemeenten uit te zoeken. Het is nu nog te vroeg om hierover mededelingen te doen. De voor- en nadelen worden op dit moment uitgezocht. Hierover zal ik u naar verwachting voor het zomerreces berichten.

5. Overig

Het three-strikes-out principe is sinds 1 januari 2014 opgenomen in artikel 8a van de Tabakswet voor de overschrijding van het leeftijdsverbod voor de verkoop van tabaksproducten. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit principe ook een aanvulling kan zijn op de thans mogelijke sancties voor de overtreding van het rookverbod. Gezien het feit dat de boetes voor overtreding van het rookverbod in 2011 zijn verhoogd en dit voorstel van wet de mogelijkheid biedt de boetes nog verder te verhogen, ligt het op dit moment niet in de rede het three-strikes-out-systeem ook voor overtreding van het rookverbod in de horeca vorm te geven. Overigens zij opgemerkt dat het three-strikes-outprincipe slechts van toepassing is op het overschrijden van de leeftijdsgrens die geldt voor de verkoop van tabaksproducten.

Artikelsgewijs

In antwoord op de vraag van de leden van de CU-fractie laat ik u weten dat ik niet voornemens ben de hoogte van de bestuurlijke boete in artikel 11b, tweede lid, onderdeel c, te verhogen naar € 19.500,–. Het gaat hier om lichtere overtredingen van de Tabakswet, waar een boetemaximum van een dergelijke hoogte naar mijn mening niet op zijn plaats is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Dit is de stand per februari 2014. Dat geldt ook voor de overige cijfers die hieronder zijn weergegeven, tenzij anders is aangegeven.

Naar boven