Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33735 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33735 nr. 5 |
Vastgesteld 10 oktober 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
||
I |
Algemeen |
1 |
1. |
Doel en achtergrond |
2 |
2. |
Schets EFRO |
2 |
3. |
Inhoud wetsvoorstel op hoofdlijnen |
3 |
4. |
Verhouding met andere wetgeving |
4 |
5. |
Regeldruk |
4 |
II |
Artikelsgewijs |
4 |
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wet Regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, in het kort de Uitvoeringswet EFRO genaamd. Deze leden hebben een aantal vragen aan de regering ten aanzien van het wetsvoorstel.
De leden van de fractie van de PvdA zijn positief over het voorstel van de regering aangaande de Uitvoeringswet EFRO. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het nut en de inhoud van de wet. Zij hebben enkele opmerkingen en vragen aan de regering.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Deze leden hebben hierbij een paar vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Uitvoeringswet EFRO en stellen de regering enkele vragen.
De fractieleden van de VVD lezen dat de EFRO-verordeningen rechtstreeks werken en voor zover de bepalingen voldoende duidelijk zijn er geen nationale regelgeving nodig is. Het wetsvoorstel voorziet dan ook alleen aanvullend in regels die noodzakelijk zijn om de uitvoering van de verordeningen op een inzichtelijke en efficiënte wijze te laten geschieden. De leden van de VVD-fractie vragen welke sancties er tegenover staan als Nederland, of andere lidstaten, de uitvoering van de verordening niet adequaat uitvoert? Hoe verloopt de procedure in zo’n geval?
Tevens merken de leden van de VVD-fractie op dat het wetsvoorstel meer dan één programmaperiode overstijgt. Biedt het instrument van een wetsvoorstel in vergelijking met een algemene maatregel van bestuur voldoende flexibiliteit aan de regering gezien de mogelijke aanpassingen in komende programmaperiodes?
De leden van de D66-fractie vragen of de uitvoering van het EFRO in Nederland niet haar doel om «de belangrijkste economische onevenwichtigheden tussen de Europese regio's terug te dringen» voorbijstreeft. Tevens vragen deze leden of om deze reden daarnaast niet vooral ingezet moet worden op grensoverschrijdende programma’s met Europese regio’s, die meer ontwikkeling behoeven dan die in Nederland.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre deze uitvoeringswet noodzakelijk is, gezien het feit dat de provincies en gemeentes met de huidige regeling uitstekend uit de voeten kunnen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat decentrale uitvoering van EFRO in de periode 2014–2020 onder voorwaarden wordt gecontinueerd. Dit betekent dat de landsdelen verantwoordelijk blijven voor het subsidieproces, onder voorwaarden dat de landsdelige beheersautoriteiten nauwer gaan samenwerken, kennis en een ICT-systeem gaan delen en een uniforme werkwijze gaan hanteren. De VVD-fractieleden onderschrijven die voorwaarde. Zij vragen de regering hoe de vormgeving van deze veranderingen verloopt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een convenant is tussen de landsdelige beheersautoriteiten onderling. Doelstelling daarvan is het niet overschrijden van het Europees toegestane foutpercentage van 2% voor bij de Europese Commissie ingediende betaalaanvragen. Kan de regering een toelichting geven op dit convenant? Welke afspraken staan daar concreet in om die 2% te halen? Hoe heeft Nederland de afgelopen jaren gescoord wat betreft dit foutpercentage? En hoe scoorden andere lidstaten?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat verwacht mag worden dat in de toekomst de grensoverschrijdende activiteiten in het kader van het EFRO zullen toenemen. Baseert de regering die gedachte op het feit dat dat in de verordening wordt beoogd, of signaleert zij ook andere ontwikkelingen waarop de regering haar verwachting baseert?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke onduidelijkheid er nog is aangaande de vast te stellen verordeningen voor de periode van 2014–2020? Behoort het tot de mogelijkheden de uitvoering de Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het EFRO uit te stellen totdat de verordeningen voor de periode 2014–2020 vaststaan?
In zijn algemeenheid zijn de leden van de SP-fractie van mening dat het rondpompen van geld via subsidies, zoals het EFRO (structuurfondsen) een zinloze exercitie is. Het geld wordt eerst afgedragen aan Europa en vervolgens via dure Brusselse ambtenaren volgens langdurige ingewikkelde aanvraagprocedures weer teruggevraagd. Kan de regering inzicht geven in het aandeel overhead van het EFRO? Welk deel van een euro die Nederland afdraagt aan Brussel en vervolgens weer terugvloeit naar een Nederlands project blijft achter in de apparaatskosten? Wat is de meerwaarde van het via de Europese Unie (EU) laten lopen van het subsidiëren van regionale projecten in Nederland en rechtvaardigt dit de extra overhead volgens de regering?
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of de regering van mening is dat dat de verbouwing van het Mauritshuis, The Hague Security Delta Campus (kennisontwikkeling op het gebied van cyber security) en het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) effectiever via Europa gesubsidieerd kunnen worden dan via de landelijke, regionale of lokale overheden in Nederland.
Kan de regering uitleggen hoeveel mankracht en hoeveel budget er vanuit het ministerie (ten laste van artikel 18, natuur en regio) wordt besteed aan EFRO, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Wat is in de visie van de regering de democratische controle die op de besteding van deze gelden plaats moet vinden? Waar liggen mogelijkheden voor volksvertegenwoordigers om de geldstromen te controleren? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de EFRO bestedingen inclusief resultaten en overhead? Hoe kunnen lokale volksvertegenwoordigers effectieve controle en invloed uitoefenen op in hun regio geëntameerde projecten (onder andere daar waar structuren gebouwd worden die boven de gemeente uitstijgen)?
Kan de regering het verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie in dezen duiden? Tevens vragen deze leden wat de toegevoegde waarde is van het wetsvoorstel ten opzichte van het huidige kader.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij de doelmatigheid van de EFRO subsidies in het verleden beoordeelt.
Tot slot maken de leden van de SP-fractie bezwaar tegen de vervuiling van het natuurbudget. Waar voorheen heldere natuurbudgetten op de begroting stonden, zijn deze budgetten nu vervuild en vermengd met andere gelden, zoals de EFRO post, die aan het natuurbudget is vastgeplakt na de samenvoeging en herschikking van ministeries. Is de regering bereid de verschillende posten uit elkaar te trekken en te komen tot een helder begrotingsartikel natuur?
De leden van de CDA-fractie vragen welke regionale projecten geen geld meer krijgen van het EFRO? Welke effecten heeft dat voor de regionale werkgelegenheid en specifieke projecten?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat, in tegenstelling tot in de huidige periode, de taken van de certificeringsautoriteit in de toekomstige periode kunnen worden uitgevoerd door de managementautoriteit. Vanuit efficiëntie-overwegingen lijkt dit een goede stap. Gaat van die mogelijkheid ook gebruikt gemaakt worden? Wat zijn de risico’s van belangenverstrengeling tussen de verschillende taken van het selecteren en subsidiëren van projecten en het certificeren van de uitgavendeclaraties? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een toelichting. Ook vragen deze leden in hoeverre en hoe er aansluiting wordt gezocht bij de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen?
Voor de aanwijzing als autoriteit komt een beperkte kring van bestuursorganen in aanmerking. De VVD-fractieleden lezen dat daarop voor de periode 2014–2020 één uitzondering wordt gemaakt. Voor de periode 2007–2013 is in een gebied een privaatrechtelijke stichting aangewezen. Deze instantie kan voor de periode 2014–2020 nog een keer worden aangewezen teneinde de overgang naar en voorbereiding op die periode vloeiend te laten verlopen. Hoe zijn de ervaringen met die privaatrechtelijke stichting geweest tot nu toe? Deze leden vragen waarom niet structureel van privaatrechtelijke stichtingen gebruik kan worden gemaakt.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat met de cohesiefondsen grote bedragen gemoeid zijn. De genoemde leden vragen de regering nader te motiveren waarom parlementaire betrokkenheid in de vorm van een voorhangprocedure voor de algemene maatregelen van bestuur niet in het wetsvoorstel is opgenomen.
De gemeenten en provincies spelen een grote rol in de EFRO-uitvoeringspraktijk, zo lezen de VVD-fractieleden. Het wetsvoorstel gaat dan ook uit van hun autonomie. De VVD-fractieleden vinden dit een goede zaak en zouden niet graag zien dat de bewindspersonen op de stoel gaat zitten van de managementautoriteiten. Wel kan de bewindspersoon, als de zaken niet goed lopen, een aanwijzing geven omtrent de rechtmatige en doelmatige aanwending van door de autoriteit of bestuursorgaan ontvangen subsidie of de wijze van beheer, controle of toezicht met betrekking tot die subsidie. Aan welk soort aanwijzingen kunnen deze leden in dit verband denken? Wat is het afwegingskader dat de regering hierbij hanteert?
De VVD-fractieleden lezen dat het aantal besluiten, waarmee een ondernemer te maken krijgt, kan worden teruggedrongen met behulp van de mogelijkheden die artikel 7 daarvoor biedt. Welke andere mogelijkheden zijn er om de regeldruk te beperken? Hoe hebben ondernemers de regeldruk ervaren in de huidige periode? De regering geeft verder aan dat nog geen kwantificering van de administratieve lasten is te geven, wanneer zal dit wel het geval zijn? Welke maximale administratieve lasten zijn voor de regering acceptabel en kan de Kamer hier nog invloed op uit oefenen?
Artikel 3
De leden van de D66-fractie vragen de regering of het niet wenselijk is om voor de in artikel 3, zesde lid bedoelde termijn waarin de betrokken autoriteit in de gelegenheid gesteld wordt om alsnog haar taak naar behoren uit te voeren, een vaste periode in te stellen.
Artikel 5
De leden van de PvdA-fractie zouden graag meer informatie krijgen over de in artikel 5, eerste lid, genoemde organen of instanties die geen autoriteit zijn binnen een programma, maar wel door de regering aangewezen kunnen worden voor taken en bevoegdheden binnen de EFRO-verordeningen. Is dit voorgekomen in de periode 2007–2013 en zijn hier enkele voorbeelden van te geven? In hoeverre verwacht de regering dat dit zich in de volgende periode voordoet?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om toe te lichten met een voorbeeld waarop geduid wordt in artikel 5, eerste lid? Op welke organen of instanties wordt geduid? Hoe verhoudt dat zich tot de bestaande democratische instanties?
De voorzitter van de vaste commissie, Hamer
De adjunct-griffier van de vaste commissie, Van de Wiel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33735-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.