33 702 Briefwisseling houdende een overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van het Caribische deel van Nederland, en de Republiek Kroatië betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling; 's-Gravenhage, 26 juni 2013

A/ nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 27 september 2013.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 27 oktober 2013.

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 26 juni 2013 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Briefwisseling houdende een overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van het Caribische deel van Nederland, en de Republiek Kroatië betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (Trb. 2013, 107).

Een toelichtende nota bij de Overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Caribische deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

Inleiding

Op 16 juli 2003 is Richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU 2003, L 157/38) (hierna: Richtlijn 2003/48/EG) in werking getreden. Op grond van deze Richtlijn 2003/48/EG zal gegevensuitwisseling plaatsvinden over rentebetalingen die worden verricht door uitbetalende instanties aan natuurlijke personen (uiteindelijk gerechtigden) die woonachtig zijn in een andere lidstaat. Gedurende een overgangsperiode past een drietal landen (Oostenrijk, België en Luxemburg) in plaats daarvan een bronheffing toe.

Richtlijn 2003/48/EG wordt conform artikel 17 per 1 juli 2005 door de huidige EU-lidstaten toegepast. Als gevolg van de toetreding tot de Europese Unie van de Republiek Kroatië per 1 juli 2013 dient dit land per diezelfde datum Richtlijn 2003/48/EG toe te passen. Ter completering van het spaartegoedennetwerk en ter handhaving van het zogenoemde «level playing field» gaat Kroatië ook bilaterale spaartegoedenverdragsrelaties aan met Aruba, Curaçao, Sint Maarten, het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), Guernsey, Jersey, Isle of Man, Anguilla, Montserrat, Turks and Caicos Islands, British Virgin Islands en Cayman Islands.

Richtlijn 2003/48/EG is in het Koninkrijk ten behoeve van het Caribische deel van Nederland omgezet in Hoofdstuk IX van de Belastingwet BES (Stb. 2010, 845).

Met het onderhavige op 26 juni 2013 te ‘s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag verplicht het Koninkrijk ten behoeve van het Caribische deel van Nederland zich automatisch gegevens uit te wisselen over rentebetalingen die worden verricht door een uitbetalende instantie gevestigd in het Caribische deel van Nederland aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van de Republiek Kroatië. De Republiek Kroatië verplicht zich in het onderhavige verdrag ertoe dat zij ook aan het Koninkrijk ten behoeve van het Caribische deel van Nederland automatisch gegevens zal verstrekken over rentebetalingen van een uitbetalende instantie, gevestigd in die lidstaat, aan een uiteindelijk gerechtigde, die inwoner is van het Caribische deel van Nederland.

Verloop van de onderhandelingen

Dit verdrag is gebaseerd op het in een eerder stadium, in samenwerking met de (voormalige) Nederlandse Antillen, opgestelde modelverdrag dat de tekst bevat voor de verdragen die worden gesloten met EU-lidstaten die meteen overgaan tot gegevensuitwisseling. Dit modelverdrag is destijds door de lidstaten van de EU besproken en goedgekeurd. Op basis van de tekst van dit model is het verdrag opgesteld en ondertekend.

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

Het verdrag legt het Koninkrijk ten behoeve van het Caribische deel van Nederland de verplichting op informatie uit te wisselen. Naar verwachting zullen de budgettaire gevolgen en de administratieve lasten voor het Caribische deel van Nederland gering zijn.

Koninkrijkspositie

Dit verdrag zal, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor het Caribische deel van Nederland gelden. Voor Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn afzonderlijke verdragen met de Republiek Kroatië gesloten.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemeen

Hierna zal de tekst van het verdrag worden toegelicht. Aan de toelichting is een tabel toegevoegd, waarin wordt verduidelijkt op welke artikelen van Richtlijn 2003/48/EG de artikelen van het verdrag zijn gebaseerd.

Briefwisseling

Voorafgaand aan de ondertekening van het verdrag dat het Koninkrijk ten behoeve van het Caribische deel van Nederland heeft gesloten met de Republiek Kroatië, heeft een briefwisseling tussen verdragspartners plaatsgevonden, waarin is bepaald dat het verdrag voorlopig zal worden toegepast per datum van toetreding tot de Europese Unie door de Republiek Kroatië, in het geval op dat moment nog niet de procedures voor ratificatie en bekrachtiging van het verdrag zijn afgerond.

Artikel 1

Artikel 1 bevat de algemene reikwijdte van het verdrag. Het verdrag geldt volgens het eerste lid slechts voor rentebetalingen door een uitbetalende instantie gevestigd in een van de verdragsstaten aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van de andere verdragsstaat.

Volgens het tweede lid geldt het verdrag alleen voor rentebetalingen op schuldvorderingen en heeft het geen gevolgen voor zaken die samenhangen met de belastingheffing van pensioenen of verzekeringsvoordelen.

Artikel 2

In artikel 2 worden verschillende termen gedefinieerd, waarbij voor de definities van uiteindelijk gerechtigde, uitbetalende instantie en rentebetaling wordt aangesloten bij de definities uit Richtlijn 2003/48/EG.

Artikel 3

Voor de vraag of een in het Caribische deel van Nederland gevestigde uitbetalende instantie gegevens moet bijhouden over de verrichte rentebetalingen, is van belang wie de uiteindelijk gerechtigde is en wat zijn woonplaats is. Het Nederlandse Ministerie van Financiën zal hiertoe volgens artikel 3, ten behoeve van het Caribische deel van Nederland, procedures vaststellen die voldoen aan de normen van artikel 3 van Richtlijn 2003/48/EG. Voor contractuele betrekkingen van vóór 1 januari 2004 zal de identiteit en woonplaats echter worden vastgesteld op basis van de informatie die de uitbetalende instantie heeft op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Stb. 2011, 613).

Artikel 4

Artikel 4 bevat de verplichting tot automatische gegevensuitwisseling. De verdragsstaten wisselen volgens het eerste lid met elkaar de gegevens uit die zijn genoemd in artikel 8 van Richtlijn 2003/48/EG op het moment dat de uitbetalende instantie in de ene verdragstaat is gevestigd en de uiteindelijk gerechtigde woonachtig is in de andere verdragstaat.

Het tweede lid bepaalt dat de gegevensuitwisseling automatisch van aard zal zijn. Gegevens over de rentebetalingen gedaan in een belastingjaar worden tenminste een keer per jaar en binnen zes maanden na afloop van dat belastingjaar uitgewisseld.

Artikel 16 van Richtlijn 2011/16/EU (PbEU 2011, L 64/1), betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG, bevat bepalingen betreffende de vertrouwelijkheid van informatie. Aangezien deze richtlijn niet van toepassing is op het Koninkrijk ten behoeve van het Caribische deel van Nederland, wordt in het derde lid bepaald dat de verdragsstaten de regels uit artikel 16 van Richtlijn 2011/16/EU zullen toepassen op de gegevensuitwisseling die plaatsvindt op basis van dit verdrag.

Artikel 5

Volgens dit artikel moeten de verdragsstaten voor de datum van toetreding tot de Europese Unie van de republiek Kroatië de noodzakelijke wijzigingen van wetten en andere regelingen hebben doorgevoerd om te voldoen aan de vereisten van dit verdrag.

Artikel 6

De tekst van artikel 16 van Richtlijn 2011/16/EU wordt als gevolg van artikel 6 opgenomen in een bijlage bij het verdrag. Deze bijlage vormt een integrerend onderdeel van het verdrag en is aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Artikel 7

Artikel 7 bepaalt het tijdstip van inwerkingtreding van het verdrag.

Artikel 8

Artikel 8 bepaalt de wijze waarop het verdrag kan worden opgezegd. Na een periode van 3 jaar na de inwerkingtreding kan het verdrag worden opgezegd. Opzegging dient minimaal 6 maanden voor het einde van het kalenderjaar te geschieden. In het daarop volgende kalenderjaar zal het verdrag niet meer van kracht zijn.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Tabel vergelijking artikelen verdrag met de Republiek Kroatië en Richtlijn 2003/48/EG

Verdrag

Richtlijn

Artikel 1

N.v.t.

Artikel 2

Artikel 2, 4, 5, 6 en 15

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 8 en 9

Artikel 5

Artikel 17

Artikel 6

N.v.t.

Artikel 7

N.v.t.

Artikel 8

N.v.t.

Naar boven