33 697 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeervoorschriften, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet in verband met de digitalisering van de handhaving van veelvoorkomende overtredingen (Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen)

Nr. 6 HERDRUK1 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 12 februari 2014

Inhoudsopgave

blz.

   

1. Inleiding

1

2. Ontvangen adviezen

5

3. Digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen

7

3.1 Overgang van papieren naar digitale feitgecodeerde handhaving Wahv en strafrecht

7

3.2 Mogelijk maken digitale handhaving

9

3.3 Mogelijkheid van foto’s bij Wahv-parkeerovertredingen

10

3.4 Alternatieven

11

4. Financiële paragraaf

12

4.1 Administratieve lasten

12

4.2 Implementatietraject

13

Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om op de opmerkingen van de leden van de verschillende fracties te reageren en de gestelde vragen te beantwoorden. Bij de beantwoording van de gestelde vragen is de indeling van het verslag zo veel mogelijk aangehouden. Waar dit de duidelijkheid ten goede komt, is een aantal vragen tezamen beantwoord.

1. Inleiding

Het verheugt mij dat de leden van de ChristenUnie-fractie de doelstellingen onderschrijven van het voorliggende wetsvoorstel om mogelijk te maken dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren veelvoorkomende overtredingen op straat digitaal kunnen handhaven om zo de handhaving kwalitatief te verbeteren en efficiënter te maken. Ik ben het met deze leden eens dat dit niet mag leiden tot aantasting van de rechtspositie van de betrokken burgers. Met hen acht ik het van belang dat e burger in de gelegenheid wordt gesteld om zich tijdig te kunnen verdedigen tegen het verwijt dat tegen hem wordt gemaakt. Het blijven bestaan van een kennisgeving in enige vorm is wat hen betreft dan ook nodig. Ook verheugt het mij evenzeer dat de leden van de PVV-fractie zich kunnen vinden in de doelstellingen van het wetsvoorstel. De leden van de D66-fractie geven daarnaast aan met belangstelling te hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij kunnen zich vinden in de wens van de regering om de administratieve lastendruk bij de politie te verminderen. Desalniettemin maken deze leden zich, evenals de leden van de SP-fractie en de leden van de PVV-fractie, enige zorgen over de gevolgen van de voorgestelde digitale handhaving voor het rechtsgevoel en de rechtspositie (verweermogelijkheden) van de burgers.

Met de leden van de verschillende fracties ben ik het eens dat bij elke vorm van handhaving de rechtsbescherming en het rechtsgevoel een belangrijke rol spelen. Bij de door mij voorgestelde digitale handhaving inzake veelvoorkomende overtredingen dient daarmee uitdrukkelijk rekening te worden gehouden. Het mag niet zo zijn dat de stroomlijning van de verwerking van de gegevens van de door de verbalisant geconstateerde overtreding door het werken met de PDA (personal digital assistant, PDA) en het achterwege laten van een papieren aankondiging van de beschikking, leidt tot aantasting van de verweermogelijkheden van de betrokkene. De door de leden van verschillende fracties geuite bezwaren tegen het volledig achterwege laten van de papieren bekeuring neem ik serieus. Ik heb daarom besloten om naast de voorgestelde digitalisering van de handhaving en het maken van foto’s door de verbalisant bij een geconstateerde parkeerovertreding eveneens te voorzien in het achterlaten van een standaardkennisgeving. Deze kennisgeving zal worden achtergelaten op het voertuig bij de constatering van een parkeerovertreding door de verbalisant wanneer de betrokkene niet aanwezig is. Zo is voor hem (of haar) meteen duidelijk dat hij een overtreding heeft begaan en dat hij daarvoor is bekeurd. Vervolgens kan de betrokkene, indien nodig, meteen en tijdig starten met het vergaren van bewijs. Enkele dagen later ontvangt de betrokkene de daadwerkelijke beschikking van het CJIB op de deurmat waarin de overtreding en de verdere omstandigheden van het geval zijn gepreciseerd. Op basis van deze beschikking kan hij ook, anders dan nu, de foto’s van de door de verbalisant geconstateerde parkeerovertreding opvragen om zijn zaak, bij eventuele indiening van verzet of beroep, nader te onderbouwen. Ik vertrouw er op dat ik met deze werkwijze de zorgen van de leden van deze fracties inzake de verweermogelijkheden van de burger, heb kunnen wegnemen. Daarnaast leidt de digitale handhaving tot kortere aanlevertermijnen en minder verwerkingsfouten door de verbalisant. Op deze wijze worden de voordelen van de digitale handhaving volledig benut en wordt tevens voorzien in een adequate, zo niet betere, rechtsbescherming van de betrokkene. Hiermee is meteen de proportionaliteit gegeven van de voorgestelde maatregelen, aangezien de beoogde digitalisering en de daarmee samenhangende efficiencywinst bij de politie de burger niet zal schaden in zijn verweermogelijkheden.

Van belang is verder dat de met dit wetsvoorstel voorgestelde digitalisering van de handhaving niets beoogt te wijzigen aan het uitgangspunt dat de betrokkene, indien mogelijk, staande wordt gehouden, maar alleen beoogt om de verwerking van de geconstateerde overtreding (verder) te stroomlijnen. Juist het persoonlijk contact tussen de opsporingsambtenaar en de betrokkene biedt de mogelijkheid toelichting te geven op de geconstateerde overtreding en de reactie die hier op volgt. Bij staandehoudingen is hier juist sprake van zodat de betrokkene meteen al weet dat hij een sanctie tegemoet kan zien voor hetgeen hem wordt verweten. Hierdoor is hij in de gelegenheid om direct zijn kant van het verhaal toe te lichten en kan de betrokkene ook al meteen starten met het vergaren van bewijs. Zijn verklaring wordt met de voorgestelde werkwijze na het geven van de cautie via de PDA opgenomen in het proces-verbaal. Bij eventueel in te stellen bezwaar of verzet kan deze verklaring bij de beoordeling van de zaak worden betrokken. Ik ben van mening dat in het licht van het voorgaande bij staandehoudingen een papieren aankondiging volledig achterwege kan blijven en dus ook het achterlaten van een standaardkennisgeving niet nodig is.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het verheugt mij dat ieder voorstel dat de buitengewoon opsporingsambtenaar helpt hun dagelijkse werkzaamheden op straat uit te voeren, op warme belangstelling van deze leden kan rekenen. Op de vragen van deze leden naar de ervaringen uit andere omringende landen waar digitaal wordt gehandhaafd, kan ik antwoorden dat van de ons omringende landen op dit moment alleen Frankrijk beschikt over een systeem van digitale handhaving op straat met een mobiel apparaat en een centrale landelijke registratie. Daar werd in 2009 het procès-verbal électronique (PVe) ingevoerd. De Franse nationale politie is er al mee uitgerust. Vanaf 2011 is de uitrol naar de gemeenten gaande, zodat ook de gemeentepolitie de elektronische bekeuring kan invoeren met behulp van PDA's. Het proces-verbaal wordt rechtstreeks doorgestuurd naar het landelijke centrum in Rennes dat de bekeuring naar het huisadres stuurt. Voor zover ik heb kunnen nagaan is in België (nog) geen sprake van digitale handhaving inzake veelvoorkomende overtredingen. In Duitsland en Engeland/Wales wordt de aanpak in veel gevallen decentraal door gemeenten, «Kreis» of politiedistricten ontwikkeld en ingevoerd, zowel door politie- als verkeersdiensten. Daarvan wordt het meeste gebruik gemaakt bij parkeerovertredingen. Het is hoe dan ook lastig een actueel overzicht van de stand van zaken voor deze landen te verkrijgen, maar vanaf 2011 zijn diverse ontwikkelingen gaande. Zo is de politie van de Duitse deelstaat Hessen onlangs overgegaan op digitale handhaving met smartphones en is de politie van Noordrhein-Westfalen bezig met testen om de elektronische bekeuring en transactie -betaling in te voeren. Sinds 2006 zijn daarnaast bij de Londense Grootstedelijke politie PDA’s in gebruik voor veelvoorkomende (verkeers) overtredingen, waarbij de informatie wordt gestuurd naar de Traffic Criminal Justice Unit. Hierdoor kunnen in Londen meer verkeersovertredingen worden bestraft, tegen de helft van de kosten. Mij is verder niet bekend hoe het publiek in genoemde landen in het algemeen op het gebruik van digitale handhavingsmethoden reageert. Hetzelfde geldt voor wat betreft de verschillen in juridische procedures.

Het verheugt mij dat de leden van de PvdA-fractie de visie van de regering delen dat de digitalisering bij de handhavingstaken van de politie en andere opsporingsambtenaren niet kan uitblijven. Juist omdat voor een deel al gebruik wordt gemaakt van digitale handhaving zoals bij de handhaving van parkeerbelasting en door camera’s geconstateerde roodlicht- en snelheidsovertredingen. Zij merken op dat in het wetsvoorstel wordt gesproken over veelvoorkomende overtredingen en vragen aan welke overtredingen dient te worden gedacht. De veelvoorkomende overtredingen waar dit wetsvoorstel op ziet betreffen gedragingen die worden afgedaan op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: Wahv), de strafbare feiten die worden afgedaan met een strafbeschikking in de zin van het Wetboek van Strafrecht en de gemeentelijke naheffingen indien de parkeerbelasting niet is voldaan. Op het terrein van de Wahv valt te denken aan feiten welke zijn genoemd in de bijlage, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van deze wet, zoals het kenteken niet behoorlijk zichtbaar hebben op of aan het motorrijtuig of als bestuurder van een voertuig parkeren op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. Veelvoorkomende overtredingen die met een strafbeschikking worden afgedaan betreffen de feiten als genoemd in de bijlage bij het Besluit OM-afdoening. Te denken valt aan veroorzaken van rumoer of burengerucht waardoor de nachtrust kan worden verstoord of het overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op andere dan opgegeven transportdatum plaatsvindt. Voor een volledig overzicht verwijs ik deze leden naar de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen van het Openbaar Ministerie. Deze is te downloaden op www.om.nl .

Met de leden van de SGP-fractie onderschrijf ik de voordelen van de voorgestelde digitale handhaving als het gaat om de snelheid van afhandeling van boetes en de vereenvoudiging van de handelingen aan de kant van de bevoegde opsporingsambtenaren. Wel vragen deze leden aan de regering om te verduidelijken wat precies wordt bedoeld met het streven om «op termijn» in heel het land uitsluitend digitaal te handhaven. Het klopt dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat mijn streven is om op termijn in heel het land veelvoorkomende overtredingen digitaal te handhaven. Dit wetsvoorstel maakt hier enkel en alleen de juridische weg voor vrij door wettelijk vast te leggen dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren veelvoorkomende overtredingen digitaal kunnen handhaven. Het handhaven met de PDA wordt dus, in verband met een gefaseerde invoering, niet voorgeschreven. Met het realiseren van volledige digitale handhaving in heel het land wordt in het kader van dit wetsvoorstel niet gedoeld op ALLE handhavingsprocessen in het land, maar alleen het volledig realiseren van de digitale bonnenstromen binnen de politie. In het kader van het project Mobiel Effectief Op Straat (verder: MEOS2) dat zich richt op de praktische inrichting van digitaal handhaven op straat, is het streven om te voorzien in het opleveren van een digitale bonnenapplicatie in de loop van 2014. Vervolgens zal deze landelijke invoering gefaseerd verlopen bij de eenheden van de Nationale Politie waarbij het streven is om dit proces in 2015 af te ronden. Het wetsvoorstel biedt ruimte aan deze gefaseerde invoering van de bonnenapplicatie doordat aan de bevoegde ambtenaar een discretionaire bevoegdheid is gegeven zodat hij op de plaatsen waar na de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel nog niet digitaal kan worden gehandhaafd, gebruik kan en zal blijven maken van de papieren bekeuring.

Het verheugt mij dat de leden van de CDA-fractie de mening van de regering delen dat het voorstel past binnen het huidige tijdperk dat zich kenmerkt door automatisering en digitalisering. Ook doet het mij genoegen dat deze leden menen dat de voordelen van de digitale handhaving ruimschoots opwegen tegen de in de memorie van toelichting genoemde nadelen. Desalniettemin hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen. Zij lezen dat de bewijspositie van de burger onder andere wordt versterkt door het verkorten van de aanlevertermijnen zodat deze de beschikking sneller ontvangt. Zij vragen verder welke garanties er zijn dat de aanlevertermijnen daadwerkelijk worden verkort van thans zestien dagen naar straks zeven dagen. In het verlengde daarvan vragen deze leden of de communicatie naar de burger voldoende helder is. Bij de digitale handhaving van veelvoorkomende overtredingen zit minder tijd tussen de constatering van de (buitengewoon) opsporingsambtenaar op straat en de aanlevering van de gegevens bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Bij de digitale handhaving wordt niet meer het verkort proces-verbaal oftewel de papieren combibon ingevoerd, maar worden dezelfde gegevens direct ingevoerd in een PDA. Dit betekent dus dat anders dan bij de papieren bon dat het proces-verbaal niet meer hoeft te worden overgetypt door de verbalisant in de back office van de opsporingsinstantie. Thans betreft deze aanlevertijd inderdaad zestien dagen. De verwachting is dat deze aanlevertijd door de inrichting van het proces en ondersteuning van de techniek sterk gereduceerd gaat worden naar zeven dagen straks. Een absolute garantie is niet te geven. Wel blijkt uit de huidige praktijk dat door de verkeershandhavingsteams een termijn van zeven dagen haalbaar is wanneer digitaal wordt geschreven. Door verder, conform de wensen van de leden van verschillende fracties, te voorzien in een standaardkennisgeving, het vastleggen van parkeerovertredingen met foto’s door de verbalisant die door de betrokkene opvraagbaar zijn en het feit dat op de uiteindelijke beschikking die de betrokkene van het CJIB ontvangt (net als nu) staat uitgelegd hoe de betrokkene dient te handelen op het moment dat hij het niet eens is met de ontvangen beschikking, ben ik van oordeel dat adequaat en helder wordt voorzien in communicatie met de betrokkene.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het verheugt mij zeer dat zij de gedachte steunen van de voorgestelde digitale handhaving. Op de vragen van deze leden zal ik verderop in deze memorie ingaan.

2. Ontvangen adviezen

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de meeste kritiek van de geconsulteerde organisaties ziet op het laten vervallen van de papieren bon als aankondiging van de later per post toegezonden feitelijke beschikking bij de constatering van een overtreding. Het verwijt is dat hierdoor de betrokkene die de boete krijgt kan worden aangetast in zijn verweermogelijkheden. Deze leden vragen de regering hier inhoudelijk op in te gaan. Verder merken zij op dat het laten vervallen van de papieren bon het doel van de boete (namelijk het voorkomen van herhaling) kan tegenwerken. De leden van de D66-fractie vinden dat de regering onvoldoende is ingegaan op de opmerkingen van de Raad voor de Rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Orde van Advocaten en de Afdeling advisering van de Raad van State over de gevolgen van het afschaffen van de papieren bon voor de verweerpositie van de betrokkene. In het verlengde daarvan vragen deze leden en de leden van de PvdA-fractie of de regering het met hen eens is dat de burger door het laten vervallen van de papieren aankondiging van de beschikking pas zeven dagen later wordt geconfronteerd met een bekeuring en dit derhalve tot irritatie en een toename van bezwaarschriften kan leiden. Verder vragen de leden van de D66-fractie om extra toelichting op de door de Rvdr geconstateerde werklastgevolgen van het wetsvoorstel. Uiteraard ben ik het met de leden van de PvdA-fractie en de leden van de D66-fractie eens dat het voorliggende wetsvoorstel het vertrouwen van de burger in de overheid en in het bijzonder het vertrouwen in de digitale handhaving niet mag schaden. De vragen van deze leden zijn gerelateerd aan de gevolgen van de voorgestelde digitale handhaving voor de rechtspositie van de betrokkene verwijs ik naar hetgeen ik in paragraaf 1 hierover heb opgemerkt. Van een lastenverzwaring bij de rechtspraak is geen sprake. Door mijn voorstel voor het achterlaten van een standaardkennisgeving op het voertuig wanneer de betrokkene niet aanwezig is, kan deze tijdig bewijs vergaren. Juist de combinatie van deze kennisgeving en de voorgestelde digitale handhavingswijze zorgt ervoor dat de rechtspositie van de burger onaangetast blijft.

De leden van de D66-fractie willen verder een reactie van de regering op de opmerking van de Raad van Korpschefs en het Korpsbeheerdersberaad dat de efficiencywinst van 115 fte voorbarig is en het wetsvoorstel extra kosten met zich meebrengt die in de memorie van toelichting niet tot uitdrukking komen. Graag wil ik benadrukken dat het wetsvoorstel het mogelijk maakt dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren veelvoorkomende overtredingen op straat digitaal kunnen handhaven. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om digitale handhaving bij de politie en gemeenten te kunnen realiseren. De specifieke kosten en baten die aan dit wetsvoorstel zijn gekoppeld, zijn dan ook bescheiden. De uiteindelijk verwachte efficiencywinst van 115 fte treedt pas in op het moment dat volledige digitale handhaving van veelvoorkomende overtredingen is gerealiseerd. Hiermee doel ik, zoals ik eerder aangaf in paragraaf 1, op het landelijk opleveren van de digitale bonnenapplicatie in het kader van het MEOS2 en wanneer de volledige uitrol van de PDA’s binnen de politie is afgerond. De efficiencywinst van 115 fte wordt door een proef in de politieregio Rotterdam-Rijnmond en een door het adviesbureau Andersson Elffers Felix uitgevoerde quick scan naar de gevolgen van de digitalisering voor de gehele afhandeling van Wahv-beschikkingen en strafbeschikkingen afdoende onderbouwd en is in dat kader niet voorbarig. De geraamde lastenvermindering van tien minuten per bon als gevolg van het niet hoeven uitreiken van een bon is gekoppeld aan MEOS2 en niet aan het voorstel zelf. Dit project richt zich namelijk op de praktische inrichting van digitaal handhaven door de politie op straat met een PDA al maakt het wetsvoorstel hier uiteraard wel de weg voor vrij. Het streven is om de landelijk invoering van de digitale handhaving van veelvoorkomende overtredingen middels de bonnenapplicatie in 2015 af te ronden. Vanaf dat moment kan de efficiencywinst bij de Politie worden gerealiseerd.

Het ligt in de rede dat de «extra kosten» waar de Raad voor de Korpschefs en het Korpsbeheerdersberaad in hun advies over spreken zien op de kosten van het verstrekken van de PDA’s, het realiseren van de Digibonapplicatie en het verstrekken van opleidingen. Deze kosten vallen niet onder de reikwijdte van het voorstel, maar binnen de scope van MEOS2. Daarnaast is de financiering van deze kosten al geregeld.

Deze leden vragen voorts of de regering wil ingaan op de opmerking van de Rvdr over het elektronisch proces-verbaal. Het klopt dat de Rvdr in zijn advies vraagt hoe de door de bevoegde ambtenaar in de PDA neergelegde waarneming van de geconstateerde overtreding zich verhoudt tot de wettelijke eisen die worden gesteld aan een proces-verbaal wanneer sprake is van verzet als bedoeld in de artikelen 257e en 257f van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv). De gegevens uit de combibon voldoen aan de wettelijke vereisten die worden gesteld in de artikelen 152 en 153 Sv en de voorwaarden uit het Besluit elektronisch proces-verbaal (Stb. 2011, nr. 15). De ambtenaren, bedoeld in artikel 141 en 142 Sv, maken een proces-verbaal op van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden (152 Sv). Dit betreft onder andere ambtenaren van politie (141 Sv) en buitengewoon opsporingsambtenaren in de zin van 142 Sv. Op basis van artikel 153, tweede lid, Sv is het mogelijk om een proces-verbaal op te maken en te verzenden langs de elektronische weg. In de PDA worden straks exact dezelfde gegevens opgenomen als de gegevens die thans worden neergelegd in de papieren combibon die nu digitaal via de Transactiemodule wordt aangeleverd bij het CJIB alvorens de beschikking verzonden wordt naar de betrokkene. Verder biedt de waarneming, waarvan de ingevoerde gegevens een resultante zijn inzake de door de verbalisant geconstateerde overtreding, in de PDA volgens vaste jurisprudentie van het Hof te Leeuwarden in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht (arrest Hof Leeuwarden, LJN: BD5658).

Ook lezen de leden van de D66-fractie dat de volgende fase van de digitalisering van de handhaving zal zijn dat in een PDA met de functionaliteit van een digitale of elektronische handtekening wordt voorzien. In antwoord op hun vraag wanneer deze fase naar verwachting zal worden afgerond, merk ik op dat medio november 2013 het conceptwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken in consultatie is gegaan. Dit wetsvoorstel beoogt het gebruik van de digitale processtukken te faciliteren en te kanaliseren en voorziet onder andere in een regeling voor de integriteit van het elektronisch ondertekenen en waarmerken van processtukken, waaronder het proces-verbaal van de ambtenaar. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de ontwikkelingen op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie bieden voor opsporingsambtenaren om een proces-verbaal in elektronische vorm op te stellen en vast te leggen. Naar verwachting duurt het tot zeker 2016 voordat de PDA’s van de (buitengewoon) opsporingsambtenaren zijn voorzien van de functionaliteit van een elektronische handtekening, aangezien het conceptwetsvoorstel digitale processtukken daarvoor van belang is.

De leden van de SGP-fractie vragen tot slot wat wordt gedaan om het maken van fouten bij het digitaal invoeren van (kenteken)gegevens in de PDA zo veel mogelijk tegen te gaan. Ik wil vooropstellen dat het invoeren van gegevens mensenwerk is en blijft, evenals nu bij het schrijven van een papieren bon. Het is derhalve aan de professionaliteit van de opsporingsambtenaar om zorg te dragen voor nauwkeurige invoering van gegevens in de PDA. Wat betreft het scannen van kentekens zal naar verwachting het aantal fouten nihil zijn. Bij handmatige invoer van een kenteken is het niet helemaal uit te sluiten dat er een invoerfout zal optreden. Van een verbalisant wordt verwacht dat hij of zij zorgvuldig gegevens invoert. Het komt thans sporadisch voor dat er een onjuist kenteken in een digitale bon wordt ingevoerd. Gesteld kan worden dat bij fysieke bonnen vaker een onjuist kenteken wordt opgeschreven, althans dat het genoteerde kenteken slecht of onleesbaar is door een slecht handschrift. Dat laatste wordt voorkomen door het digitale handhaven. Door het scannen van ID documenten kunnen geen fouten optreden bij het vastleggen van de personalia. Door middel van GPS worden de juiste straatnamen gepresenteerd. Voor een groot aantal feitgecodeerde zaken zijn verder inmiddels vaste opties, variabelen en/of tekstblokken geformuleerd. Dit alles maakt dat de kans op het maken van fouten aanmerkelijk kleiner zal zijn dan bij handgeschreven combibonnen. Daarnaast wordt een onvolledig ingevoerde bon niet geaccepteerd door het systeem.

3. Digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen

3.1 Overgang van papieren naar digitale feitgecodeerde handhaving Wahv en strafrecht

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de verwachting is dat de verwerking van de beschikking bij het CJIB sneller zou kunnen. Zij vragen hoeveel snelheidswinst hiermee te boeken is en of er voldoende capaciteit voor is bij het CJIB. De leden van de SGP-fractie vragen voorts hoeveel tijd het duurt voor de bon bij de betrokkene wordt bezorgd nadat de beschikking is aangeleverd bij het CJIB. Daarbij wijzen deze leden erop dat volgens artikel 4 Wahv de wettelijke termijn voor het toezenden van een beschikking aan de betrokkene vier maanden bedraagt. Zij merken derhalve op of het geen aanbeveling verdient om deze termijn te verkorten. In reactie op deze vragen en opmerkingen wijs ik er op dat bij de voorgestelde handhaving met een digitale combibon minder tijd zit tussen de constatering op straat door de verbalisant en het moment dat de zaakgegevens via de Transanctiemodule worden aangeleverd bij het CJIB. Door digitaal schrijven wordt deze aanlevertijd verkort van thans landelijk gemiddeld zestien dagen naar straks zeven dagen, tengevolge waarvan de burger de beschikking van het CJIB met de acceptgirokaart sneller thuis zal ontvangen. De voorgestelde werkwijze verkort niet de verwerkingstijd van de gegevens door het CJIB, deze blijft hetzelfde. Daar zit dus geen snelheidswinst als gevolg van dit wetsvoorstel. De termijn als bedoeld in artikel 4 Wahv blijft ook in de nieuwe situatie noodzakelijk. Het komt voor dat mensen een verkeerd adres opgegeven, verkeerd staan geregistreerd en/of zijn verhuisd. Er is dus een ruimere termijn nodig om de beschikking die bijvoorbeeld onbestelbaar retour komt opnieuw naar het juiste adres te versturen. Voorkomen moet worden dat men op deze wijze onder een beschikking uit zou kunnen komen. Daarnaast houdt deze termijn verband met de mogelijkheid van verhuurders om zich te disculperen van een opgelegde sanctie conform artikel 8 Wahv. Hierbij wordt de initiële beschikking op naam van de verhuurder vernietigd en een nieuwe beschikking naar de huurder van het voertuig gestuurd. Een verhuurder kan tot zes weken na toezending verzoeken tot het overzetten van de beschikking.

In antwoord op de vragen van deze leden of er aanvullende beveiliging aanwezig is op de PDA wijs ik er op dat door de Nationale Politie een aantal aanvullende beveiligingsmaatregelen wordt genomen die waarborgen dat de exclusiviteit en integriteit van de informatie wordt gegarandeerd. Onderdeel hiervan is bijvoorbeeld het mobile device managementsysteem dat bij verlies van de smartphone door een agent de betreffende smartphone op afstand uitzet en ook de inhoud van dat toestel wist. Dergelijke maatregelen worden toegepast in combinatie met de bestaande beveiliging rond de informatiesystemen van de politie, zoals de noodzaak voor identificatie en autorisatie als agenten toegang willen krijgen via hun smartphone.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering verwacht dat het werken met de PDA kan leiden tot minder bezwaar- en verzetzaken, omdat minder verwerkingsfouten worden gemaakt. Deze leden vragen of de regering ook verwacht dat hierdoor de betalingsbereidheid van de betrokken burgers zal toenemen. Het betaalgedrag wordt in zijn algemeenheid bepaald door de financiële situatie van de overtreder en, in mindere mate, door de mate van acceptatie van een boete. Ik verwacht dat doordat het aantal beschikkingen dat fouten bevat vermindert, het achterlaten in de toekomst van een standaardkennisgeving en men ook eerder wordt geconfronteerd met de boete door de bovengenoemde verkorting van de aanlevertijd van de beschikking dat de acceptatie van de boete wordt vergroot en in het verlengde daarvan de betalingsbereidheid eveneens zou kunnen toenemen.

De leden van de PVV-fractie lezen in de toelichting dat de PDA uitval van zaken beperkt, in vergelijking met de papieren combibon. Deze leden vragen hoeveel zaken dit betreft. Bij de digitale handhaving wordt niet meer de papieren combibon ingevuld, maar worden dezelfde gegevens direct in een PDA ingevoerd. Het gebruik van de PDA zorgt voor meer correct en volledig opgemaakte processen-verbaal en leidt tot een afname van onnauwkeurigheden bij het overnemen van gegevens uit geautomatiseerde bestanden. Door het gebruik van de PDA horen verder problemen met onleesbare handschriften of verschrijvingen tot het verleden. Mijn verwachting is dat door het werken met de PDA bovenstaande kwaliteitsverbetering gaat plaatsvinden waardoor de uitval van zaken kan worden beperkt. Het is echter niet mogelijk om op voorhand aan te geven hoeveel zaken dat gaat betreffen. Uit de uitvoeringstoets blijkt wel dat naar verwachting de aantallen verzoeken om aanvullingen t.a.v. de parkeerovertredingen door het OM aan de Nationale politie gaan dalen, omdat deze parkeerfeiten completer en beter worden aangeleverd.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat zich ook op een PDA verschrijvingen door de opsporingsambtenaar kunnen voordoen en vragen welke verweermogelijkheden er dan zijn. De leden van de CDA-fractie lezen verder in het voorstel dat het voor de verbalisant mogelijk blijft om eventuele foutieve gegevens te wijzigen. Deze leden vragen hoe kan worden verzekerd dat hier geen manipulatie/falsificatie van gegevens plaatsvindt. Een absolute verzekering is hier niet te geven. Eerder heb ik al opgemerkt dat het invoeren van gegevens, evenals nu bij het schrijven van een papieren bon, mensenwerk is en blijft. Het is dan ook aan de professionaliteit van de opsporingsambtenaar om zorg te dragen voor nauwkeurige invoering van gegevens in de PDA en om enkel eventuele foutieve gegevens te wijzigen in de back office indien dat noodzakelijk is. Ik ga uit van deze professionaliteit van de opsporingsambtenaar. Overigens verandert de komst van de PDA hierin niets ten opzichte van de huidige situatie. Ook de papieren variant kan worden gemanipuleerd door de verbalisant. Daarnaast worden verschillende maatregelen genomen om de kans op eventuele verschrijvingen zoveel mogelijk te minimaliseren door gebruik te maken van de mogelijkheden die de voorgestelde digitale handhaving biedt (paragraaf 2). Wellicht ten overvloede, maar de zaak is, net als thans, vernietigbaar indien sprake is van foutief ingevoerde gegevens door de verbalisant. De verweermogelijkheden van de betrokkene zijn dan ook gelijk aan nu in de gegeven situatie.

3.2 Mogelijk maken digitale handhaving

De leden van de D66-fractie delen de mening van de regering dat juist het persoonlijk contact tussen de opsporingsambtenaar en de betrokkene de gelegenheid biedt om toelichting te geven op de geconstateerde overtreding. Met hen ben ik van mening dat ook het rechtsgevoel en de rechtsbescherming van de burger een belangrijke rol spelen bij elke vorm van handhaving. In hun ogen zou de politie met een geregistreerde waarschuwing een middel krijgen om effectiever op te kunnen treden en zou de burger meer rechtvaardigheid worden gegeven. Derhalve vragen deze leden of de regering bereid is om de mogelijkheid van deze optie op te nemen in het digitale handhavingssysteem. Het volgen van een sanctie op een geconstateerde overtreding is een belangrijk uitgangspunt bij elke vorm van handhaving. Er is geen aanleiding om de opname van een geregistreerde waarschuwing in het digitale handhavingssysteem te overwegen. Ik ben van mening dat als iemand een verkeersovertreding begaat, daar een sanctie op dient te volgen en in principe ook voor iedereen een gelijke sanctie (rechtsgelijkheid). Een politieagent heeft al de discretionaire bevoegdheid om vanuit zijn professionaliteit te kiezen voor een waarschuwing in plaats van het uitschrijven van een boete. Hij is degene die het best kan beoordelen wat in een specifieke situatie de juiste interventie is. Voor de toekomstige smartphones en daarop geplaatste Digitale bonnenapplicatie is dan ook niet voorzien in een waarschuwingenregistratie.

De leden van de SGP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het voorstel niets beoogt te veranderen aan het uitgangspunt dat de betrokkene zo mogelijk wordt staandegehouden. Tegelijkertijd constateren zij dat de tekst van het wetsvoorstel stelt dat een aankondiging kan worden uitgereikt. Dit leidt wat hen betreft tot onduidelijkheid. Deze leden vragen daarom waar het uitgangspunt van staande houden is vastgelegd in de wet en of dit niet beter dient te worden verankerd in de tekst van de wet. Deze leden lezen goed dat het wetsvoorstel niets af doet aan het uitgangspunt dat de betrokkene, indien mogelijk, staande wordt gehouden. De voorgestelde digitale handhaving beoogt enkel de verwerking van de geconstateerde overtreding verder te stroomlijnen. Het uitgangspunt van staandehouding, indien mogelijk, is thans wettelijk vastgelegd in artikel 4, tweede lid, eerste volzin van de Wahv en luidt: «Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig». Met het voorgestelde artikel I wordt hieraan geen afbreuk gedaan. In artikel I wordt voorgesteld om deze volzin te schrappen en een nieuw derde lid in te voegen, luidende: «Een aankondiging van een beschikking kan worden uitgereikt tot degene tot wie zij zich richt of kan worden achtergelaten in of aan het motorrijtuig». Hiermee wordt mogelijk gemaakt dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren veelvoorkomende overtredingen op straat digitaal kunnen handhaven. Deze «kan-bepaling» is noodzakelijk in verband met de gefaseerde en zorgvuldige overgang van papieren naar digitale handhaving en maakt het mogelijk dat de opsporingsambtenaar op de plaatsen waar na de datum van inwerkingtreding nog niet digitaal wordt gehandhaafd, hij gebruik kan blijven maken van een papieren bekeuring.

De voorgestelde wijziging van artikel 4 Wahv verandert dus niets aan het feit dat, indien mogelijk, de betrokkene wordt staandegehouden. Waar het om gaat is dat de opsporingsambtenaar op basis van het voorgestelde artikel 4, derde lid, Wahv, geen papieren aankondiging van de beschikking meer hoeft te overhandigen bij staandehouding, maar digitaal kan handhaven via de PDA. Uiteraard zal de opsporingsambtenaar een standaardkennisgeving achterlaten op het voertuig wanneer de betrokkene niet aanwezig is. Verheldering van de wettekst acht ik derhalve niet nodig.

3.3 Mogelijkheid van foto’s bij Wahv-parkeerovertredingen

De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de foto’s die bij parkeerovertredingen door de verbalisant kunnen worden toegevoegd aan het dossier. Deze leden lezen niet terug dat het maken van foto’s bij parkeerovertredingen verplicht is voor de verbalisant. Daarnaast constateren de leden van de PvdA-fractie, de leden van de SP-fractie en de leden van de Christenunie-fractie dat het ontbreken van een foto door een technische storing van de PDA niet direct leidt tot vernietiging van de zaak. Zij vragen zich af hoe de betrokkene zich vervolgens kan verweren en (tijdig) bewijs kan vergaren als ook geen bekeuring is uitgeschreven. Bij het constateren van parkeerovertredingen waarbij de betrokkene niet aanwezig is bij de overtredingssituatie, dient de (buitengewoon) opsporingsambtenaar de feitelijke situatie van de geconstateerde parkeerovertreding adequaat vast te leggen door het maken van foto’s. Volgens de vaste jurisprudentie van het Hof te Leeuwarden bieden de door de verbalisant ingevoerde gegevens in de PDA in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht (bijv. arrest Hof Leeuwarden, LJN: BD5658). In die zin vormen het al of niet aanwezig zijn van foto’s geen juridisch noodzakelijk voorwaarde om een beschikking in rechte te handhaven. Bovengenoemde leden merken wel terecht op dat indien door het ontbreken van foto’s of wanneer een foto de feitelijke situatie niet adequaat heeft weergegeven en dit voor de officier van justitie of rechter reden is om te twijfelen aan de juistheid van de waarneming door de verbalisant, dit kan leiden tot vernietigen van de zaak. Zoals ik eerder heb opgemerkt onderschrijf ik, evenals deze leden, het belang van de bewijspositie en rechtsbescherming van de betrokkene. De standaardkennisgeving komt aan dit belang tegemoet en ik verwijs dan ook naar hetgeen hierover al aan de orde kwam.

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het belangrijk is dat foto’s opgevraagd kunnen worden. Zij merken daarbij, evenals de leden van de ChristenUnie-fractie, op dat bij snelheidsovertredingen en bij roodlichtcontroles het bewijs meestal eenduidig is. De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre het risico is meegewogen dat door de voorgestelde werkwijze bij de digitale handhaving van veelvoorkomende overtredingen meer discussie kan ontstaan over het al dan niet terecht zijn van het opleggen van de (verkeers)boete. In reactie hierop kan ik zeggen dat dit risico is meegewogen. Het gaat in het merendeel van de gevallen echter om eenvoudig en gemakkelijk vast te stellen feiten; men heeft een blauwe schijf op het dashboard liggen of niet, men staat op een invalideplek of niet. Bovendien voorziet dit wetsvoorstel er in dat anders dan nu er door de verbalisant een foto wordt gemaakt van de betreffende overtredingssituatie. Deze feitelijke vastlegging borgt een juiste voorstelling van zaken.

3.4 Alternatieven

In het algemeen maken leden van meerdere fracties verschillende opmerkingen over het alternatief van de standaardkennisgeving en het alternatief van de miniprinter met het oog op de rechtspositie en het rechtsgevoel van de burger. In deze vragen heb ik aanleiding gezien te voorzien in het achterlaten van een standaardkennisgeving. Graag verwijs ik deze leden in antwoord op de door hen gestelde vragen naar hetgeen over de standaardkennisgeving aan de kwam in paragraaf 1. Verder zien de leden van de VVD-fractie het juist dat de betrokkene deze gedigitaliseerde beschikking nog wel in een papieren vorm op de deurmat krijgt. De beschikking die het CJIB aan de betrokkene verstuurt is in papieren vorm met een aangehechte acceptgiro waarop het boetebedrag staat vermeld en dat blijft zo. Dit wetsvoorstel voorziet alleen in het juridisch mogelijk maken dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren digitaal kunnen handhaven bij veelvoorkomende overtredingen en heeft geen betrekking op de wijze waarop de kennisgeving vervolgens door het CJIB wordt verstuurd aan de betrokkene.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom niet is gekozen voor digitale handhaving in combinatie met het via een mobiel apparaat printen van een papieren kennisgeving om tegemoet te komen aan het rechtsgevoel van de burgers. Deze leden vragen of er omringende landen zijn waar digitaal wordt gehandhaafd met gebruik van de printbon. Daarnaast vragen zij of is onderzocht of de miniprinter kan worden geïntegreerd in de PDA waarop de boete wordt uitgeschreven, zodat geen sprake is van extra apparatuur op de koppel van de opsporingsambtenaar. Het alternatief van de miniprinter blijf ik, evenals de politie en onder meer de leden van de PVV-fractie, de leden van de SP-fractie en de leden van de VVD-fractie, op dit moment onhaalbaar vinden vanuit financieel en praktisch oogpunt. De kosten van de miniprinters betreffen op basis van de uitvoeringstoets op jaarbasis 5,4 miljoen euro. Met name het onderhoud en de aanschaf hiervan betreffen een aanzienlijke kostenpost (4,8 miljoen euro). Het klopt dat thans parkeerwachters een miniprinter bij zich dragen. Deze buitengewoonopsporingsambtenaren hebben meer ruimte op hun koppel dan de opsporingsambtenaren van de politie. Het mag echter niet zo zijn dat een opsporingsambtenaar, gelet op zijn ruimere handhavingstaken, in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt door het hangen van een miniprinter aan zijn koppel. De ruimte op deze koppel is al beperkt en een dergelijke printer is ook lastig vast te maken aan de koppel van de opsporingsambtenaar. Daarnaast leidt ook integratie van een miniprinter in de PDA tot een groot apparaat aan de koppel. Verder zijn mij geen voorbeelden bekend van andere landen waarin digitaal wordt gehandhaafd met gebruik van een miniprinter voor het eveneens uitdraaien van een papieren printbon.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken verder op dat voor de betrokkene die staande wordt gehouden het zonder proces-verbaal niet goed mogelijk is om ter plaatse de juistheid van de weergave door de verbalisant te controleren van het relaas van de verdachte omtrent het gebeuren. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de verdachte inzage krijgt in de manier waarop zijn verklaring is vastgelegd en of dit kan leiden tot aanvullingen of correcties van de verklaring c.q. het proces-verbaal. In het verlengde daarvan vragen deze leden in hoeverre de situatie bij digitale handhaving afwijkt van de situatie waarin (nog) geen sprake is van digitale handhaving. In reactie op de gestelde vragen van deze leden geldt in zijn algemeenheid dat sinds het arrest van het Hof Leeuwarden van begin dit jaar (ECLI:NL:GHARL:2013:BY8163) ook in Mulder zaken een cautie moet worden gegeven voorafgaand aan het verzoek om een verklaring. De betrokkene hoeft dus niets te verklaren. Mocht hij wel een verklaring willen geven dan kan deze ter plekke bij de verbalisant worden geverifieerd. Ook in de nieuwe situatie zal een verbalisant de betrokkene evenals nu vragen of hij de verklaring van de betrokkene juist heeft weer gegeven. Die inzage kan ook bij een PDA worden verschaft en zo nodig terstond worden aangepast. De situatie is in die zin niet verschillend ten opzichte van de huidige handhaving met de papieren bon. Daarnaast weet de betrokkene bij staandehoudingen juist primair, zoals reeds aangegeven (paragraaf 1), door het contact met de opsporingsambtenaar dat hij een sanctie tegemoet kan zien voor hetgeen hem wordt verweten en kan hij meteen bewijs vergaren. Bij staandehoudingen wordt in de nieuwe situatie dus wel degelijk de mogelijkheid geboden aan de betrokkene om aanstonds zijn verklaring in het proces-verbaal te verifiëren en hij wordt dan ook niet geschaad in zijn verweermogelijkheden. Gelet op het voorgaande kan bij staandehoudingen een papieren aankondiging evenals een standaardkennisgeving achterwege blijven.

4. Financiële paragraaf

4.1 Administratieve lasten

Wat betreft het verzoek van de leden van de D66-fractie om extra toelichting op door de Rvdr geraamde extra lastenverzwaring bij de rechtspraak als gevolg van de voorgestelde digitale handhaving en de twijfels van de politieberaden over de efficiencywinst van 115 fte bij de politie, verwijs ik naar hetgeen hierover in paragraaf 2 al is geschreven. Deze leden vragen net als de leden van de PVV-fractie en de leden van de SGP-fractie verder om extra toelichting op de in de memorie niet meegenomen extra kosten, zoals de kosten voor de PDA’s en de ICT-systemen bij de politie. Inmiddels hebben al duizenden politieagenten een PDA. Het streven is dat binnen afzienbare tijd alle politieagenten de beschikking hierover hebben. De kosten hiervan zijn al gedekt. Het programma MEOS2 heeft (zoals eerder aangegeven in paragraaf 2) als scope het opleveren van onder andere de digitale bonnen applicatie (bij Politie en CJIB) waarmee een digitale bon kan worden toegepast. In de scope van MEOS zit ook de opleiding van de politieagenten. Aan de ICT bij het OM hoeven daarnaast geen aanpassingen te worden doorgevoerd. Lastenverzwaring bij andere onderdelen van de justitiële keten zijn voorts niet aan de orde.

Verder vragen de leden van de D66-fractie of de regering een berekening wil toesturen aan de Kamer waarin de kosten en opbrengsten van het wetsvoorstel helder in kaart worden gebracht waarin specifiek tot kan worden aangegeven of het wetsvoorstel geld kost of juist oplevert. Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie aan de regering om de uitvoeringstoets waarin deze kosten zijn onderbouwd aan de Kamer toe te sturen. De specifieke kosten en baten van dit wetsvoorstel zijn bescheiden. De uiteindelijk verwachte efficiencywinst van 115 fte vloeit voort uit de algehele digitalisering. Hiermee doel ik, zoals eerder opgemerkt, op het landelijk opleveren van de digitale bonnenapplicatie in het kader van MEOS2. In dat kader moeten de verwachte efficiencywinst worden gezien en daarbinnen zijn de kosten van het opleveren van de digitale bonnenapplicatie voor de justitiële keten dan ook al verwerkt (paragraaf 2).

Uiteraard ben ik bereid om op verzoek van de leden van de D66-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie een inzicht te geven inzake de kosten en baten van dit wetsvoorstel door de uitvoeringstoets inzake het realiseren van een centrale foto-opslag als bijlage bij te voegen bij deze nota. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de namen van degenen die betrokken zijn geweest bij de uitvoeringstoets, zijn doorgestreept. De kosten die het wetsvoorstel met zich meebrengt zijn op basis van de gegevens uit de uitvoeringstoets toegelicht in paragraaf 4 van de memorie van toelichting. Het betreffen de kosten voor het realiseren van de centrale opslag en ontsluiting van de foto’s die gemaakt worden door de verbalisanten bij het constateren van de verkeersovertredingen. Deze kosten bedragen incidenteel 544.000 euro en structureel 19.000 euro in het eerste jaar tot 74.000 euro in het vijfde jaar na realisering van de foto-opslag. Deze kosten van de werking van de foto’s bij Wahv-beschikkingen en strafbeschikkingen bij parkeerovertredingen komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De directe baten (besparingen) en indirecte baten (voorkomen van kosten) van dit wetsvoorstel betreffen zo’n 1,1 miljoen euro op jaarbasis. Te denken valt aan het niet te hoeven onderhouden van printers (539.250), het afschaffen van het gebruik van de combibon (188.000) en het afschaffen van printerpapier (64.000). Naast bovengenoemde baten zijn ook niet financiële baten te verwachten, omdat door het toevoegen van foto’s de kwaliteit van de zaken wordt verhoogd en de uitval wordt beperkt.

4.2 Implementatietraject

De leden van de ChristenUnie-fractie en de leden van de SGP-fractie hebben vragen bij de financiële onderbouwing voor het niet gebruik maken van mini-printers. Laatstgenoemde leden vragen verder verduidelijking met betrekking tot de financiële besparing van het lager aantal fte dat nodig is voor de verwerking van de beschikkingen en wat de overige verwachting van de besparingen is. Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie of het verwachte aantal te besparen fte bij realisering van volledige digitale handhaving voorbehouden blijft aan de nationale politie. Voor de vragen van bovengenoemde leden met betrekking tot de financiële onderbouwing voor het niet gebruik maken van de miniprinters verwijs ik naar de kosten- en batentabellen zoals opgenomen in de uitvoeringstoets. Verder kan ik aangeven dat de verwachte besparing van dit wetsvoorstel inzake het verwerken van de beschikkingen en overige besparingen 5.2 fte op jaarbasis betreft (3.6 fte besparing met betrekking tot handmatige invoer parkeerfeiten en 1.6 fte met betrekking tot ondersteuning). De geschatte tijdwinst van 10 minuten per bon oftewel 115 fte als gevolg van het niet hoeven uitreiken van een bon wanneer volledig digitaal wordt gehandhaafd door heel het land, valt zoals eerder aangegeven binnen de scope van MEOS2 en is niet te koppelen aan dit wetsvoorstel. Voor de berekening om te komen aan die verwachte 115 fte efficiencywinst verwijs ik naar hetgeen is beschreven in paragraaf 4.1 van de toelichting. Deze besparing zal inderdaad, zoals de leden van de ChristenUnie-fractie opmerken, blijven voor de nationale politie en zal dus leiden tot een «Versterking Presterend Vermogen politie».

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

I.v.m. een correctie in de tekst.

Naar boven