33 692 Wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU

Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND

Ontvangen 14 november 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, vervalt in artikel 1c de zinsnede: en derde.

II

Artikel I, onderdeel E, komt onderdeel 3 te luiden:

  • 3. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid, vervalt het derde lid (oud).

III

In artikel I, onderdeel M, vervalt in artikel 10a, derde lid, de zinsnede: en derde.

IV

Artikel I, onderdeel EE, wordt als volgt gewijzigd:

1. In punt 3 wordt «zesde lid» vervangen door «vijfde lid» en wordt «zevende lid» vervangen door: zesde lid.

2. Er wordt na punt 5 een punt ingevoegd, luidende:

  • 5a. Het zesde lid (oud) vervalt.

3. In punt 6 wordt de zinsnede «Onder vernummering van het zevende lid (nieuw) tot het tiende lid,» vervangen door «Er» en wordt «ingevoegd» vervangen door: toegevoegd.

Toelichting

In de wet is een bepaling gehandhaafd die de minister de bevoegdheid geeft een instellingsvergunning te verlenen voor het verrichten van dierproeven voor een «gewichtig ander belang» dan de wettelijk vastgestelde belangen waarvoor dierproeven mogen worden verricht, zoals genoemd in het voorgestelde artikel 1c van de Wet op de dierproeven.

De richtlijn schrijft de doeleinden waarvoor dierproeven mogen worden verricht limitatief voor. Volgens artikel 2, derde lid van de Wet op de dierproeven zou de minister een uitzondering mogen maken op deze inperking indien een gewichtig ander belang dat wettigt. De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat een dergelijk belang niet buiten de limitatief voorgeschreven doeleinden van de richtlijn mag vallen en werpt de vraag op of het maken van de bedoelde uitzondering nog enige betekenis heeft en dus in het wetsvoorstel gehandhaafd moet worden. Indiener stelt daarom voor de bepaling te laten vervallen. Dit vindt plaats in onderdeel II van het amendement. In verband met hiermee kan tevens artikel 18, zesde lid, van de wet (die zonder artikel 2, derde lid, geen zelfstandige waarde heeft) komen te vervallen. Dat wordt geregeld door onderdeel IV, punt 2, van het amendement. De overige onderdelen bevatten technische wijzigingen die verband houden met het vervallen van deze artikelleden.

Ouwehand

Naar boven