33 686 Wijziging van de Wet milieubeheer (tarieven Commissie voor de milieueffectrapportage)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 11 maart 2014

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel over de tarieven van de Commissie voor de milieueffectrapportage (verder: Commissie voor de m.e.r.) en hebben een aantal vragen. De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enige vragen. De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij onderschrijven de strekking van het voorstel dat de opdracht en de uitvoering van de milieueffectrapportage bij de initiatiefnemer komt te liggen, maar zij hebben wel een vraag over de financiële verantwoordelijkheid voor de verplichte adviezen die daarmee gepaard gaat.

PvdA-fractie

De mogelijke consequentie dat er minder vrijwillige milieueffectrapport-adviezen (milieueffectrapport(en) verder aan te duiden als: MER) worden gevraagd, is na inwerkingtreding van de wet nog sterker de primaire verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers c.q. de bevoegde gezagen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of, en zo ja wanneer, er een evaluatie over de werking van deze wet wordt uitgevoerd en of daarbij ook in beeld komt of er initiatieven aangevuld, gecorrigeerd of afgewezen zijn door de rechter op het punt van de gevolgen voor het milieu. Voorts vernemen zij graag of in de evaluatie ook aandacht zal worden geschonken aan de eventuele leerpunten voor de initiatiefnemers en voor de bevoegde gezagen na een gerechtelijke uitspraak.

Ten slotte vragen deze leden naar de argumentatie van de regering om ten aanzien van de MER met betrekking tot de Blankenburgtunnel de Commissie voor de m.e.r. niet te benaderen voor de milieueffectrapportage.

SP-fractie

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is het amendement van de leden Smaling en Van Veldhoven2 ingediend en verworpen. Dit amendement bepleitte de financiering van het bureau en de Commissie voor de m.e.r. uit elkaar te halen. De leden van de SP-fractie vrezen dat als een deel van de kosten namelijk die voor de instandhouding van het bureau niet structureel voor rekening van het Rijk zullen komen, dit niet alleen zal zorgen voor een beperking van de lastenverzwaring voor gemeenten en provincies maar ook dat daardoor de toegang tot vrijwillige advisering door de commissie wordt geblokkeerd. Graag ontvangen zij op dit punt een reactie van de regering.

Het wegnemen van basisfinanciering vanuit de rijksoverheid kan een institutie van nationaal belang als de Commissie voor de m.e.r. de nek omdraaien, omdat straks de kritische massa binnen die Commissie onvoldoende zal zijn. Hoe garandeert de regering dat de Commissie voor de m.e.r. toch kan blijven bestaan? Of vindt de regering dat zij daarvoor niet verantwoordelijk is?

Nederland heeft als dichtbevolkt land met veel wegen, bebouwing, landbouw en industrie een vooraanstaande traditie opgebouwd op het gebied van de beoordeling van milieueffecten van ruimtelijke ontwikkelingen. De uitvoering van een MER door een bureau, gevolgd door een check door de Commissie voor de m.e.r., biedt een redelijk waterdicht systeem van checks and balances en is onderhand een bekend instrument te midden van de wettelijke inspraak- en beroepsmogelijkheden voor burgers en de toetsing aan wetten op gebied van omgeving, milieu en natuur. Waarom zet de regering deze goed functionerende structuur op de tocht ten behoeve van een relatief kleine bezuiniging?

Met het updaten van bestemmingsplannen heeft de Commissie voor de m.e.r. een grote serie wettelijk verplichte opdrachten afgerond. Maakt de financiële ontmanteling de Commissie niet juist op dit moment extra kwetsbaar? Waarom wacht de regering niet tot de Omgevingswet vorm heeft gekregen, om daarna vast te stellen welke werkdruk aannemelijk is voor de Commissie voor de m.e.r. en welke publieke dekking daarbij hoort?

Hoeveel andere landen hebben het MER-model overgenomen en welke stimulans is daarbij uitgegaan van Nederland? Is het niet wenselijk dat het MER-model van Nederland meer wordt ingezet als exportproduct, nu de BRIC-landen en andere zich snel ontwikkelende landen ook de milieulasten van welvaartsgroei zien toenemen? Zouden de afspraken met de Commissie voor de m.e.r. niet meer de richting op moeten gaan van een wenselijke multiplier «uit de internationale markt» bovenop de basisfinanciering, in plaats van de basisfinanciering af te bouwen?

Kan de regering een overzicht meesturen van de adviezen die de Commissie voor de m.e.r. sinds haar oprichting heeft uitgebracht?

D66-fractie

De financiering van de verplichte adviezen van de Commissie voor de m.e.r. komt thans voor rekening van het Rijk. Met dit wetsvoorstel worden de kosten van het advies van de Commissie doorberekend aan het bevoegd gezag dan wel aan de initiatiefnemer (private partijen en overheden). Zo'n 50% van de aanvragen voor de verplichte advisering door de Commissie voor de m.e.r. komt van lokale overheden. In 2012 was de gemiddelde kostprijs 25.000 euro, met een bandbreedte van 15.000–50.000 euro, exclusief btw van 21%.

De leden van de D66-fractie willen de zorg adresseren die zij hebben over de toenemende cumulatie van taken voor gemeenten die een extra financiële belasting met zich meebrengen. Het tarief voor een MER zal met name voor middelgrote en kleine gemeenten een substantiële kostenpost kunnen vormen. In hoeverre verwacht de regering – de cumulatie van kosten voor lokale overheden in ogenschouw nemend – dat dit gevolgen zal hebben voor de aanvragen van de zowel verplichte rapportages als van de vrijwillige rapportages in kleine, middelgrote en grote gemeenten?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 8 april 2014.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Reynaers

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA), Kox (SP), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Vliegenthart (SP), Flierman (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV), Reynaers (PVV) (voorzitter), Ester (CU), Schouwenaar (VVD) Van Beek (PVV), Duivesteijn (PvdA), Koning (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken II 2013–14, 33 686, 9

Naar boven