33 683 Wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in verband met verbetering van de maatregelen bij niet-betalen van de premie en de bestuursrechtelijke premie en enkele andere wijzigingen (verbetering wanbetalersmaatregelen)

E VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 juni 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft kennisgenomen van het verzoek2 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de behandeling van wetsvoorstel 33 683 (Verbetering van wanbetalersmaatregelen) in verband met het aangenomen amendement met volgnummer 413 aan te houden.

Naar aanleiding daarvan heeft zij de Minister op 21 mei 2015 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 22 juni 2015 gereageerd op het eerste deel van die brief door een nadere toelichting te geven op de reden waarom zij nader onderzoek naar de consequenties en de juridische houdbaarheid noodzakelijk acht.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHIED, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 21 mei 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft kennisgenomen van uw verzoek4 om de behandeling van wetsvoorstel 33683 (Verbetering van wanbetalersmaatregelen) in verband met het aangenomen amendement met volgnummer 415 aan te houden.

De leden van de commissie ontvangen graag op korte termijn een nadere toelichting op de reden waarom u nader onderzoek naar de consequenties en de juridische houdbaarheid noodzakelijk acht.

Zij vernemen de uitkomsten van het onderzoek naar de gevolgen van het amendement en de juridische analyse graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, T.M. Slagter-Roukema

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2015

In uw brief van 21 mei jl. heeft u mij verzocht op korte termijn een nadere toelichting te geven op de reden waarom ik nader onderzoek naar de consequenties en de juridische houdbaarheid van het aangenomen amendement met volgnummer 41 noodzakelijk acht.

In mijn brief van 27 mei 2014 aan de Tweede Kamer (33 683, nr. 27) ben ik ingegaan op de tijdens de behandeling van het wetsvoorstel begin maart 2014 ingediende amendementen.

Ter zake van het aangenomen amendement Leijten/Van Gerven, in de Kamerstukken toen nog aangeduid met volgnummer 18, heb ik de Tweede Kamer geadviseerd dit amendement ontoelaatbaar te laten verklaren, omdat er geen enkel verband bestond tussen het wetsvoorstel en dit amendement. Ik heb daarbij ter adstructie verwezen naar artikel 97 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In de genoemde brief ben ik ook inhoudelijk ingegaan op het amendement. Ik heb daarover het volgende opgemerkt: «Inhoudelijk merk ik op dat het amendement ertoe kan leiden dat de zorgverzekeraars een procedure aan zullen spannen, bijvoorbeeld op grond van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Diegenen onder hen, die de reserves hebben meegekregen, verwachten per 1 januari 2016 winst te kunnen gaan beogen, en het amendement leidt ertoe dat dit niet en zelfs nooit zal kunnen. Hiermee zou de overheid zich onbetrouwbaar tonen. Indien de Kamer het amendement wel toelaatbaar acht ontraad ik dit amendement dan ook ten stelligste.»

Voorts verwijs ik u naar de schriftelijke antwoorden van 20 november 2014 (nr. 2014Z21156) op vragen gesteld door de Tweede Kamer tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2015.

In antwoord op de vraag van het Kamerlid Bruins Slot (CDA) over het uitkeren van winst vanaf 2016, (p. 33) heb ik daarover onder meer het volgende geschreven: «Toen de Ziekenfondswet per 1-1-2006 werd opgeheven, is afgesproken dat de ziekenfondsen hun wettelijke reserves voorwaardelijk mochten meenemen naar hun rechtsopvolger in de Zorgverzekeringswet. De voorwaarde daarbij was dat zorgverzekeraars gedurende tien jaar geen winst mogen uitkeren, anders moesten zorgverzekeraars deze meegekregen reserves terug betalen. Zorgverzekeraars (voormalige ziekenfondsen en voormalige particuliere zorgverzekeraars) konden door dit besluit zoveel mogelijk in een gelijke uitgangspositie starten met de uitvoering van de Zorgverzekeringswet. Ik vind dit nog steeds een logisch besluit. De meegegeven reserves van de voormalige ziekenfondsen vormen nu onderdeel van de reserves (solvabiliteit) van private zorgverzekeraars. Ik kan dit geld niet zo maar weg halen bij de zorgverzekeraars. Op dit moment zien we tevens dat de reserves worden ingezet om te komen tot een gematigde premie-ontwikkeling. Reserves komen dus ten goede aan de verzekerden.»

Nu de Tweede Kamer dit amendement heeft aangenomen is een verdergaande analyse van de in mei 2014 vervatte boodschap geboden en wordt thans onderzocht welke consequenties uitvoering van dit amendement met zich kan brengen.

Ik streef er naar uw Kamer voor het zomerreces op de hoogte te stellen van mijn bevindingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Mw. E.I. Schippers


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Beuving (PvdA), Ganzevoort (GL), De Grave (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Bruijn (VVD) (vicevoorzitter), Gerkens (SP), Kops (PVV), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), Dercksen (PVV), Van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Krikke (VVD), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Van Rooijen (50PLUS), Schnabel (D66), Wezel (SP)

X Noot
2

Brief van 29 april 2015 (Kamerstukken I 2014/15, 33 683, C).

X Noot
3

Nader gewijzigd amendement van de leden Leijten en Van Gerven (Kamerstukken II 2014/15, 33 683, nr. 41).

X Noot
4

Brief van 29 april 2015 (Kamerstukken I 2014/15, 33 683, C).

X Noot
5

Nader gewijzigd amendement van de leden Leijten en Van Gerven (Kamerstukken II 2014/15, 33 683, nr. 41).

Naar boven