33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2016

Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet uniformering loonbegrip (Kamerstuk 33 682) en de motie Groot1, heeft het kabinet in december 2013 aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de loonstrookjeseffecten en de relatie met het koopkrachtbeeld 2014 (Kamerstuk 33 862, nr. 12). Er is toegezegd de Kamer hierover jaarlijks te informeren. In deze brief geef ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, een overzicht van de loonstrookjes en de koopkrachteffecten voor 2017 op basis van de Decemberraming van het CPB.

Allereerst geeft deze brief een indruk van de loonstrookjes in januari 2017. Hierin zijn de wijzigingen in het belastingplan meegenomen die in januari op het loonstrookje zichtbaar worden. Het eerste loonstrookje van het nieuwe jaar geeft een indicatie van de koopkrachtontwikkeling in 2017. Verder komen in deze brief wijzigingen aan bod die niet te zien zijn op het loonstrookje, zoals onder andere wijzigingen in de toeslagen. De veranderingen in de inkomstenbelasting, toeslagen en de zorgpremie, samen met de ontwikkeling van lonen en prijzen bepalen het koopkrachtbeeld van 2017, gebaseerd op de meest recente economische raming van het CPB.

De loonstrookjes laten volgend jaar een licht positief beeld zien. Voor werknemers met een lager inkomen is de plus op het loonstrookje het meest substantieel, zij hebben voordeel van het verhogen van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting (AHK). Het loonstrookje van de uitkeringen en van de AOW gaat er volgend jaar op vooruit door de reguliere indexatie.

In 2017 worden de huurtoeslag, zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag verhoogd. Deze hogere bedragen worden al in december 2016 uitbetaald.

Het koopkrachtbeeld verbetert volgend jaar wederom. Voor het vierde jaar op rij stijgt de koopkracht. Huishoudens met een lager inkomen gaan er iets meer op vooruit dan andere huishoudens. In doorsnee gaan huishoudens er volgend jaar 0,7% op vooruit. Circa 82% van alle huishoudens heeft per saldo een positieve koopkrachtontwikkeling.

Loonstrookjes 2017 licht positief

In tabel 1 worden de loonstrookjeseffecten2 (verandering in het maandloon van december 2016 op januari 2017) voor werknemers, uitkeringsgerechtigden en AOW-gerechtigden getoond.

Werkenden

  • Werkenden houden een hoger netto inkomen over door de verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting (AHK). Hierdoor zien werkenden met een inkomen tot circa € 40.000 een positiever loonstrookje in januari.

  • Voor werkenden met een inkomen tussen € 40.000 en € 75.000 ziet het loonstrookje er nauwelijks anders uit dan in december. Het effect van maatregelen zoals het minder snel afbouwen van de arbeidskorting en de iets hogere belastingtarieven in de tweede en derde belastingschijf vallen voor deze groep grotendeels tegen elkaar weg.

  • De inkomens boven € 75.000 hebben profijt van de verhoging van de bovengrens van de derde belastingschijf.

  • Voor de loonstrookjeseffecten is gerekend met de gemiddelde pensioenpremie geraamd door het CPB (deze stijgt licht ten opzichte van 2016). Afhankelijk van de hoogte waarop individuele pensioenfondsen hun premie voor volgend jaar vaststellen, kunnen de loonstrookjes anders uitpakken dan vermeld in onderstaande berekeningen. Door de premiestijging bij het ABP vallen de loonstrookjes voor ambtenaren bijvoorbeeld gemiddeld 0,3%-punt lager uit dan voor andere werknemers. Voor mensen in de zorg pakt het loonstrookje positiever uit doordat de pensioenpremie gelijk blijft.

Uitkeringsgerechtigden

  • Ook uitkeringsgerechtigden hebben een positief loonstrookje. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de indexatie van de uitkeringen die gekoppeld zijn aan het minimumloon. Daarnaast hebben zij profijt van de verhoging van de algemene heffingskorting.

Gepensioneerden

  • AOW’ers zien in januari een vooruitgang op hun loonstrookje van de SVB door de indexatie van de AOW.

  • Op het loonstrookje van de pensioenfondsen zijn de veranderingen naar verwachting beperkt.

Ook zijn er volgend jaar wijzigingen in het fiscale stelsel die niet zichtbaar zijn in de berekeningen voor tabel 1.

  • Het heffingsvrije vermogen in box 3 wordt verhoogd naar € 25.000. Daarnaast wordt het forfaitaire rendement op sparen en beleggen gedifferentieerd. Mensen merken dit bij de voorlopige aangifte.

  • De ouderenkorting gaat volgend jaar met € 105 omhoog.

Tabel 1: Loonstrookjeseffecten in 2017

Loonstrookjeseffecten

%

Werknemer (exclusief contractloonstijging)

 

20.000 (ca. WML)

0,2

37.000 (modaal)

0,3

74.000 (2xmodaal)

0,1

111.000 (3xmodaal)

0,3

   

Uitkeringen (inclusief indexatie)

 

Bijstand (gemeente)

0,7

Uitkering UWV bruto 30.000

0,7

Uitkering UWV bruto 40.000 (maximale sociale uitkering)

0,6

   

Gepensioneerd1 (AOW inclusief indexatie)

 

AOW (SVB)

0,9

10.000 pensioen (pensioenfonds)

0,1

30.000 pensioen (pensioenfonds)

0,0

Bron: SZW-berekeningen

X Noot
1

Voor de AOW en het aanvullend pensioen zijn de loonstrookjeseffecten per inkomensbron te zien. Bij het aanvullend pensioen is het loonstrookjeseffect van de AOW-uitkering dus niet meegenomen.

Wat verandert er in de toeslagen?

De toeslagen zijn niet zichtbaar op het loonstrookje, toch vormen zij voor veel mensen een belangrijke aanvulling op hun inkomen. In 2017 worden de huurtoeslag, zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag verhoogd. Omdat toeslagen op voorschotbasis worden uitgekeerd, worden de hogere bedragen al per december 2016 uitbetaald.

  • De eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt structureel verlaagd. Voor het overgrote deel van de huurtoeslagontvangers gaat de huurtoeslag hierdoor met € 10,50 per maand omhoog (€ 126 per jaar).

  • De zorgtoeslag stijgt enerzijds door de hogere zorgpremie, maar daarnaast is het percentage dat huishoudens zelf moeten bijdragen aan de nominale premie en het eigen risico verlaagd. De zorgtoeslag stijgt met € 69 voor een alleenstaande en € 139 voor een meerpersoonshuishouden.

  • In 2017 worden het eerste- en tweede-kindbedrag in het kindgebonden budget ten opzichte van 2016 met respectievelijk € 104 en € 70 verhoogd.

  • De kinderopvangtoeslag wordt verhoogd. De toeslagpercentages in de eerste kindtabel worden voor bijna iedereen3 verhoogd met 2 procentpunt. De toeslagpercentages in de tweede kindtabel worden met 1 procentpunt verhoogd voor de lagere inkomens. Naast de verhoging van de toeslagpercentages wordt ook het uurbedrag waarover vergoeding plaatsvindt verhoogd. De gemiddelde kinderopvangtoeslag stijgt met € 150. Het daadwerkelijke bedrag dat een huishouden aan kinderopvangtoeslag krijgt, hangt af van het inkomen en het gebruik van kinderopvang.

Koopkrachtontwikkeling 2017:

De koopkrachtontwikkeling geeft een vollediger beeld van het besteedbaar inkomen dan het loonstrookje. Er wordt niet alleen naar de ontwikkeling van het nettoloon in januari gekeken, maar het beeld over het hele jaar 2017 wordt in ogenschouw genomen. Hierbij is ook rekening gehouden met inflatie, de zorgpremie, veranderingen in de toeslagen waar mensen recht op hebben en met de gemiddelde loonontwikkeling.

De decemberraming van het CPB laat voor 2017 een mediane koopkrachtstijging van 0,7% zien. 2017 wordt het vierde jaar op rij met een koopkrachtstijging. Ten opzichte van de MEV-raming bij Prinsjesdag is de koopkrachtontwikkeling met 0,3%-punt naar beneden bijgesteld. Dit is het gevolg van een hogere inflatie en omdat zorgverzekeraars een hogere zorgpremie dan verwacht hebben vastgesteld voor 2017. Overigens krijgen huishoudens met een laag inkomen deze hogere gemiddelde zorgpremie één-op-één vergoed door een hogere zorgtoeslag. Ondanks deze ontwikkelingen gaat het overgrote deel van de huishoudens er nog steeds op vooruit: circa 82% van alle huishoudens heeft volgend jaar een positieve koopkrachtontwikkeling.

Tabel 2 geeft de mediane koopkrachtontwikkeling in 2017 weer voor verschillende groepen en tabel 3 geeft de koopkrachtontwikkeling weer voor de voorbeeldhuishoudens.

De mediane koopkracht van werkenden verbetert volgend jaar met 0,7%.

  • Werkenden met een lager inkomen zien hun koopkracht volgend jaar het meeste toenemen. De verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting (AHK) maakt werken meer lonend en zorgt ervoor dat werkenden op en iets boven het minimumloon meer overhouden in hun portemonnee. Daarnaast profiteren zij ook mee van het extra verhogen van de zorgtoeslag en de huurtoeslag.

  • Tweeverdieners met kinderen en alleenstaande ouders hebben baat bij de verhoging van de kinderopvangtoeslag. Hierdoor hoeven zij zelf minder bij te dragen aan de kosten van kinderopvang. Gezinnen met kinderen ontvangen daarnaast volgend jaar meer kindgebonden budget voor het eerste en tweede kind.

  • Werkenden met een inkomen vanaf modaal hebben onder andere voordeel van een lagere gemiddelde hypotheekrente. Omdat woonsituatie, vermogen en rente niet worden meegenomen in de koopkrachtberekeningen voor de voorbeeldhuishoudens (tabel 3), laten deze volgend jaar een minder positief beeld zien dan de mediane koopkracht. Tabel 2 maakt echter duidelijk dat het merendeel van de werkenden, ook alleenverdieners, er volgend jaar op vooruit gaat. De mediane koopkracht van tweeverdieners en alleenstaanden stijgt met respectievelijk 0,6% en 0,8%. De groep alleenverdieners gaat er in doorsnee 0,3% op vooruit.

Ook huishoudens met een uitkering of die gepensioneerd zijn kunnen gemiddeld genomen volgend jaar ook een licht positieve koopkrachtontwikkeling tegemoet zien. De mediane koopkracht van uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden stijgt in 2017 met respectievelijk 0,8% en 0,5%.

  • De sociale minima hebben profijt van de koopkrachtmaatregelen die het kabinet in de zomer heeft genomen. De zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de algemene heffingskorting gaan omhoog in 2017. Ook de huurtoeslag wordt geïntensiveerd. Deze laatste is niet zichtbaar in de voorbeeldhuishoudens. Voor mensen met huurtoeslag treedt er een specifiek inkomenseffect op van gemiddeld +0,6%. Ook de alleenstaande in de bijstand gaat er inclusief huurtoeslag volgend jaar op vooruit.

  • In doorsnee gaan gepensioneerden er volgend jaar 0,5% op vooruit. Zij profiteren van de verhoging van de ouderenkorting en de hogere AOW. Ouderen met alleen AOW gaan er daarnaast op vooruit door het verhogen van de zorgtoeslag en de huurtoeslag.

Tabel 2: Mediane koopkrachtontwikkeling 2017
 

Stand december %

Inkomensniveau

 

<175% Wml

0,8

175–350% Wml

0,5

350–500% Wml

0,6

>500% Wml

0,7

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,7

Uitkeringsgerechtigden

0,8

Gepensioneerden

0,5

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,6

Alleenstaanden

0,8

Alleenverdieners

0,3

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

1,0

Huishoudens zonder kinderen

0,6

   

Alle huishoudens

0,7

Bron: SZW-berekeningen

Tabel 3: Koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens 2017

Koopkrachtcijfers

%

Actieven:

Stand december

Alleenverdiener met kinderen

 

modaal

–0,4

2 x modaal

–0,4

Tweeverdieners

 

modaal + ½ x modaal met kinderen

0,1

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

0,2

modaal + modaal zonder kinderen

–0,1

2 x modaal + modaal zonder kinderen

0,1

Alleenstaande

 

minimumloon

0,8

modaal

–0,1

2 x modaal

0,2

Alleenstaande ouder

 

minimumloon

1,0

modaal

0,3

   

Inactieven:

 

Sociale minima

 

paar met kinderen

0,5

alleenstaande

–0,3

alleenstaande ouder

0,6

AOW (alleenstaand)

 

(alleen) AOW

0,1

AOW +10000

0,2

AOW (paar)

 

(alleen) AOW

0,1

AOW +10000

0,2

Bron: SZW-berekeningen.

Natuurlijk geeft ook het koopkrachtbeeld geen volledig beeld van de veranderingen in de portemonnee van elk huishouden. Allereerst betreft dit een statische ontwikkeling, waarbij dynamische veranderingen in de gezinssamenstelling, werksituatie et cetera niet worden meegenomen. Als mensen een bonus ontvangen, promotie maken, gaan samenwonen of hun baan kwijtraken, heeft dit in veel gevallen een veel groter effect op de koopkracht dan de beleidseffecten die met het statische beeld worden getoond.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 33 682, nr. 11.

X Noot
2

Alleen daar waar indexatie per januari wettelijk is vastgelegd, wordt rekening gehouden met deze indexatie in het loonstrookjeseffect. Dit betekent dat bij uitkeringen en de AOW (niet het aanvullend pensioen) de reguliere indexatie wel is meegenomen. Bij werknemers, waaronder de werknemer met een inkomen rond Wml, is de reguliere contractloonstijging niet meegenomen.

X Noot
3

De allerhoogste toeslagpercentages zijn gemaximeerd om het uitgangspunt in stand te houden dat alle ouders een ouderbijdrage betalen in de kosten van kinderopvang. Voor de ouders met de allerlaagste inkomens stijgt de kinderopvangtoeslag voor het eerste kind met 1 procentpunt. Alle huishoudens met kinderopvangtoeslag gaan erop vooruit.

Naar boven