33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 12 juni 2013 en het nader rapport d.d. 20 juni 2013, aangeboden aan de Koning door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 7 juni 2013, no. 13.001130, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd, met memorie van toelichting

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 juni 2013, nr. 13.001130, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet tot verlenging van de zittingsduur van gemeenraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke herindeling wordt beoogd, aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 juni 2013 No. W04.13.0161/I, bied ik U hierbij aan.

1. Algemene en structurele regeling

Zoals in de toelichting bij dit wetsvoorstel wordt aangegeven heeft de Raad in zijn advies over de voorgaande uitstelwet aanbevolen een algemene en structurele regeling op te nemen in de Wet Arhi.2 Op die manier zou kunnen worden voorkomen dat iedere vier jaar een daartoe strekkend nieuw wetsvoorstel met een aanpak als die van het onderhavige moet worden voorbereid en ingediend. Op die aanbeveling is in het nader rapport en tijdens de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel positief gereageerd met de opmerking dat er naar zou worden gestreefd vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 een dergelijke algemene regeling te treffen.3 In de toelichting wordt nu opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken de benodigde wijziging van de wet Arhi vóór deze streefdatum te realiseren en dat het streven er nu op is gericht een dergelijke regeling voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 alsnog tot stand te brengen.

De Afdeling is door deze argumentatie niet overtuigd. Dit mede gelet op het feit dat het omzetten van dit wetsvoorstel in een algemene regeling niet heel gecompliceerd hoeft te zijn. Zo kunnen in hoofdstuk 7 van de Wet Arhi drie artikelen worden opgenomen met dezelfde strekking als die in het voorliggende wetsvoorstel, maar niet gerelateerd aan jaartallen en daardoor geschikt voor structureel gebruik.

Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling u alsnog een algemene en structurele regeling in de Wet Arhi op te nemen.

1. Algemene en structurele regeling

De regering onderschrijft de wenselijkheid om te voorzien in een algemene en structurele regeling in de Wet arhi, maar acht het niet juist de beide Kamers op dit moment een dergelijk, verdergaand voorstel voor te leggen. Beide Kamers hebben steeds meegewerkt aan een voortvarende behandeling van wetsvoorstellen waarmee de zittingsduur wordt verlengd van gemeenteraden van gemeenten die betrokken zijn bij een herindelingsproces met het oog op de in die gemeenten te houden tussentijdse herindelingsverkiezingen. Uitgaande van die bereidheid is de tijd die nu nog resteert voor het realiseren van de wetgeving voor de gemeenten waarvoor per 1 januari 2015 wordt beoogd, op zich voldoende maar voor wetgeving in het algemeen relatief kort. Het wetsvoorstel moet uiterlijk 11 december 2013 in het Staatsblad staan om het gewenste effect te sorteren. De regering meent dat de medewetgevende taak van beide Kamers onvoldoende recht wordt gedaan als zij van hen zou verwachten om thans met dezelfde voortvarendheid als zij eerder hebben betracht een wetsvoorstel met een andere, algemene strekking te behandelen. Een algemene en structurele regeling in de Wet arhi betekent dat geen wetgeving meer nodig is voor situaties als deze. De regering meent dat beide Kamers de tijd moet worden gegund die zij zelf nodig achten om daarover een besluit te nemen en dat die besluitvorming niet onder de tijdsdruk moet worden geplaatst van de termijn die bepalend is voor de verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden vanwege de herindelingen die op 1 januari 2015 ingaan.

De regering houdt daarom vast aan het aan de Afdeling voorgelegde voorstel, maar zal op korte termijn ook het voorstel voor een algemene, structurele regeling in de Wet arhi in procedure brengen.

2. Redactionele bijlage

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vicepresident van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W04.13.0161/I

  • De Wet algemene regels herindeling wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 56 worden drie artikelen ingevoegd die komen te luiden:

Artikel 56a

De artikelen 56b en 56 c zijn van toepassing op een herindelingsgemeente waarvoor in de periode van 1 oktober tot en met 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen, als bedoeld in artikel C 4 van de Kieswet een voorstel van wet tot wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van deze wet is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin voor die gemeente is voorzien in een tussentijdse raadsverkiezing als bedoeld in artikel 52 van deze wet.

Artikel 56b

  • 1. De verkiezing van de leden van de gemeenteraad in het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen, als bedoeld in artikel C 4 van de Kieswet, plaatsvinden en waarvoor de kandidaatstelling plaatsvindt op de dag, bedoeld in artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet, blijft in een herindelingsgemeente, bedoeld in artikel 56a, achterwege.

  • 2. De zittingsduur van de leden van de raad van een herindelingsgemeente wordt verlengd tot 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen, als bedoeld in artikel C 4, van de Kieswet, plaatsvinden.

Artikel 56c

  • 1. Indien een voorstel van wet als bedoeld in artikel 56a niet op 15 september van het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen, als bedoeld in artikel C 4 van de Kieswet, plaatsvinden tot wet is verheven en in werking is getreden, vindt de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de raad van een herindelingsgemeente, genoemd in dat wetsvoorstel, plaats in de periode van 5 tot en met 11 oktober van dat jaar. De stemming vindt plaats op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, gelden in afwijking van de artikelen G 1 tot en met G 5 van de Kieswet de volgende tijdstippen:

    • a. De in de artikelen G 1, achtste lid, en G 2, achtste lid, bedoelde kennisgeving, voorafgaande aan de kandidaatstelling voor de verkiezing van de raad van een herindelingsgemeente vindt plaats op de veertiende dag voor die kandidaatstelling.

    • b. De in artikel G 3, eerste lid, bedoelde verzoeken tot registratie van aanduidingen van politieke groeperingen van de raad van een herindelingsgemeente, ingediend na de veertiende dag voor de kandidaatstelling blijven voor de daaropvolgende verkiezing van de desbetreffende raad buiten beschouwing.

    • c. De in artikel G 4, tweede lid, bedoelde beslissing van het centraal stembureau, vindt uiterlijk plaats op de elfde dag voor de kandidaatstelling.

    • d. De in artikel G 5, eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde beschikking, vinden uiterlijk plaats op de zevende dag voor de kandidaatstelling.

  • 3. De op grond van het eerste lid gekozen gemeenteraadsleden treden tegelijk af met de leden van de gemeenteraden waarvoor de stemming in dat jaar heeft plaatsgevonden op de dag, bedoeld in artikel J 1, eerste lid, van de Kieswet.


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Advies van 16 juli 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 32 048, nr. 4).

X Noot
3

Kamerstukken II 2009/10, 32 048, nr. 4 en 6.

Naar boven