33 673 Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede enkele andere wijzigingen

G BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2016

Hierbij informeer ik u nader over de uitvoering van de motie van het lid De Graaf c.s. van 14 april 2015, waarin de regering is verzocht om beide Kamers binnen een jaar een beschouwing te zenden omtrent het doorberekenen aan burgers en bedrijven van kosten van handelingen en diensten in het kader van de uitvoering van een overheidstaak met daarin opgenomen een aanzet van een afwegingskader (Eerste Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 673, D).

Onlangs is door de Afdeling advisering van de Raad van State een verzoek van de Tweede Kamer om voorlichting in behandeling genomen over de doorberekening van kosten door het Ministerie van Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van de huidige doorberekening van handhavings-, toezichts- en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. Een en ander ter uitvoering van de op 26 januari 2016 aangenomen motie van het lid Geurts c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 835, nr. 20).

Gelet ook op de geformuleerde voorlichtingsvragen, zal de voorlichting door de Raad van State van direct belang zijn voor de uitvoering van de motie van het lid De Graaf c.s. Ik ben daarom voornemens om de voorlichting door de Raad van State af te wachten, alvorens met de in de motie De Graaf c.s. gevraagde beschouwing over het doorberekenen van kosten door de overheid te komen. De uitvoering van deze motie zal daarom nog enige tijd op zich laten wachten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven