33 669 Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof)

E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Economische Zaken omtrent het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof). In deze nota naar aanleiding van het verslag beantwoord ik de door de verschillende leden gestelde vragen en ga ik in op de door hen gemaakte opmerkingen. Hierbij houd ik de volgorde van het verslag aan.

Inleiding

De algemene inleidende opmerkingen van de leden van de verschillende fracties bevatten geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is het ontwerpprogramma aanpak stikstof niet alleen bij de Tweede Kamer, maar ook bij de Eerste Kamer voor te hangen.

Het ontwerpprogramma aanpak stikstof zal ik bij de Eerste Kamer voorhangen tegelijk met de voorhang bij de Tweede Kamer.

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen of er onvoldoende ontwikkelingsruimte resteert voor niet-prioritaire projecten en vragen in dat verband een nadere toelichting op het vaststellen van de ministeriële regeling door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu, waarbij ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd «in overeenstemming met» de Minister van Defensie en de colleges van gedeputeerde staten van de twaalf provincies. Ook vragen zij een toelichting op de passage in de memorie van antwoord, dat het aan de bevoegde gezagen gezamenlijk is om te verzekeren dat aldus een evenwichtige totaallijst ontstaat waarbij ook voldoende ontwikkelingsruimte resteert voor niet-prioritaire projecten.

Verder vragen zij op welke wijze de regering waarborgt dat niet op voorhand alle ontwikkelingsruimte wordt vastgelegd door Rijk en provincies.

Ik stel samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu en in overeenstemming met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de twaalf provincies de ministeriële regeling vast, waarin ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd voor prioritaire projecten (voorgesteld artikel 19kn, eerste lid, in samenhang met voorgesteld artikel 19kq, eerste en derde lid). Dat betekent dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van het rijk en de provincies om te bepalen welke prioritaire projecten worden aangewezen in de ministeriële regeling. De ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten bevat in elk geval de ontwikkelingsruimte voor de MIRT-projecten.1 Het programma moet voldoende ontwikkelingsruimte bieden voor de uitvoering van deze projecten en de beschikbare ontwikkelingsruimte wordt allereerst gebruikt om deze prioritaire projecten te kunnen realiseren.

De ontwikkelingsruimte die per gebied en per habitat beschikbaar is wordt op het niveau van hectares (hexagonen) berekend met behulp van het rekeninstrument AERIUS. Evenzo wordt met AERIUS inzichtelijk gemaakt hoeveel stikstofdepositie de projecten en andere handelingen veroorzaken op de voor stikstofgevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden die in het programma aanpak stikstof worden opgenomen. Ik beoordeel tezamen met de andere bevoegde bestuursorganen voor welke prioritaire projecten de beschikbare ontwikkelingsruimte moet worden gereserveerd. Daarbij is het onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om te borgen dat er voor prioritaire projecten niet meer ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd dan beschikbaar is voor de programmaperiode en dat niet onnodig inbreuk wordt gemaakt op de omvang van de ontwikkelingsruimte die resteert voor niet-prioritaire projecten (voorgesteld artikel 19kn, zesde lid).

Ingeval onverhoopt uit de monitoringsgegevens zou blijken dat de depositieruimte die door het programma beschikbaar komt minder is dan geprognosticeerd, kan tijdig worden ingegrepen. Ingeval deze situatie zich zou voordoen, bezien de bevoegde gezagen voor het programma gezamenlijk op welke wijze moet worden bijgestuurd. Instrumenten voor bijsturing zijn het wijzigen of vervangen van de in het programma opgenomen maatregelen dan wel het toevoegen van maatregelen, het aanpassen van de gebiedsanalyses, het aanpassen van de hoogte en (ruimtelijke) verdeling van ontwikkelingsruimte, het wijzigen van de lijst met prioritaire projecten in de ministeriële regeling en het aanpassen van de grenswaarden. Bij bijsturing is het uitgangspunt dat het programma gedurende het tijdvak waarin het van kracht is zo bestendig mogelijk is. Daarbij geldt de randvoorwaarde dat verzekerd moet blijven dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast als gevolg van de toedeling van ontwikkelingsruimte.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe bijgestuurd gaat worden als uit monitoring blijkt dat instandhoudingsdoelen in gevaar komen, terwijl de ontwikkelingsruimte al is toegedeeld.

Direct vanaf het moment van vaststelling van het programma aanpak stikstof is ontwikkelingsruimte beschikbaar. Deze ontwikkelingsruimte wordt gegenereerd door generieke bronmaatregelen en kan bij aanvang van het programma worden uitgegeven doordat gebiedsspecifieke maatregelen worden getroffen, die verzekeren dat in de Natura 2000-gebieden geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats plaatsvindt en op termijn zo nodig herstel kan worden gerealiseerd. Gedurende de eerste programmaperiode zullen de maatregelen van het programma primair zijn gericht op het behoud van voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. In de volgende programmaperioden zullen de maatregelen zijn gericht op een geleidelijk herstel van de habitats waar dat in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen noodzakelijk is.

Het programma aanpak stikstof wordt als geheel passend beoordeeld. In deze passende beoordeling worden de verminderde stikstofdepositie door brongerichte maatregelen, de effecten van herstelmaatregelen uit de gebiedsanalyses, het gebruik van beschikbare depositieruimte en de toedeling van ontwikkelingsruimte aan activiteiten betrokken. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat ontwikkelingsruimte deels eerder wordt toegedeeld dan dat de effecten van sommige maatregelen optreden. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het programma worden sinds het Onderhandelingsakkoord decentralisatie Natuur (2011) jaarlijks middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de herstelmaatregelen die er op gericht zijn om de kwetsbare natuur te beschermen tegen de te hoge stikstofdeposities. Deze maatregelen worden dus al vooruitlopend op dit programma uitgevoerd. In de gebiedsanalyses, waarin voor elk gebied en voor elk van de daarbinnen gelegen voor stikstof gevoelige habitats de effecten van autonome ontwikkelingen en van generieke en gebiedsspecifieke maatregelen in beeld worden gebracht, wordt onderbouwd dat de effecten van deze maatregelen zich tijdig voordoen om te verzekeren dat er zich bij de beoogde toedeling van een hoeveelheid ontwikkelingsruimte geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats voordoet en de instandhoudingsdoelstellingen dichterbij worden gebracht.

Tegelijk is relevant dat in het programma aanpak stikstof onzekerheidsmarges in acht worden genomen en dat, overeenkomstig het voorgestelde artikel 19kn, derde lid, een evenwichtige toedeling van ontwikkelingsruimte over de eerste en de tweede helft van de programmaperiode zal zijn verzekerd. Hierna zal ik daar in antwoord op vragen van de leden van de GroenLinks-fractie nader op ingaan. De passende beoordeling moet zekerheid verschaffen dat tegen deze achtergrond bij de toedeling van ontwikkelingsruimte geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats optreedt, de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast en de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet onevenredig wordt vertraagd ten opzichte van de situatie dat er geen programma aanpak stikstof zou zijn en de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar komt. Bij onvoorziene ontwikkelingen kan tijdig worden ingegrepen. De monitoring, die onmiddellijk aanvangt na inwerkingtreding van het programma aanpak stikstof, is hierop ingericht. Toedeling van ontwikkelingsruimte vindt dus zodanig plaats dat de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar komen.

In het voorafgaande ben ik op de mogelijke instrumenten voor bijsturing ingegaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinksfractie

Naar aanleiding van mijn antwoord in de memorie van antwoord, dat direct vanaf het moment van vaststelling van het programma aanpak stikstof ontwikkelingsruimte beschikbaar is, vragen de leden van de GroenLinksfractie hoe de regering vaststelt dat die ontwikkelingsruimte er daadwerkelijk is, op het moment dat nog geen concreet resultaat van een concrete maatregel is behaald.

In antwoord op vragen van de leden van de PvdA-fractie heb ik toegelicht dat er direct vanaf het moment van vaststelling van het programma aanpak stikstof ontwikkelingsruimte beschikbaar is. De passende beoordeling van het programma geeft hiervoor de onderbouwing.

De ontwikkelingsruimte die per gebied en per habitat beschikbaar is wordt op het niveau van hectares (hexagonen) met behulp van het beschikbaar gestelde rekeninstrument AERIUS inzichtelijk gemaakt. Het bevoegd gezag dat moet beslissen op de vergunningaanvraag – over het algemeen gedeputeerde staten van de betrokken provincie – zal voor het stikstofaspect aan de hand van AERIUS vaststellen hoeveel ontwikkelingsruimte op dat moment nog beschikbaar is en of deze volstaat voor het project of de andere handeling waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen er op dat de gebiedsanalyses nog niet zijn afgerond, en vragen hoe de regering verzekerd kan zijn van resultaten die er nog niet zijn. Zij vragen of er niet op basis van een papieren werkelijkheid ontwikkelingsruimte wordt uitgegeven, terwijl die werkelijkheid later flink kan tegenvallen.

De gebiedsanalyses zijn een essentieel onderdeel van het programma aanpak stikstof. Het programma wordt alleen vastgesteld als op basis van de definitieve gebiedsanalyses met zekerheid kan worden vastgesteld dat met de combinatie van vermindering van de stikstofdepositie en herstelmaatregelen verzekerd is dat er geen verslechtering van de kwaliteit van habitats in Natura 2000-gebieden zal plaatsvinden, dat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar komt en dat de toedeling van ontwikkelingsruimte niet leidt tot een onevenredige vertraging van de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen ten opzichte van de situatie zonder programmatische aanpak stikstof. Voor elk Natura 2000-gebied dat in het programma wordt opgenomen is een gebiedsanalyse opgesteld. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak over het tracébesluit A2 ’s-Hertogenbosch-Eindhoven heb ik, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu en gedeputeerde staten van de provincies, aanleiding gezien de gebiedsanalyses zekerheidshalve nog eens te laten screenen. De gebiedsanalyses worden tezamen met het programma ter inzage gelegd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het acceptabel vindt dat een vertraging gaat optreden in het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van de programmatische aanpak stikstof. Zij vragen of dat betekent dat er verslechtering kan optreden ten opzichte van de situatie zonder het programma.

De gebiedsanalyses moeten de onderbouwing leveren dat met de combinatie van vermindering van de stikstofdepositie en herstelmaatregelen verzekerd is dat er geen verslechtering van de kwaliteit van habitats in Natura 2000-gebieden zal plaatsvinden, dat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar komt en dat de toedeling van ontwikkelingsruimte niet leidt tot een onevenredige vertraging van de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen ten opzichte van de situatie zonder programmatische aanpak stikstof. Alle gebiedsanalyses zullen hieraan moeten voldoen.

Deze leden vragen verder hoe de regering zal ingrijpen en bijsturen als zou blijken dat resultaten van maatregelen tegenvallen en teveel ontwikkelingsruimte is uitgegeven. Zij vragen welke juridische mogelijkheden er zijn om bijsturing af te dwingen en hoe de regering die zal toepassen.

In het voorafgaande heb ik, in antwoord op vragen van de leden van de PvdA-fractie, de mogelijke instrumenten voor bijsturing vermeld.

Ingeval zich een situatie zou voordoen die noopt tot bijsturing, bezien de bevoegde gezagen voor het programma aanpak stikstof gezamenlijk op welke wijze moet worden bijgestuurd. Het is in het belang van alle bestuursorganen die het programma vaststellen dat tijdige bijsturing plaatsvindt ingeval de monitoringsresultaten daartoe aanleiding geven. Ik heb er daarom vertrouwen in dat alle bevoegde gezagen hierin hun verantwoordelijkheid nemen.

In het uiterste geval kan ik bij ministeriële regeling de omvang van de hoeveelheid toe te delen ontwikkelingsruimte gewijzigd vast stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat bij de toedeling van ontwikkelingsruimte een marge moet worden ingebouwd, en een deel zou moeten worden gereserveerd voor onverwachte tegenvallers.

Ik ben het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat een marge moet worden gehanteerd bij de toedeling van ontwikkelingsruimte. De ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten is de hoeveelheid stikstofdepositie die nodig is voor de toedeling aan activiteiten waarvoor ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd vermeerderd met een marge van 10%. Deze marge is bedoeld als waarborg dat er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is wanneer de uitvoeringsmodaliteiten van prioritaire projecten veranderen in de loop van de voorbereiding van het toestemmingsbesluit. In dat geval kan de benodigde ontwikkelingsruimte hoger zijn of een andere ruimtelijke verdeling hebben dan waarvan bij de reservering werd uitgegaan. Dit uitgangspunt zal in het programma aanpak stikstof worden opgenomen. Verder zal in het programma ter uitvoering van het voorgestelde artikel 19kn, derde lid, van de wet worden vastgesteld welk deel van de ontwikkelingsruimte in de eerste helft en welk deel in de tweede helft van het tijdvak van het programma wordt toegedeeld en gereserveerd. Deze verdeling moet zodanig zijn dat een evenwichtige toedeling en reservering van de ontwikkelingsruimte gedurende het tijdvak van het programma is verzekerd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder hoe de regering zal voorkomen dat er onverwacht veel activiteiten zullen zijn die stikstofdepositie onder de grenswaarde veroorzaken, die cumulatief een significant negatief effect op habitats van Natura 2000-gebieden hebben als gevolg van het toedelen van ontwikkelingsruimte.

Het voornemen is om bij algemene maatregel van bestuur te voorzien in een vangnet, om te borgen dat significante effecten voor Natura 2000-gebieden en verslechtering van de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000-gebied door de activiteiten onder de grenswaarde zijn uitgesloten. Wanneer 95% van de depositieruimte die beschikbaar is voor activiteiten onder de grenswaarde is benut, wordt de grenswaarde van rechtswege aangepast. Ingeval deze situatie zich voordoet, zal de Minister van Economische Zaken dat bekendmaken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen een inschatting van de extra risico’s van externe saldering op overschrijding van stikstofemissie- en depositie met significante gevolgen.

Het voorgestelde artikel 19km, derde lid, sluit de mogelijkheid van externe saldering uit voor projecten of andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken op een in het programma aanpak stikstof opgenomen Natura 2000-gebied. Voorgesteld artikel 19kr is bedoeld als terugvaloptie en maakt uitsluitend in uitzonderingsgevallen externe saldering mogelijk2. De programmatische aanpak stikstof is het eerst aangewezen instrument.

Hierna beschrijf ik naar aanleiding van vragen van de leden van de GroenLinks-fractie de voorwaarden waaronder het bevoegd gezag kan besluiten dat het verbod van externe saldering niet van toepassing is op een concreet project. Eén van die voorwaarden is dat het bevoegd gezag een dergelijk besluit alleen kan nemen als na toepassing van externe saldering voldoende ontwikkelingsruimte overblijft (voorgesteld artikel 19kr, achtste lid). De bestuursorganen die het beheerplan vaststellen voor Natura 2000-gebieden waar projecten of andere handelingen stikstofdepositie veroorzaken op voor stikstofgevoelige habitats zijn verplicht de gevolgen van de stikstofdepositie te monitoren en daarover te rapporteren (voorgesteld artikel 19kr, zevende lid). Hiermee is geborgd dat de voor het programmatische aanpak stikstof verantwoordelijke bestuursorganen overzicht hebben van de omvang van de stikstofdepositie in de betrokken gebieden. Verder worden de generieke emissie- en depositiereducerende maatregelen die in het programma zijn opgenomen onverkort uitgevoerd (voorgesteld artikel 19kr, negende lid). Daling van de stikstofdepositie blijft derhalve gegarandeerd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat het aandeel van de landbouw in de reductie van stikstofemissie te gering is.

Zij merken hierbij op dat zij het vreemd vinden dat in het convenant is afgesproken dat 56% van de totaal gerealiseerde stikstofreductie ten goede komt aan ontwikkelingsruimte voor de landbouw.

Ik heb op 18 maart 2014 met het landbouwbedrijfsleven, specifiek de veehouderijsector, een overeenkomst gesloten waarin het bedrijfsleven zich heeft verplicht tot het reduceren van minimaal 10 kiloton emissies tot 2030. Dit betreft een reductiedoelstelling speciaal voor het programma aanpak stikstof en bovenop het reeds eerder ingezette beleid ten aanzien van reductie van ammoniak en stikstofoxiden. Het aandeel van deze extra reductie in het totaal aan verwachte emissiedaling is substantieel. Met de veehouderijsector is afgesproken dat 56% van deze extra door het landbouwbedrijfsleven gereduceerde emissies, dus niet 56% van het totaal aan stikstofreductie, ten goede kan komen aan de veehouderij. Het andere deel komt ten goede aan de natuur.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering beoordeelt of sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin externe saldering mogelijk is. Zij vragen welke criteria daarbij worden gehanteerd en of deze criteria worden vastgelegd.

In antwoord op eerdere vragen van deze leden heb ik aangegeven dat externe saldering uitsluitend in uitzonderingsgevallen mogelijk is. In artikel 19kr, tweede en achtste lid, van het wetsvoorstel is bepaald in welke gevallen externe saldering kan worden toegepast. Dat is mogelijk voor projecten of andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied dat niet is opgenomen in het programma aanpak stikstof. Verder kan externe saldering worden toegepast ingeval het bevoegd gezag voor een toestemmingsbesluit ten aanzien van projecten of andere handelingen het besluit heeft genomen dat het verbod van externe saldering niet van toepassing is. Het bevoegd gezag mag een dergelijk besluit alleen nemen als na toepassing van externe saldering voldoende ontwikkelingsruimte overblijft (voorgesteld artikel 19kr, achtste lid). Het bevoegd gezag moet derhalve aantonen dat emissieruimte niet dubbel wordt uitgegeven, om ongewenste interferentie met de programmatische aanpak stikstof te voorkomen. Dit betreft maatwerk. Het bevoegd gezag moet van geval tot geval, in overeenstemming met de bestuursorganen die het beheerplan vaststellen voor de Natura 2000-gebieden waar het project of de andere handeling stikstofdepositie veroorzaakt, beoordelen of ten aanzien van een project of andere handeling een uitzondering kan worden gemaakt op het verbod op externe saldering. Zoals ik hiervoor heb aangegeven, is op basis van monitoring en rapportage geborgd dat de voor het programmatische aanpak stikstof verantwoordelijke bestuursorganen overzicht hebben van de omvang van de stikstofdepositie in de betrokken gebieden. Tenslotte kan externe saldering alleen op gebiedsniveau worden toegepast.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke sancties de regering hanteert als externe saldering wordt toegepast, terwijl geen sprake is van een uitzonderlijke situatie.

Het bestuursorgaan dat bevoegd is voor het nemen van een toestemmingsbesluit ten aanzien van een project of andere handeling waarbij ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld (besluit als bedoeld in het voorgestelde artikel 19km, eerste lid), is in overeenstemming met de bestuursorganen die het beheerplan vaststellen voor een Natura 2000-gebied waar dat project of die andere handeling stikstofdepositie veroorzaakt het bevoegd gezag dat kan besluiten dat het verbod van externe saldering in een concreet geval niet geldt. Afhankelijk van het desbetreffende project of andere handeling, kan het bevoegd gezag bestaan uit bestuursorganen van het Rijk, van de provincies of van een combinatie daarvan.

Zoals hiervoor is aangegeven, stelt het voorgestelde artikel 19kr de voorwaarden waaronder het bevoegd gezag kan besluiten dat het verbod van externe saldering niet geldt. Het is in het belang van alle bestuursorganen die het programma aanpak stikstof vaststellen dat het programma het exclusieve kader is voor het verlenen van toestemming aan projecten of andere handelingen, wanneer die toestemming vanwege een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden vereist is. Ik heb er daarom vertrouwen in dat toepassing van artikel 19kr in de praktijk niet nodig zal zijn. Mocht de situatie zich voordoen dat een bestuursorgaan in strijd met de wet besluit de toepassing van externe saldering toe te staan, dan kan de Minister van Economische Zaken in het uiterste geval gebruikmaken van de generieke instrumenten voor interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van wettelijke medebewindstaken van de Provinciewet en de Gemeentewet.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de gebiedsanalyses zijn gescreend naar aanleiding van de uitspraak in de A2-zaak, wanneer zij ter inzage worden gelegd.

De gebiedsanalyses worden naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak over het tracébesluit A2 gescreend en, indien nodig, naar aanleiding daarvan aangepast, vóór de terinzagelegging.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de registratiemodule van AERIUS alleen toegankelijk is voor de bevoegde gezagen.

Zij vragen of de regering het met hen eens is dat het juist van belang is dat derden na kunnen gaan of de registratie klopt.

Met de leden van de GroenLinks-fractie ben ik het eens dat het van belang is dat derden na kunnen gaan of registraties in AERIUS kloppen. Het reken- en registratie-instrument AERIUS is daarom voor iedereen via het internet te raadplegen. Een ieder kan via AERIUS nagaan hoeveel stikstofdepositie een bepaalde handeling zal veroorzaken op een bepaalde locatie in een Natura 2000-gebied. Daarnaast biedt AERIUS inzicht in de hoeveelheid beschikbare ontwikkelingsruimte per gebied, met inbegrip van de door de bevoegde gezagen geregistreerde afschrijvingen van toegedeelde ontwikkelingsruimte. Niet openbaar zijn gegevens die herleidbaar zijn tot individuele personen of bedrijven.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de resultaten beschikbaar zijn van de quick scan naar de oorzaken van de verschillen tussen de berekeningen van de stikstofdepositie volgens het verspreidingsmodel operationele stoffen en de gemeten trends.

Ik acht het van groot belang dat de ammoniakconcentratie daalt en ik hecht eraan dat het rekenmodel AERIUS periodiek wordt aangepast aan de best beschikbare gegevens. Daarom heb ik de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd om samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de wetenschappers die betrokken zijn bij het Nederlandse Emissiemodel voor ammoniak (NEMA) op korte termijn door middel van een quick scan te analyseren wat de oorzaak kan zijn dat de berekende daling van ammoniakconcentratie niet ondersteund wordt door metingen. Ik verwacht de resultaten van de quick scan nog deze zomer naar de Tweede Kamer te kunnen sturen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Meerjarenprogramma Infrastructuur en Ruimte.

X Noot
2

Kamerstukken 2013/14, 33 699, nr. 71.

Naar boven