33 668 (R2013) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake technische samenwerking op het gebied van civiele luchtvaartveiligheid; Washington, 23 mei 2013

A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 10 oktober 2013. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 november 2013.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 23 mei 2013 te Washington tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake technische samenwerking op het gebied van civiele luchtvaartveiligheid (Trb. 2013, 86).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 11 oktober 2013 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na jarenlange onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten van de verschillende delen van het Koninkrijk der Nederlanden en de luchtvaartautoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika (de FAA). Het verdrag heeft tot doel technische samenwerking tussen enerzijds Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland en anderzijds de Verenigde Staten van Amerika mogelijk te maken op het gebied van het waarborgen en bevorderen van de veiligheid in de internationale burgerluchtvaart. De samenwerking heeft ondermeer betrekking op uitwisseling van informatie, het aanbieden en ontvangen van technische assistentie, uitvoeren van technische inspecties, het kalibreren van radionavigatie- en radarapparatuur, het leveren van luchtverkeersdiensten, het installeren en onderhouden van faciliteiten en voorzieningen noodzakelijk voor het leveren van luchtverkeersdiensten, en de opleiding van luchtvaartveiligheidspersoneel. Ter implementatie van het onderhavige Verdrag kunnen uitvoeringsovereenkomsten getekend worden tussen de FAA en de betrokken luchtvaartautoriteiten en met de betrokken luchtverkeersdienstverleners. Deze privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomsten bestrijken de concrete onderwerpen waarop de samenwerking, technische assistentie en uitwisseling van informatie van toepassing zal zijn.

Het onderhavige Verdrag kwam tot stand op verzoek van de Verenigde Staten. Samenwerking op het gebied van de veiligheid in de burgerluchtvaart tussen de luchtvaartautoriteiten van de (voormalige) Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten vond tot nu toe plaats op basis van een internationale beleidsafspraak die tot stand kwam op 6 augustus 1991. Een identieke regeling tussen de Arubaanse en de Amerikaanse luchtvaartautoriteiten kwam tot stand op 17 mei 1996. Op grond van Amerikaanse wetgeving moeten dergelijke internationale beleidsafspraken worden vervangen door verdragen. Om die reden wensten de Verenigde Staten te komen tot het onderhavige Verdrag, dat dient ter vervanging van de bovengenoemde internationale beleidsafspraken.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Aangezien de luchtvaartautoriteiten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten een zelfstandige rol hebben in en toezicht houden op de veiligheid in de burgerluchtvaart in hun landen, krijgen deze delen van het Koninkrijk op grond van het eerste lid de bevoegdheid om, naast Nederland (voor het Caribische deel van Nederland), uitvoering te geven aan het Verdrag. Naast de luchtvaartveiligheid, waarvoor de respectievelijke luchtvaartautoriteiten verantwoordelijk zijn, regelt het Verdrag ook de mogelijke samenwerking met de luchtverkeersdienstverleners. Voor Curaçao en Bonaire is dat de Dutch Carribean Air Navigation Service Provider (DC-ANSP). Deze organisatie is gevestigd op Curaçao. Vanwege de toepassing van het Verdrag op het Caribische deel van Nederland is eveneens de Nederlandse luchtvaartautoriteit opgenomen als uitvoerende organisatie.

volge het derde lid zijn de genoemde luchtvaartautoriteiten tevens verantwoordelijk voor het opstellen en sluiten van de in dit lid bedoelde contracten en/of privaatrechtelijke overeenkomsten op ambtelijk niveau met de FAA waarin de technische en operationele aspecten ten aanzien van de uitvoering van dit verdrag zullen worden vastgelegd. Het derde lid bevat een niet-limitatieve opsomming van de zaken die geregeld kunnen worden door de onderliggende uitvoerende regelingen.

Op grond van het tweede lid kan het verdrag worden uitgebreid tot het Europese deel van Nederland door notificatie door de Nederlandse regering en schriftelijke acceptatie daarvan door de Verenigde Staten. De eventuele uitbreiding van het verdrag dient uiteraard ter goedkeuring aan het parlement te worden voorgelegd. De verhouding met geldende EU-regelgeving zal dan ook beoordeeld worden.

Artikel II

Dit artikel bepaalt dat de luchtvaartautoriteiten de noodzakelijke maatregelen moeten nemen om de samenwerking op het de in dit artikel niet limitatief genoemde gebieden van burgerluchtvaartveiligheid tussen de luchtvaartautoriteiten te waarborgen.

Artikel III

Dit artikel stelt dat de activiteiten die uit dit Verdrag voortvloeien afhankelijk zullen zijn van de beschikbare financiële middelen en personele inzet van de betrokken autoriteiten. Dit artikel bepaalt eveneens welke activiteiten, binnen de beschikbare middelen, kunnen worden uitgevoerd.

Artikel IV

Dit artikel bepaalt dat de landen van het Koninkrijk afzien van importheffingen op apparatuur die nodig is voor de uitvoering van het Verdrag en die ten behoeve van de Verenigde Staten van Amerika worden aangeleverd of vervoerd.

Artikel V

Dit artikel voorziet in een exoneratieclausule. De regering van de Verenigde Staten zal worden gevrijwaard van claims en juridische procedures die voortvloeien uit de uitvoering van de samenwerking onder het verdrag. In beginsel komt de plicht tot vrijwaring onder dit artikel te liggen op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland (voor het Caribische deel van Nederland), alwaar de samenwerking zal plaats vinden. Ook het Koninkrijk der Nederlanden, als subject van het volkenrecht, heeft, in tweede instantie, deze plicht tot vrijwaring. Grove schuld, opzettelijke, frauduleuze of criminele gedragingen die persoonlijke schade, dood of schade aan eigendommen tot gevolg hebben worden van de reikwijdte van artikel V uitgesloten.

Artikel VI

Dit artikel bepaalt dat zowel de luchtvaartautoriteiten als de Partijen te allen tijde kunnen verzoeken om consultaties met (de luchtvaartautoriteiten van) de andere Partij met betrekking tot het Verdrag. Tenzij anders worden overeengekomen, dienen deze consultaties aan te vangen binnen zestig dagen na ontvangst van het verzoek door de andere luchtvaartautoriteit(en) of Partij. Het verzoek tot consultatie geschiedt langs diplomatieke kanalen.

Artikel VII

Wijzigingen van dit Verdrag zullen pas in werking treden nadat de Partijen elkaar schriftelijk, door middel van een notawisseling, hebben geïnformeerd dat aan alle constitutionele vereisten voor inwerkingtreding van het amendement is voldaan.

Artikel VIII

Dit artikel betreft de geschillenbeslechting. Er is hierbij gekozen om alle eventuele geschillen over de interpretatie of toepassing van de dit Verdrag en de contracten en/of privaatrechtelijke overeenkomsten bedoeld in artikel I, derde lid, van dit Verdrag tot een oplossing te brengen door overleg op het niveau van de desbetreffende autoriteiten.

Artikel IX

Dit artikel bevat de bepalingen over de inwerkingtreding en opzegging van het Verdrag.

Het tweede lid geeft aan op welk moment het verdrag in werking treedt.

Op grond van het derde lid blijft het Verdrag van kracht tenzij een van de Partijen het Verdrag langs diplomatieke kanalen opzegt. Hierbij wordt een opzegtermijn van zes maanden in acht genomen. De opzegging kan worden trokken zolang de opzegtermijn van zes maanden nog niet is verstreken.

3. Voorlopige toepassing

Het eerste lid van Artikel IX bepaalt dat het Verdrag voorlopig wordt toegepast vanaf het moment van ondertekening. De FAA heeft aangegeven vanaf het moment van voorlopige toepassing technische assistentie te kunnen bieden. Inhuur van en technische assistentie door de FAA, in plaats van andere aanbieders van soortgelijke diensten, levert grote kostenbesparingen op voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland, aangezien de FAA door de expertise van de organisatie en aanwezigheid in de Caribische regio tegen kostprijs deze dienstverlening kan aanbieden. Met de voorlopige toepassing van het Verdrag wordt bewerkstelligd dat de luchtvaartveiligheid van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland gewaarborgd kan blijven en dat daarmee het Koninkrijk kan voldoen aan de normen van luchtvaartveiligheid die de internationale burgerluchtvaart organisatie ICAO stelt. De voorlopige toepassing conflicteert niet met bestaande wet- en regelgeving.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat het Koninkrijk betreft, gelden voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven