33 665 Kaderovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake militaire samenwerking; Rabat, 21 mei 2013

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 juli 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 18 juli 2013 inzake de Verlopige toepassing Kaderovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake militaire samenwerking; Rabat, 21 mei 2013 (Kamerstuk 33 665, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 juli 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Met welke andere landen heeft Nederland een kaderovereenkomst gesloten inzake militaire samenwerking?

Antwoord op vraag 1

De andere door het Koninkrijk gesloten kaderovereenkomsteninzake militaire samenwerking zijn de op 8 november 2006 te Münster tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied (Trb. 2007, 4) en het op 7 december 2011 te Brasilia tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake samenwerking ter zake van defensiegerelateerde aangelegenheden (Trb. 2012, 8).

Vraag 2

Zijn er qua inhoud verschillen tussen deze kaderovereenkomst met Marokko en kaderovereenkomsten die met andere landen zijn afgesloten, en zo ja, op welke punten?

Antwoord op vraag 2

De inhoud van de onder het antwoord op vraag 1 genoemde kaderovereenkomsten is in grote lijnen in overeenstemming met de inhoud van de onderhavige kaderovereenkomst met Marokko.

Vraag 3

Is het waar dat de Marokkaanse Grondwet stelt dat de Westelijke Sahara een onlosmakelijk onderdeel van het Koninkrijk Marokko is? Indien neen, wat zijn dan de feiten?

Antwoord op vraag 3

Nee. De Marokkaanse Grondwet van 2011 bevat geen geografische omschrijvingen van het Koninkrijk Marokko. De grondwet bepaalt dat de territoriale organisatie van het Koninkrijk gedecentraliseerd is en berust op «geavanceerde regionalisering» (artikel 1). Hiermee wordt vooruitgelopen op een regionaliseringsproces dat nog moet plaatsvinden. De huidige indeling in regio’s is vastgelegd in een wet uit 1997. Deze wet kent zestien regio’s waarvan er drie geheel of deels zijn gelegen in de Westelijke Sahara. Dit zijn Oued Ed-Dahab-Lagouira (geheel gelegen in de Westelijke Sahara), Laâyoune-Boujdour-Sakia El Hamra (grotendeels gelegen in de Westelijke Sahara) en Guelmim-Es Semara (deels gelegen in de Westelijke Sahara). In Marokko worden deze provincies doorgaans collectief aangeduid als «les provinces du sud».

Vraag 4

Kunt u aangeven hoe het grondgebied van Marokko waar deze Kaderovereenkomst betrekking op heeft, wordt gedefinieerd? Is het gebied van de Westelijke Sahara expliciet uitgesloten van het grondgebied waarop deze Kaderovereenkomst betrekking heeft? Indien neen, waarom niet? Indien ja, hoe is deze uitsluiting vastgelegd?

Vraag 5

Zijn de wateren voor de kust van de Westelijke Sahara uitgesloten van deze Kaderovereenkomst? Indien neen, waarom niet? Indien ja, hoe is deze uitsluiting vastgelegd?

Antwoord op vraag 4 en vraag 5

Het grondgebied van het Koninkrijk Marokko, waarop de Kaderovereenkomst betrekking heeft, is niet gedefinieerd. De Westelijke Sahara en de wateren voor de kust van de Westelijke Sahara zijn niet expliciet uitgesloten van het geografische toepassingsgebied van de Kaderovereenkomst. In bilaterale overeenkomsten inzake (militaire) samenwerking is het niet wenselijk en niet gangbaar om het grondgebied van betrokken staten te definiëren of het geografische toepassingsgebied van de overeenkomst vast te leggen. Dit maakt het mogelijk om samen te werken in gebieden buiten de nationale rechtsmacht, zoals de volle zee. Vanwege het conflict over de Westelijke Sahara zal Nederland onder deze Kaderovereenkomst geen samenwerkingsactiviteiten aan gaan die betrekking hebben op de Westelijke Sahara of indirecte gevolgen hebben voor dat gebied.

Vraag 6

Kunt u bevestigen dat militairen in Marokko geregeld betrokken raken bij mensenrechtenschendingen in de Westelijke Sahara? Welke maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat militaire samenwerking tussen Nederland en Marokko hier (indirect) aan bijdraagt?

Antwoord op vraag 6

Mensenrechtenschendingen komen helaas nog voor in Marokko, zo ook in de Westelijke Sahara. Handhaving van de openbare orde valt onder de verantwoordelijkheid van de politie en de inlichtingendiensten, waarbij ook voor civiele autoriteiten en rol is weggelegd. De betrokkenheid van het leger bij de mensenrechtenschendingen in de Westelijke Sahara is daardoor minder aannemelijk.

Vraag 7

Hoeveel Marokkaanse militairen zijn werkzaam in de Westelijke Sahara? Hoeveel is dit uitgedrukt in procenten van het gehele Marokkaanse leger?

Antwoord op vraag 7

De Marokkaanse «Forces Armées Royales» (FAR) bestaat uit ongeveer 257.000 manschappen. Ongeveer 150.000 manschappen zijn gestationeerd in de sector Zuid (de Westelijke Sahara). Dit is circa 60 procent van de totale sterkte van de FAR.

Vraag 8

Is er met betrekking tot het sluiten van de Kaderovereenkomst juridisch advies ingewonnen? Indien neen, waarom niet? Indien ja, bent u bereid dit met de Kamer te delen?

Antwoord op vraag 8

Met betrekking tot het sluiten van overeenkomsten wordt in beginsel geen juridisch advies bij derden ingewonnen. De bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken departementen hebben hiervoor voldoende kennis in huis.

Vraag 9

Behoren antiterrorisme-oefeningen ook tot de bilaterale trainingsoefeningen? Hoe zien dergelijke oefeningen er in de praktijk (mogelijk) uit?

Antwoord op vraag 9

De Kaderovereenkomst biedt mogelijkheid voor een breed scala aan oefeningen. Antiterrorisme oefeningen behoren tot de mogelijkheden.

Vraag 10

Worden er oefeningen of operaties voorzien in samenwerking met Amerikaanse strijdkrachten? Is hier het Amerikaanse AFRICOM bij betrokken?

Antwoord op vraag 10

De Kaderovereenkomst is een bilaterale overeenkomst tussen Marokko en Nederland. Op grond van deze overeenkomst worden bilaterale oefeningen gehouden. Tijdens African Partnership Station (APS 2013), dat is ontwikkeld door United States Naval Forces Europe, brengt de Zr. Ms. Rotterdam een havenbezoek aan Casablanca. Het havenbezoek is geen onderdeel van het APS programma. Gedurende dit havenbezoek worden onder Nederlands nationaal commando enkele kleinschalige activiteiten onder de kaderovereenkomst met Marokko ontplooid. Deze activiteiten staan in het teken van amfibische operaties en antipiraterij. In het kader van APS 2013 is er een US Marines detachement aan boord.

Vraag 11

Welke militaire afspraken zijn er gemaakt tussen de Verenigde Staten en Marokko? Raken deze afspraken de Kaderovereenkomst over militaire samenwerking tussen Nederland en Marokko?

Antwoord op vraag 11

Tussen de VS en Marokko is in 1982 een verdrag inzake de status van militair personeel gesloten. Onderhavige Kaderovereenkomst richt zich met name op de intensivering van de samenwerking tussen Nederland en Marokko, regelt daarvoor het juridisch kader en schept geen verplichtingen of rechten voor de VS. De kaderovereenkomst raakt de bestaande afspraken tussen Marokko en de VS niet.

Vraag 12

Worden Nederlandse militaire eenheden betrokken bij AFRICOM operaties (inclusief oefeningen) in Marokko? Onder welke bevelsstructuur gebeurt dit?

Antwoord op vraag 12

Er worden geen Nederlandse militaire eenheden betrokken bij AFRICOM operaties (inclusief oefeningen) in Marokko.

Vraag 13

Zijn er Nederlandse special forces betrokken bij oefeningen in Marokko? Zo ja, werken ze ook samen met Amerikaanse special forces?

Antwoord op vraag 13

Aan boord van de Zr.Ms. Rotterdam bevindt zicht een Enhanced Boarding Element (EBE). Dit element bestaat onder anderen uit personeel van de Nederlandse Maritieme Special Forces (NLMARSOF). Het EBE zal participeren in een demonstratie voor een gezelschap van de Marokkaanse Marine tijdens de oefening African Winds binnen de territoriale wateren van Marokko. Bij deze demonstratie wordt niet samengewerkt met Amerikaanse Special Forces.

Vraag 14

Wat wordt verstaan onder «vergrijp»?

Antwoord op vraag 14

Onder «vergrijp» wordt verstaan een misdrijf of een overtreding. Deze terminologie is in overeenstemming met de terminologie, zoals vastgelegd in Artikel VII van het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (NAVO Statusverdrag) (Trb. 1951, 114). In Nederland zijn de misdrijven vastgelegd in artikel 92 tot en met 423 van het Wetboek van Strafrecht en de overtredingen in artikel 424 tot en met 479 van het Wetboek van Strafrecht.

Vraag 15

Ziet u risico’s voor Nederlandse militairen indien zij op Marokkaans grondgebied een vergrijp plegen, gelet op het feit dat in Marokko islamitische wetgeving van kracht is en de doodstraf officieel nog bestaat?

Antwoord op vraag 15

De rol van de islamitische wetgeving is in Marokko van belang waar het gaat om de formulering van het personen- en familierecht. Het strafrecht volgt daarentegen een op Franse wetgeving gebaseerd rechtssysteem. In het eveneens op 21 mei 2013 te Rabat tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko betreffende de status van strijdkrachten (Trb. 2013, 96) is een verdeling van rechtsmacht opgenomen (zie het antwoord op vraag 16). Voor situaties, waarin de rechtsmacht berust bij Marokko, zullen door Nederland zo veel mogelijk risico beperkende maatregelen worden genomen. Deze zouden onder meer kunnen bestaan uit het niet zelf besturen van voertuigen, het voorafgaand aan een oefening voorlichten van deelnemers over regels en wetgeving alsmede het geen gelegenheid bieden tot passagieren.

Vraag 16

Waarom is gekozen voor het territorialiteitsbeginsel en niet voor het personaliteitsbeginsel voor wat betreft de van toepassing zijnde wetgeving in geval van een vergrijp?

Antwoord op vraag 16

In de onderhavige situatie is niet gekozen voor een exclusieve rechtsmacht van de staat van verblijf. In het op 21 mei 2013 te Rabat tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko betreffende de status van strijdkrachten (Trb. 2013, 96) is een rechtsmachtverdeling overeengekomen, die in grote lijnen overeenkomt met het NAVO Statusverdrag. Wanneer een militair van de zendstaat een vergrijp begaat in de uitoefening van de dienst, wegen de belangen van de zendstaat het zwaarst en krijgt die staat voorrang bij de uitoefening van zijn rechtsmacht. Ook wanneer op andere wijze met name de belangen van de zendstaat worden geraakt, heeft de zendstaat voorrang bij de uitoefening van rechtsmacht. Verder heeft de zendstaat voorrang van rechtsmacht indien het vergrijp plaatsvindt tussen militairen van de zendstaat onderling. Alle andere vergrijpen welke door een personeelslid van de zendstaat worden begaan, vallen bij voorrang onder de rechtsbevoegdheid van de ontvangende staat. Partijen behouden zich de mogelijkheid voor op verzoek van de andere partij af te zien van hun voorrang ten aanzien van de rechtsbevoegdheid.

Vraag 17

Kunt u het Verdrag betreffende de status van personeelsleden en strijdkrachten tussen Marokko en Nederland aan de Kamer toezenden?

Antwoord op vraag 17

Dit verdrag is gepubliceerd in het Tractatenblad 2013, 96 en zal spoedig ter goedkeuring aan de Staten-Generaal worden toegezonden.

Vraag 18

Hoe wordt verzekerd dat zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere partij de in het kader van militaire samenwerking verkregen of ontvangen informatie niet aan derden wordt verstrekt? Hoe wordt voorts verzekerd dat de informatie niet ten nadele van de andere partij wordt gebruikt?

Antwoord op vraag 18

Op grond van het basisbeginsel «pacta sunt servanda» in het internationaal recht dient elk in werking getreden verdrag door de verdragspartijen te goeder trouw te worden nageleefd. Het beginsel valt onder het internationaal gewoonterecht en is ook geregeld in artikel 26 van het op 23 mei 1969 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972, 51).

Vraag 19

Kunt u de voor de inwerkingtreding vereiste interne bepalingen toelichten?

Antwoord op vraag 19

Voor de inwerkingtreding van de Kaderovereenkomst zullen de in het Koninkrijk gebruikelijke procedures worden gehanteerd zoals geformuleerd in artikel 91 van de Grondwet en de Rijkswet van 7 juli 1994, houdende regeling betreffende de goedkeuring en bekendmaking van verdragen en de bekendmaking van besluiten van volkenrechtelijk organisatie. Met andere woorden, instemming van het parlement is vereist voordat het verdrag in werking kan treden.

Vraag 20

Zijn er scenario’s denkbaar waarbij de opzegtermijn wegens zwaarwegende redenen niet hoeft te worden gerespecteerd?

Antwoord op vraag 20

Het is gebruikelijk in de verdragspraktijk en in artikel 42, tweede lid, van het op 23 mei 1969 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972, 51) vastgelegd, dat een opzegging van een verdrag slechts kan plaatsvinden door toepassing van de bepalingen van het verdrag.

Naar boven