33 660 Wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 december 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikel 5a, tweede lid, «van die aansprakelijkheid, vorm van aansprakelijkheid» vervangen door: en de vorm van die aansprakelijkheid,.

B

Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Aan artikel 18, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien het een ongeval betreft waarbij de aansprakelijkheid van de exploitant op grond van artikel 5, tweede lid, op een lager bedrag is vastgesteld dan het op grond van artikel 5, eerste lid, geldende bedrag, stelt de Staat tot een bedrag van € 1,5 miljard aan openbare middelen beschikbaar.

C

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. wordt in artikel I, onderdelen A en C, van deze wet «artikel 5, tweede lid» telkens vervangen door: artikel 5, derde lid;

2. Na onderdeel a vervalt «en:».

3. In onderdeel b wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.

4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. wordt in artikel I, onderdeel N, van de genoemde wet van 30 oktober 2008, aan onderdeel 1 een zin toegevoegd, luidende: Voorts wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien voor de desbetreffende installatie op grond van artikel 5, tweede lid, een lager bedrag is vastgesteld, stelt de Staat tot een bedrag van € 1,5 miljard aan openbare middelen beschikbaar.

TOELICHTING

Algemeen

Deze nota van wijziging, die mede namens de Ministers van Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken wordt ingediend, strekt er in hoofdzaak toe de voorwaardelijke verplichting van de Staat om in geval van een kernongeval middelen beschikbaar te stellen tot een in de wet genoemd bedrag toe te spitsen op de daadwerkelijke risico’s. Hiertoe wordt voor de Staat de mogelijkheid gecreëerd om voor kerninstallaties waarbij een ongeval beperktere gevolgen heeft ook een lagere garantie in de begroting op te nemen. Zodra de Wet van 30 oktober 2008 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie en ter uitvoering van het Protocol van 12 februari 2004 houdende wijziging van het Verdrag van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie (Stb. 2008, 509) in werking treedt, wordt het bedrag tot welk de Staat bij een ongeval middelen beschikbaar moet stellen, verhoogd van € 2,3 miljard naar € 3,2 miljard per ongeval. Het gevolg is dat de Staat voor elk van de zeven thans bestaande kerninstallaties in Nederland, voor zover er geen adequate verzekering is afgesloten, voor een nog hoger bedrag garant moet staan. Uit de Comptabiliteitswet 2001 vloeit immers voort dat voorwaardelijke verplichtingen moeten worden vertaald naar een garantieverplichting in de begroting, ongeacht het reële risico dat eraan ten grondslag ligt. Voor het merendeel van de installaties in de zin van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako), zoals de in Nederland aanwezige onderzoeksreactoren, was het al niet reëel te veronderstellen dat schades van € 2,3 miljard kunnen worden veroorzaakt. De verhoging van het bedrag naar € 3,2 miljard zal dus de garantieverplichting op de begroting, die in de huidige situatie al hoger dan noodzakelijk is, nog verder omhoog brengen. Het streven is garanties niet onnodig te verhogen naar een irreëel niveau, ook om te zorgen dat de omvang van de risico’s voor de Staat niet onnodig hoog worden weergegeven. Voor kerninstallaties waarbij een ongeval beperktere gevolgen heeft, wordt door de voorgestelde wijziging van artikel 18 tot € 1,5 miljard door de Staat beschikbaar gesteld in geval van een ongeval. Dit bedrag sluit aan bij het bedrag dat verdragsrechtelijk beschikbaar moet worden gesteld als bovengenoemde protocollen van 12 februari 2004 door de verdragsstaten, waaronder Nederland, worden geratificeerd. Hiermee wordt nog steeds zekerheid gegeven voor een bedrag dat veruit de risico’s van de betreffende installaties overstijgt. Voor kerninstallaties waarbij het wel reëel is aan te nemen dat een ernstig ongeval een impact met schade boven het verdragsniveau kan hebben, houdt dit wetsvoorstel het bedrag van € 3,2 miljard wel in stand. Dit zijn doorgaans kerncentrales (specifiek voor Nederland de kerncentrale in Borssele).

Artikelsgewijs

A

De aanpassing in dit onderdeel is van redactionele aard.

B

Dit onderdeel voegt een zin aan artikel 18, eerste lid, van de Wako toe die een uitzondering bevat op de in dat lid vastgelegde hoofdregel dat de Staat in geval van een kernongeval voor de vergoeding van de schade tot een bedrag van € 3,2 miljard (thans nog € 2,3 miljard) beschikbaar stelt. Indien op grond van artikel 5, tweede lid, van de wet is vastgesteld dat de exploitant, gelet op de te verwachten gevolgen van een kernongeval bij installatie, aansprakelijk is voor een lager bedrag dan de wettelijke vastgestelde aansprakelijkheidslimiet van € 1,2 miljard, vindt deze beschikbaarstelling van middelen plaats tot een bedrag van € 1,5 miljard.

C

De wijziging in onderdeel B gaat uit van de situatie dat de Wet van 30 oktober 2008 (Stb. 2008, 509), die artikel 18 van de Wako eveneens wijzigt, reeds in werking is getreden. Artikel II van het wetsvoorstel regelt de situatie waarin die inwerkingtreding nog niet heeft plaatsgevonden. De samenloopbepaling die reeds in het wetsvoorstel is opgenomen, wordt hiertoe gewijzigd.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven