33 660 Wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 12 september 2013

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

Inleiding

1

Algemeen

1

Artikelsgewijs

3

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover enkele vragen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanpassingswetgeving in verband met de protocollen van 2005 in 2008 in het Staatsblad is verschenen. Waarom is deze aanpassingswetgeving in 2013 nog steeds niet in werking getreden?

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de op grond van het verdrag ingestelde Bestuurscommissie het besluit heeft genomen om kerninstallaties die in het proces van ontmanteling verkeren uit te sluiten van het Verdrag in 1990. Waarom wordt daarover dan pas anno 2013 een Nederlandse wetswijziging voorgelegd? Welke concrete aanleiding is er om deze wijziging nu door te voeren in de wet?

De leden van de VVD-fractie willen weten welke installaties in Nederland vallen onder de definitie van «kerninstallatie» in het kader van het Verdrag van Parijs over de aansprakelijkheid van exploitanten van kerninstallaties. Om te voorkomen dat kerninstallaties onder het Verdrag vallen waarvan de risico’s dit niet rechtvaardigen is er een mogelijkheid om kerninstallaties uit te sluiten. Op welke kerninstallaties in Nederland zou dit van toepassing kunnen zijn?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor wordt gekozen om artikel 5a een meer generiek karakter te geven, zodat dit artikel in de toekomst ook ter uitvoering van eventuele andere besluiten van de Bestuurscommissie kan gelden. De Raad van State heeft een opmerking gemaakt over de afbakening van de voorgestelde bevoegdheid. Het gaat hierbij om belangrijke zaken zoals veiligheid en financiële risico’s. Dat vraagt om voorzichtigheid, volgens de leden van de VVD-fractie. Om wat voor soort besluiten van de Bestuurscommissie kan dit gaan? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken en daarover geïnformeerd? De Bestuurscommissie heeft tot nu toe één besluit genomen (in 1990), dus het komt niet regelmatig voor. Dus waarom wordt er dan gekozen voor een generieke maatregel? Zijn er de komende tijd nog besluiten te verwachten? Zo ja, welke?

De leden van de D66-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de mogelijkheid wordt gecreëerd om kerninstallaties uit te sluiten van de toepassing van het Verdrag van Parijs. Deze leden vragen of het juist is dat voor kerninstallaties die worden uitgesloten, de aansprakelijkheid bij de overheid komt te liggen? Kan de regering de omvang van dit risico kwantificeren, zo vragen deze leden? De aan het woord zijnde leden vragen of voor de overdracht van dit risico een kostendekkende premie gevraagd zal worden, die een reële weergave vormt van het risico?

De leden van de D66-fractie vragen wat de aanleiding is om dit wetsvoorstel nu in te dienen? Kan de regering aangeven welk publiek belang er met deze wetswijziging gediend wordt?

De leden van de D66-fractie vragen of dit wetsvoorstel alleen de mogelijkheid biedt aan de minister van Financiën om kerninstallaties uit te sluiten van de werking van het Verdrag van Parijs, indien de Bestuurscommissie heeft besloten dat deze kerninstallaties uitgesloten mogen worden. Of mag de minister van Financiën ook andere kerninstallaties uitsluiten, zonder dat de Bestuurscommissie hierover een besluit heeft genomen?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om aan te geven op welke wijze de uitvoering van deze bevoegdheid procedureel vorm zal krijgen, en op welke wijze de Kamer daarbij tussentijds geïnformeerd wordt over dergelijke besluitvorming? Klopt het dat er sprake is van een vorm van delegatie?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten hoe andere verdragsstaten omgaan met het uitsluiten van kerninstallaties van de werking van het Verdrag van Parijs. Een te ruime toepassing van uitsluitingsmogelijkheden biedt de mogelijkheid om ten behoeve van het vestigingsklimaat ruime staatsgaranties te verlenen, waardoor een «race to the bottom» zou kunnen ontstaan voor de private aansprakelijkheid. De leden van de D66-fractie achten dit onwenselijk. Kan de regering dit risico uitsluiten?

De leden van de D66-fractie vragen de regering nader toe te lichten welke kerninstallaties in aanmerking komen voor uitsluiting van de toepassing van het Verdrag van Parijs op grond van het voorliggende wetsvoorstel. Kan de regering voorbeelden noemen van kerninstallaties waarop dit wetsvoorstel van toepassing is? De aan het woord zijnde leden vragen of ook bestaande kerninstallaties die nu onder de werking van de Wako vallen, op grond van dit wetsvoorstel kunnen worden uitgesloten. Zo ja, kan de regering toelichten welke installaties dit zijn? Kan de regering kwantitatief onderbouwen wat de financiële gevolgen zijn voor de betrokken onderneming, en hoe eventueel voordeel als gevolg van deze mogelijkheid zich zou verhouden tot de wettelijke kaders voor staatssteun?

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering er in het nader rapport rekening mee houdt dat de Bestuurscommissie in de toekomst nog meer besluiten kan nemen. Deze leden vragen of de regering signalen heeft dat de Bestuurscommissie voornemens is dergelijke besluiten te willen nemen. Hoe vaak komt de Bestuurscommissie bijeen, hoe verloopt daar de besluitvorming, en hoe is Nederland in deze commissie vertegenwoordigd?

Artikelsgewijs

De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel 5a (tweede lid) wordt bepaald dat de Minister van Financiën de mogelijkheid krijgt alsnog een maximumbedrag vast te stellen voor het verkrijgen van financiële zekerheid. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat deze mogelijkheid er is. Hoe wordt de hoogte van de risicoaansprakelijkheid of schuldaansprakelijkheid bepaald? Welke elementen worden bij het bepalen van de hoogte allemaal meegenomen? Hoe wordt omgegaan met «onvoorziene» kosten en risico’s?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck

Naar boven