Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2015
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2014 van het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de plusregio’s,
heb ik toegezegd uw Kamer na zes maanden te zullen informeren over de voortgang in
de regio’s Amsterdam en Rotterdam–Den Haag om te komen tot een openbaar lichaam dat
uitsluitend is belast met verkeer- en vervoertaken, zoals bepleit door uw Kamer. Ik
heb de betrokken regio’s aan het begin van dit jaar per brief gewezen op de uitkomsten
van de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Conform mijn toezegging
bericht ik uw Kamer thans over de stand van zaken.
De stand van zaken in de regio Amsterdam
In de regio Amsterdam is op 22 januari jongstleden een convenant ondertekend door
de betrokken partijen: de Stadsregio Amsterdam namens de 16 betrokken Noord-Hollandse
gemeenten, de provincie Noord-Holland, de provincie Flevoland en de gemeenten Almere
en Lelystad. Deze partijen hebben in dit convenant vastgelegd dat zij tijdens de convenantperiode
van twee jaar (de jaren 2015 en 2016) de huidige bevoegdheden en budgetten, in het
bijzonder voor de huidige Openbaar Vervoer-concessies behouden. In deze twee jaar
intensiveren de partijen de kennisdeling op het gebied van vervoersplannen, concessies,
aanbestedingen etc., verkennen zij elkaars werkwijzen en besluitvormingstrajecten
en laten die waar mogelijk naar elkaar toegroeien. Op basis van een evaluatie vindt
in 2016 besluitvorming plaats in gemeenteraden en provinciale staten over een gemeenschappelijke
regeling. Tevens zal uiterlijk in 2016 besloten worden over het elders beleggen van
de samenwerking voor Ruimte en Wonen en Economie.
Hoe deze bovengenoemde besluitvorming ook zal uitpakken, per 1 januari 2017 zal er
één van de volgende twee situaties ontstaan: samenwerking voor Ruimte en Wonen en
Economie is elders belegd en er is een nieuwe gemeenschappelijke regeling verkeer-
en vervoer gesloten tussen de 16 betrokken Noord-Hollandse gemeenten, de provincie
Noord-Holland, de provincie Flevoland en de gemeenten Almere en Lelystad ofwel de samenwerking voor Ruimte en Wonen en Economie is elders belegd en de gemeenschappelijk
regeling van de samenwerkende 16 Noord-Hollandse gemeenten heeft zich beperkt tot
enkel verkeer- en vervoer, waarbij (op convenantbasis) wordt samengewerkt met de provincies
Noord-Holland, Flevoland en de gemeenten Almere en Lelystad.
Beide van deze scenario’s voldoen aan de wens van uw Kamer om te komen tot een aparte
samenwerkingsregeling voor de verkeer- en vervoertaken en een betekenisvolle rol van
de betrokken provincie daarbij.
De stand van zaken in de regio Rotterdam–Den Haag
Bij de behandeling van het wetsvoorstel afschaffing plusregio’s in uw Kamer heb ik
de wenselijkheid van samenwerking tussen de provincie en de gemeenten benadrukt. De
betekenisvolle invulling daarvan is in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid
van de provincie en de gemeenten. Daarbij heb ik ook uitgesproken dat ik het van belang
acht dat zij, vergelijkbaar met het convenant dat is gesloten in Noord-Holland tussen
provincie en stadsregio, op korte termijn vastleggen hoe tot deze invulling wordt
gekomen.
Het nieuwe college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland is kortgeleden
aangetreden, op 27 mei jongstleden. Sindsdien voeren de vertegenwoordigers van de
23 gemeenten van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam–Den Haag
(MRDH) met het nieuwe college van gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning
van de provincie Zuid-Holland gesprekken over de samenwerking. Ik heb de betrokken
partijen laten weten dit najaar inzicht te verwachten in de onderlinge afspraken,
waarmee een uitkomst wordt gerealiseerd in lijn met eerdergenoemde wens van uw Kamer.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk