33 659 Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s

Nr. 16 AMENDEMENT VAN HET LID SEGERS

Ontvangen 1 juli 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel X worden na onderdeel E twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt de volgende volzin toegevoegd: De concessiehouder vraagt tevens advies over de door hem voorgenomen substantiële wijzigingen van de dienstregeling.

2. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. De concessiehouder aan wie een concessie is verleend door een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, tweede lid, vraagt overeenkomstig het eerste tot en met zesde lid advies aan de colleges van burgemeester en wethouders van de in het gebied van de concessie gelegen gemeenten.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt «vraagt in afwijking van het eerste lid die concessieverlener advies aan de in dat lid bedoelde consumentenorganisaties» vervangen door: vraagt in afwijking van het eerste en zevende lid die concessieverlener advies aan de in die leden bedoelde consumentenorganisaties onderscheidenlijk colleges van burgemeester en wethouders.

Eb

In artikel 44 wordt onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Voordat de concessieverlener, bedoeld in artikel 20, tweede lid, het programma van eisen vaststelt, vraagt deze overeenkomstig artikel 27, tweede tot en met vierde lid, ter zake advies aan de colleges van burgemeester en wethouders van de in het gebied van de concessie gelegen gemeenten. Bij de verlening van de desbetreffende concessie is artikel 27 niet van toepassing.

Toelichting

Met het wetsvoorstel om de plusregio’s af te schaffen rond de steden Arnhem-Nijmegen, Enschede en Eindhoven wordt de provincie verantwoordelijk voor de concessies voor openbaar vervoer. Hiermee worden provincies verantwoordelijk voor het beheer van openbaar vervoerconcessies in alle grote steden in Nederland, met uitzondering van de steden in de nieuw op te richten vervoerregio’s.

Tegelijkertijd zijn het juist de steden die binnen de provincies kampen met de grootste bereikbaarheidsproblemen. De grootste groeikansen voor het regionale OV liggen ook in deze stedelijke gebieden. In gemeenten is bovendien veel kennis aanwezig over het gewenste lokale OV-aanbod en de beoordeling van de kwaliteit van het openbaar vervoer. Ten slotte zijn gemeenten opdrachtgever van het WMO-vervoer, het leerlingenvervoer en het collectief vraagafhankelijke vervoer. Door een goede integratie met het reguliere openbaar vervoer zijn veel synergievoordelen te behalen.

Hierbij past een blijvende actieve rol van met name de grote steden bij de OV-concessies. Provincies kunnen dit doen door het delegeren van een deel van hun bevoegdheden zoals door de provincie Flevoland is gedaan. Dit is echter een vergaand instrument wat vanuit de gewenste schaalgrootte voor concessiebeheer niet altijd wenselijk is. Een andere mogelijkheid is het versterken van de rol van de gemeenten van onderop middels een wettelijk adviesrecht.

Dit amendement regelt daarom allereerst dat naast consumentenorganisaties ook de gemeenten die het betreffen, dat wil zeggen de gemeenten van het grondgebied waarop de concessie van invloed is, adviesrecht krijgen op het programma van eisen van de provincie voor concessies voor regionaal openbaar vervoer.

Ook wordt met dit amendement geregeld dat naast consumentenorganisaties ook gemeenten binnen een regionaal concessiegebied jaarlijks advies kunnen uitbrengen over dienstregeling, tarieven en overige in de concessie geregelde onderwerpen.

Ten derde wordt geregeld dat consumentenorganisaties en gemeenten ook advies kunnen uitbrengen over tussentijdse substantiële wijzigingen van de dienstregeling. Momenteel wordt hiervoor vaak wel advies gevraagd aan consumentenorganisaties, maar dit is niet formeel geregeld. Bij AMvB kunnen conform artikel 31, derde lid, die met dit amendement ongewijzigd blijft, nadere regels worden gesteld over wat moet worden verstaan onder substantiële wijzigingen van de dienstregeling. Hierbij moet worden gedacht aan het schrappen of toevoegen van lijnen, het vervallen van aansluitingen of het aanpassen van frequenties, maar niet wijzigingen die slechts gaat om kleine wijzigingen in vertrektijden. Kleine wijzigingen kunnen hierdoor ook na deze aanpassing snel worden doorgevoerd.

Segers

Naar boven