33 628 Forensische zorg

Nr. 80 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2021

In mijn voortgangsbrief forensische zorg van 24 juni 2020 kondigde ik een onderzoek aan naar de mogelijkheid van «preventieve detentie» voor de doelgroep daders (van een ernstig gewelds-, zeden- of terroristisch misdrijf), die wegens het ontbreken van een (vastgestelde) stoornis niet in aanmerking komen voor oplegging van een tbs-maatregel, maar wel een gevaar vormen voor de samenleving.1 Wanneer er bij daders een stoornis is vastgesteld kan er aan hen tbs worden opgelegd zolang er sprake is van een hoge gevaarzetting. De tbs-maatregel beschermt de samenleving door de tbs-gestelde zo lang als nodig te behandelen. Dit kan niet worden opgelegd aan gedetineerden bij wie een dergelijke stoornis niet is vastgesteld. Maar ook bij gedetineerden waarbij geen stoornis is vastgesteld kan wel degelijk sprake zijn van een verhoogde gevaarzetting bij beëindiging van de gevangenisstraf. Het is de vraag of dat gevaarscriterium aanleiding zou kunnen zijn om een maatregel van preventieve detentie te kunnen opleggen ter bescherming van de samenleving. Ik heb ABDTOPConsult gevraagd dit te onderzoeken en daarbij de inbreng van experts uit de wetenschap en de praktijk te betrekken. Bij deze bied ik u de uitkomsten van dit onderzoek aan: Zicht op stoornis én gevaar. Aanvulling of herziening van het preventieve sanctiestelsel 2. Hieronder beschrijf ik kort de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van ABDTOPConsult, en schets ik de vervolgstappen die ik neem.

Zicht op stoornis en gevaar

ABDTOPConsult concludeert op basis van de verkenning dat preventieve detentie een ingrijpende maatregel is die niet alleen vraagt om een doordenking in termen van doeltreffendheid en uitvoerbaarheid, maar die afhankelijk van de gekozen invulling ook kan raken aan een aantal fundamentele uitgangspunten en principes die ten grondslag liggen aan ons rechtssysteem en het preventieve deel van het sanctiestelsel. Dit vraagt om een grondige doordenking en voorbereiding van een besluit, die in het bestek van de door ABDTOPConsult uitgevoerde verkenning niet volledig heeft kunnen plaatsvinden.

De omvang van de doelgroep van delinquenten die een zeer ernstig strafbaar feit hebben gepleegd en waarbij niet direct sprake is van een stoornis, lijkt beperkt. Voor een goed onderbouwde raming waren de data binnen het tijdsbestek van dit onderzoek echter onvoldoende beschikbaar. ABDTOPConsult beveelt aan een onderzoek te starten naar de kwantitatieve en kwalitatieve kenmerken van de doelgroep.

De problematiek vraagt om een voortvarende vervolgaanpak, aldus ABDTOPConsult. Het rapport presenteert allereerst de volgende optie:

  • Een optimalisatie-optie die uitgaat van een verbetering binnen het huidige stelsel, waarbij de nadruk ligt op monitoring van recent ingezette maatregelen op het gebied van risico-taxatie en verdere verbetering van de werking van instrumenten;

De verkenning van ABDTOPConsult benadrukt dat in de komende tijd de effecten van recent ingevoerde maatregelen rondom gevaarlijke delinquenten zichtbaar zullen worden, onder meer de Wet langdurig toezicht die het mogelijk maakt om tbs’ers, zeden- en zware geweldsdelinquenten zo lang als nodig is onder toezicht te houden en onder persoonsgerichte voorwaarden te laten terugkeren in de maatschappij, en de verruiming van de mogelijkheid om medische informatie te delen om een stoornis te kunnen vaststellen.

De effecten van deze maatregelen vormen een belangrijke basis voor beantwoording van de vraag of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. De onderzoekers adviseren om, alvorens een besluit te nemen over vervolgstappen, de effecten te onderzoeken van de recent getroffen maatregelen.

ABDTOPConsult beveelt verder onder andere aan om te onderzoeken hoe een coherent stelsel van gevaarcriteria voor deze doelgroep ontwikkeld kan worden en daarbij onderzoek te betrekken naar de buitenlandse vormen van preventieve detentie zonder stoornisvereiste. Ook de doorontwikkeling van risicotaxatie en de prognose van de kans op recidive voor deze doelgroep behoeft nader onderzoek.

Afhankelijk van wat dit nadere onderzoek oplevert als antwoord op de vraag of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, ziet ABDTOPConsult twee mogelijke vervolgopties:

  • Preventieve detentie als zelfstandige incrementele maatregel binnen het huidige stelsel en

  • Preventieve detentie als onderdeel van de ontwikkeling van een bredere vernieuwing van het preventieve deel van het sanctiestelsel.

Vervolgstappen

Het rapport van ABDTOPConsult maakt duidelijk dat het nog te vroeg is om conclusies te trekken over de wenselijkheid en mogelijkheid van preventieve detentie als maatregel. Tegelijkertijd biedt het inzicht in de belangrijkste bouwstenen die moeten worden meegewogen én geeft het concrete aanbevelingen voor verder onderzoek om een aantal hiaten in de beschikbare kennis weg te nemen zodat te zijner tijd een goed onderbouwd besluit kan worden genomen.

Ik heb opdracht gegeven om onderzoek te starten naar drie deelthema’s die van belang zijn voor verdere besluitvorming over mogelijkheid en noodzaak van een maatregel tot preventieve detentie.

Allereerst laat ik de potentiële doelgroep kwantitatief en kwalitatief in beeld brengen zodat duidelijk wordt voor welke groepen daders een maatregel van preventie detentie soelaas kan bieden. Ik denk daarbij vooralsnog aan drie groepen: extremisten/terroristen, «verharde» criminelen en «calculerende» criminelen.

In de tweede plaats laat ik onderzoek doen naar de praktische invulling van het gevaarscriterium. Hoe kan, met gebruikmaking van risicotaxatie-instrumenten, voor deze doelgroep tot een zinvolle en betrouwbare beoordeling van het gevaar worden gekomen dat bruikbaar is voor een rechter die daarover moet beslissen?

Ten derde laat ik onderzoeken waaruit een effectieve behandeling van het vastgestelde gevaar bij deze doelgroep (danwel de te onderscheiden subdoelgroepen) zou moeten bestaan.

Door nu deze onderzoeken naar doelgroep, gevaarscriterium en behandeling te starten, zijn de resultaten daarvan beschikbaar wanneer ook de evaluaties van eerder ingevoerde maatregelen (waaronder de Wet langdurig toezicht) die beogen het gevaar van deze doelgroep gevaarlijke delinquenten af te wenden in 2023 gereed zijn. De uitkomsten kunnen dan samengenomen worden in een nieuwe afweging van nut en noodzaak van een maatregel van preventieve detentie.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 33 628, nr. 76.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven